De Willem de Zwijgerkerk als huisgemeente

‘Het is zondagmorgen, gij komt uit uw huis en gij gaat door de stille uitgestorven straten. Ge ziet al die deuren en ramen en hun geslotenheid. Men kan kilometers afkijken en er komt geen schepsel uit. Er zijn heel wat tekenen van de kerk, de klokken luiden over de stad, maar die deuren blijven dicht…’[1]

Het ietwat pregnante taalgebruik daargelaten, is het een scene die anno 2022 in Amsterdam griezelig actueel aandoet. Hoezeer we ons als Protestantse Kerk de afgelopen jaren geoefend hebben in openheid naar de stad en haar bewoners – denk aan de instelling van een wisselend stadspredikantschap, initiatieven als Preek van de Leek en pioniersplekken die zich richten op uiteenlopende doelgroepen – die inmiddels 900.000 stadsbewoners weten ons maar mondjesmaat te vinden. Met uitzondering van het stadsdeel Zuidoost, thuisbasis van een groeiend aantal internationale kerken, loopt de kerkelijke betrokkenheid overal in de stad terug. Bijna al onze wijkgemeenten worstelen met het vinden van bestuurlijk kader en vrijwilligers om het kerkelijke leven vorm te geven en een gestage afname van kerkelijke bijdragen. Klaarblijkelijk is voor nieuwe generaties wekelijks kerkbezoek geen must en geld doneren aan kerk en diaconie alles behalve vanzelfsprekend. Hoe komt dat toch, en wat kunnen we er als kerk aan doen?

            Opvallend genoeg worden de dichte ramen en deuren, de uitgestorven straten in Miskotte’s preek niet gevolgd door een diepgravende analyse van de tijdgeest, die verklaart hoe het toch zo ver heeft kunnen komen (en waar vandaag menig socioloog of godsdienstwetenschapper zijn/haar vingers bij af zou likken). Niets van dat alles. Voor Miskotte is het volslagen gebrek aan enthousiasme ten aanzien van kerkelijke betrokkenheid aanleiding om de gemeente zelf een spiegel voor te houden. Terwijl het nog maar de vraag is of de stadsbewoners die de kerk links laten liggen en ook daadwerkelijk niets van God moeten hebben, is het in zijn ogen het kerkvolk dat afkerig is van God. Vandaar de indringende oproep om ons tot God te keren, steeds opnieuw.

Omkeer

In mijn woorden: als de verandering, de transformatie van de staat van de kerk ergens begint, dan wel in ons eigen hart, in het hart van de gemeente. Die zal zich steeds opnieuw tot God moeten wenden. Tot God die haar allang toegenegen is. Als ik Miskotte’s intentie goed begrijp ligt in die omkering tot God de sleutel tot vernieuwing, tot kerkzijn met een open blik naar de wereld, naar de stad als het terrein waar God zich van meet af aan al toe verhoudt. Een oproep die mij bijna 80 jaar later als verrassend actueel in de oren klinkt, en die ik als predikant-scriba van de Protestantse Kerk van Amsterdam graag ter harte neem. Hoe graag we het ook zouden willen – identificeren wat het probleem is en er vervolgens een oplossing voor vinden – er is geen quick fix en ieder antwoord dat voorbijgaat aan grondige introspectie slaat de plank bij voorbaat mis.

Transitie

Het is zaterdagmiddag. We bevinden ons in de kerkzaal van de Willem de Zwijgerkerk, waar Miskotte geregeld de kansel beklom en bijeenkomsten hield voor buitenkerkelijk geïnteresseerden. Het publiek bestaat voornamelijk uit twintigers met hun ouders. Voor de avondmaalstafel staan twee studenten ietwat onwennig tegenover elkaar. Eentje houdt een lange sabel in de hand en laat die rusten op de schouder van de ander, die zegt: ‘Ik beloof mij te houden aan de communautaire regels van mijn huis. Me in te zetten voor het welzijn van mijn medebewoners. En actief deel te nemen aan het werk van Ruimzicht.’

            Met een slag van de sabel op beide schouders is de inauguratie van de allereerste bewoners van De Pastorie – het nieuwe studentenconvivium van Stichting Ruimzicht in de pastorie van de Willem de Zwijgerkerk– een feit. Een belangrijke stap onderweg naar een grondige transformatie van het gebouw en de kerkelijke gemeente, die er haar thuisbasis heeft.

            De eerlijke constatering van haar kwetsbare positie, gecombineerd met de waardering van het kerkgebouw als ontmoetingsplaats en verwijzing naar christelijke presentie in de stad, bewoog de kerkelijke gemeente tot intensieve samenwerking met de Protestantse Diaconie, Stichting Ruimzicht en maatschappelijke en culturele partijen. Waardoor een deel van het gebouw beschikbaar blijft voor vieringen van de gemeente (thans een ‘huisgemeente’ onder de algemene kerkenraad), en er tegelijk ruimte gemaakt wordt voor andere culturele en maatschappelijke bestemmingen. Inmiddels zijn de meeste bezoekers van het gebouw geen kerklid, maar onderdeel van een muziek- of toneelgezelschap (dat er wekelijks repeteert), leerling van een van de middelbare school uit de buurt (die de kerkzaal huurt voor tentamens), vaste bezoeker van de diaconale koffieochtenden, of bewoner van het convivium.

            Of een dergelijke transformatie van traditionele wijkkerk naar een gastvrij huis voor de wijk de goedkeuring van Miskotte zou kunnen dragen? Ik durf er als leek geen boude uitspraak over te doen. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat een dergelijke nieuwe bestemming en wijs gebruik van dit kerkgebouw op z’n best een eigentijdse contextualisering is van Miskotte’s wens, me uit mijn studententijd is bijgebleven: om de ramen – en vooruit waarom ook niet de deuren – van de kerk vooral open te gooien.

Rosalie Israël

Ds. R. Israël is predikant-scriba bij de Protestantse Gemeente Amsterdam

[1]                 Miskotte bij de bevestiging van Jan Buskes als missionair predikant voor buitenkerkelijke geïnteresseerden, zondag 12 september 1943

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 10. 15 oktober 2022