De wereldwijde binnenkamer – afzondering als kans

logoIdW

Velen binnen en buiten de kerk tilden zwaar aan de verplichte afzondering ten gevolge van de Coronacrisis. De gebeurtenissen werden geduid als de verstoring van een gelukkig samenzijn door een lockdown, die mensen terugwierp op zichzelf. Deze impasse moest zo spoedig mogelijk worden hersteld door een nieuw, Coronabestendig gemeenschapsleven.

De afzondering tijdens de lockdown kwam gevaarlijk dicht bij het verlies van zin. Door te spreken van een ‘intelligente lockdown’ wist de overheid met succes de hoop op een ‘nieuw normaal’ levend te houden.

In het nu volgende wil ik het duidingsschema ‘gelukkig samenzijn – benauwend isolement – gemankeerd samenzijn’ vergelijken met een ander schema. Dit andere schema vertoont overeenkomsten met het eerste, maar verschilt doordat het afzondering en verlies van zin niet met elkaar laat samenvallen. Afzondering biedt in het tweede schema juist de mogelijkheid tot het verwerven van zin, doordat in de afzondering contact wordt gemaakt met God ‘die in het verborgene is’.

Scheef wonen

Ik ontleen mijn schema aan twee bijbelteksten. Ze vielen mij op door hun tegengestelde strekking en door het feit dat ze beide voorafgaan aan een beschrijving van de uitstorting van de Heilige Geest. De eerste tekst, Joël 2:12-17, roept op tot een algehele mobilisatie en verbiedt mensen zich af te zonderen. De tweede tekst, Handelingen 1: 12-14, beschrijft juist met instemming hoe een groep mensen zich in een bovenzaal afzondert. De laatste tekst herinnert aan Jezus’ opmerking over het bidden in de binnenkamer (Mt 6:6), een advies (of een gebod?) dat we doorgaans kunnen waarderen als een oproep tot een intelligente lockdown (‘even tot jezelf te komen’), maar dat we duchten als een spiritueel principe.

Het schema dat de bijbelteksten voor ons uittekenen is dat van een problematisch persoonlijk en maatschappelijk leven, een ‘scheef’ wonen in het beloofde land, dat wordt opgevolgd door een dramatisch appèl om huis en haard te verlaten. De volgende fase is een hergroepering en afzondering onder invloed van de Messias, een hernieuwd wonen, dat leidt tot een beweging waarin allen die door het appèl hun oude leven hebben achtergelaten in de nieuwe groep worden opgenomen. De initiatiefnemer van deze beweging is de Heilige Geest.

In dit tweede schema, dat ik straks zal uitwerken, valt op dat de aanvangssituatie geen ‘gelukkig gemeenschapsleven’ is. De crisis die erop volgt, krijgt daardoor ook niet het label ‘isolement’ en de oplossing is niet een ‘nieuw normaal’. Bij Joël en ook in Handelingen gaat het om de vraag van het goede wonen in het beloofde land. Voor dat wonen zijn zowel sociaal-maatschappelijke als godsdienstig-persoonlijke betrekkingen van belang. Niet afzondering leidt tot het verlies van zin, alsof deelname aan de gemeenschap automatisch levensvervulling betekent, maar ontrouw in de betrekkingen die ervoor zorgen dat men ‘woont’. Vandaar dat de crisis bij Joël leidt tot een appèl, een ‘ethisch-religieus reveil’, en niet tot een klagerig ondergane afzondering. Alle betrekkingen moeten opnieuw worden aangegaan. Wie weet vergunt God het de mensen om zich opnieuw te vestigen, met alle persoonlijke en maatschappelijke verbanden vandien.

Mobilisatie en concentratie

We bekijken het bijbelse crisisschema van nabij. Joël spreekt naar aanleiding van een samenloop van rampen. Er heeft een sprinkhanenplaag plaatsgevonden en er is een tekort aan water en voedsel. Dit heeft de mensen er niet toe gebracht om de bakens te verzetten. Daarom doet God dat bij monde van Joël. Joël laat de ramshoorn blazen en roept het volk bijeen. ‘Verzamel je, haal de ouderen bijeen, verzamel de kinderen en ook de zuigelingen’.

De verklaring voor dit mobilisatiebevel is, dat de rampen niet op zichzelf staan. Ze zijn, zoals vaak in de Bijbel, symptoom van een fundamenteler probleem. Ik noemde het: het scheve wonen. Daarom verwacht Joël dat de ellende nog zal toenemen. De HEER zal komen en de wereld in haar huidige, scheve vorm vernietigen. Zijn prediking moet het scheve wonen opheffen. ‘De bruidegom trede uit zijn binnenkamer en de bruid uit haar bruidsvertrek; laten de priesters, de dienaars van de HEER, wenen tussen de voorhal en het altaar.’ (2:16v) Beoogd is een omkeer naar God. ‘Keert terug tot Mij met heel jullie hart en met vasten, wenen en weeklacht’ (2:12).

Als we Handelingen 1 lezen na Joël 2 valt de tegengestelde boodschap op. In Handelingen 1 is God bereikbaar geworden. De leerlingen trekken zich terug in een bovenzaal. Daar, in het verborgene, is Hij te vinden en vormt Hij de ruggengraat van mannen en vrouwen die zich voor zijn aangezicht verenigen tot een eensgezinde, biddende groep.

De afzondering van de leerlingen in de binnenkamer is te verklaren uit de hemelvaart van Jezus en alles wat daaraan voorafging. Jezus begon als een gemobiliseerde. Zijn Joël was Johannes de Doper. Johannes riep mensen naar de woestijn en ontdeed hen door zijn doop van rang en stand. Jezus nam Johannes’ mobilisatiebevel zo serieus, dat Hij elke ‘woonvorm’ verliet die Hem voor God een plaats hadden moeten bieden: familie, baan, vaderstad, religieuze gemeenschap, zijn rechtschapenheid enzovoort – ‘Hij had geen plaats om zijn hoofd neer te leggen’. Hij leefde als een zondaar, omdat Hij niet zichzelf wilde redden, maar het fundamentele probleem wilde oplossen, dat de mensen scheef wonen en aan God en elkaar voorbij leven. Jezus’ mobilisatie loopt uit op zijn offer. Daarin vindt Hij God terug of God Hem. Op zijn offer volgt zijn opstanding in heerlijkheid, in de sfeer van God. Die heerlijkheid wordt in het Nieuwe Testament niet toevallig verbeeld als een nieuwe leefruimte waarin andere gemobiliseerden het leven weer kunnen oppakken.(1)

De mensen die in die bovenzaal aan het bidden zijn, zijn deze gemobiliseerden. Ze hebben een nieuwe richting ontvangen. Ze concentreren zich in de binnenkamer. Ze volgen daarmee Jezus’ gebod over het bidden en krijgen tegelijk deel aan het wonen in het beloofde land.

Wereldwijde binnenkamer

Wat in Handelingen 1 nog ontbreekt, is Gods antwoord op hun gebed. De hemel waarheen de biddenden zich richten is aanvankelijk een punt in de verte. De binnenkamer is slechts metafoor van Gods heerlijkheid, net zoals de twaalf discipelen enkel nog Gods volk zijn in zakformaat. Met Pinksteren krijgt de concentratie in de binnenkamer actualiteit. Gods heerlijkheid wordt zintuiglijk waarneembaar en de muren van de bovenzaal wijken tot ze samenvallen met de einden der aarde. Lucas beschrijft hoe het geluid van een hevige wind ‘heel het huis waar zij zaten’ vervulde en hoe vuur werd gezien dat zich verdeelde over de hoofden van de aanwezigen. Daarna begon iedereen in andere talen te spreken. Dat gebeurt allemaal in het huis. Daarna, zonder dat vermeld wordt dat de discipelen het huis verlaten, stroomt een menigte uit alle volken samen en hoort hen ‘met verbazing spreken, ieder in zijn eigen taal’. Met Pinksteren verwijdt zich de binnenkamer. Het contact met de hemel en met God vindt een maatschappelijke en universele uitdrukkingswijze.

                                                                       *  *

                                                                         *

Bij alle zorgen over de ziekte en de eenzaamheid die het Coronavirus veroorzaakt, is het goed om na te gaan hoe valide het schema is waarmee de Coronacrisis wordt geduid. Is het werkelijk zo dat we een gelukkige gemeenschap vormden, dat de afzondering onze grootste vijand is en dat de problemen voorbij zijn als we weer economisch en erotisch tegen elkaar kunnen aankruipen? In de Bijbel draait het om wonen, om waarachtige betrekkingen naar binnen en naar buiten, waarin ook een moment van afzondering ligt. Ik zou wensen dat wij van de kerk dát wonen bewuster zouden najagen.

Udo Doedens

(1) Vgl. He 6:19 en 9:12, Mt 25:10, Joh 14:2, Ef 2:6.19

(In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 7. 4 juli 2020)