De tekst mag het zeggen
Karel A. Deurloo (1936-2019) – ter gedachtenis
‘Hebben de woorden van de bijbel écht niets meer te zeggen of krijgen ze de kans niet? Het zou kunnen zijn dat de bijbelse kernwoorden zó overwoekerd zijn door onze christendommelijke aanpassingstechniek, dat het de moeite waard blijkt nog eens opnieuw te luisteren.’
Met die woorden opende in 1967 een van de boeken bij de IKON-serie ‘Dichter bij…’ die Karel Deurloo samen met Nico Bouhuijs had opgezet. Ze waren programmatisch voor een theologische vernieuwingsbeweging waarvan de invloed in Nederland niet te onderschatten is. In vele domineesboekenkasten, en zeker in de boekenkasten van de IdW-lezers, zijn de honderdduizend exemplaren die Deurloo van zijn boeken al met al verkocht te vinden – maar ook op Duitse, Engelse, Tsjechische en Hongaarse boekenplanken.
‘De tekst mag het zeggen’ was het motto van Deurloo, die op 1 juni jl. overleed, want ‘de teksten van de Bijbel willen gehoord worden’. Geïnspireerd door Miskotte en Breukelman was Deurloo niet alleen zelf de creatieve geest achter zovele exegetische studies over zovele bijbelboeken, maar ook degene die deze manier van lezen in heel Nederland over het voetlicht wist te brengen. Die zogenaamde ‘Amsterdamse school’ kreeg door de televisieoptredens, boeken, lezingen en studiedagen in Deurloo landelijk een gezicht. Een vriendelijk gezicht, waarmee hij geduldig uitlegde wat de functie was van bijbelse motiefwoorden als ‘hemel’, ‘aarde’, ‘hart’, ‘ziel’, en van de grote narratieve thema’s van Tenach zoals uittocht en exil, of schepping en verbond.
Vanuit de historisch-kritische bijbelwetenschap kreeg Deurloo soms het predicaat ‘onwetenschappelijk’ opgeprikt, omdat hij zich te weinig rekenschap zou geven van de ontstaansgeschiedenis van de teksten en de historische context van de verschillende bijbelboeken. Het wordt echter steeds duidelijker, dat Deurloo zijn tijd juist vooruit was: inmiddels zijn ‘synchrone’ benaderingen als narratieve en retorische analyse van teksten ook in de bijbelwetenschap geaccepteerde onderzoeksmethoden.
Rugzak
Na zijn promotie in 1967 (over het verhaal van Kaïn en Abel), een periode als jeugdpredikant in Eindhoven en als studentenpredikant in Amsterdam, volgde Deurloo in 1975 M.A. Beek op als hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit van Amsterdam. Hij beperkte zich niet tot de strikt filologische en narratieve analyse van Tenach, maar wist de uitleg van Tenach te betrekken op de theologie en de kerk. Wat betekenen ‘schepping’, ‘verzoening’, ‘verbond’ of ‘zonde’ vanuit oudtestamentisch perspectief, en levert dat niet broodnodige correcties op voor het spreken van de kerk?
Niet verwonderlijk dat de Nederlandse Hervormde Kerk in 1996 een beroep op hem deed: of hij Rochus Zuurmond wilde opvolgen als kerkelijk hoogleraar Bijbelse Theologie aan de UvA. Dat deed hij. In beide functies heeft Karel Deurloo ontzaglijk veel predikanten een rugzak vol bijbeluitleg meegegeven waarmee zij op de kansel uit de voeten konden.
Na zijn emeritaat in 2001 ging hij door als bijzonder hoogleraar Bijbelse Theologie aan de VU. Het toont zijn gedrevenheid. Hij voelde ook aan, dat er in de kerk een andere wind begon te waaien: de christendommelijkheid die Deurloo van de teksten had afgeblazen, keerde terug juist naarmate Nederland meer seculariseerde. Het moest meer gaan om persoonlijk geloof, minder om de teksten, en de kerk moest meer aansluiten bij de belevingswereld van mensen in plaats van de mensen iets nieuws bij te brengen.
De Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 was er een voorbeeld van en had in Deurloo dan ook een grondige criticus. Alles wat in de decennia daarvoor, in het voetspoor van Breukelman, met zoveel plezier en vrucht was herontdekt, werd in die vertaling teniet gedaan. Ik herinner me hoe Deurloos eigen NBV-exemplaar was volgeschreven met potloodaantekeningen over ‘wat zo écht niet kon’. Ik denk dat niemand in Nederland de NBV zó grondig heeft bestudeerd als Deurloo zelf. Het resultaat valt terug te lezen in de boeken Het luistert nauw en Niet zo. Maar zo die hij samen met Nico ter Linden schreef.
Samenwerken
Samenwerken was sowieso zijn tweede natuur: van de Amsterdamse Cahiers tot aan zijn serie Kleine Bijbelse Theologie, hij wilde het altijd met anderen samen doen. Als docent wilde hij ook niets liever dan dat je méé zou doen: ‘Toe maar, doe maar, lees maar’, leek hij vaak te zeggen. Hij stimuleerde zijn studenten om vooral onbevreesd zélf de teksten van de Bijbel te gaan lezen.
In geconcentreerde vorm heeft Deurloo in zijn boek Exodus en Exil (2003) nog eens zijn hele visie op Tenach (en Evangelie!) neergepend: een pareltje dat eigenlijk nog ontdekt moet worden, met hoofdstukken als bouillonblokjes, waar we, zoals in de gedachtenisdienst op 7 juni jl. werd gezegd, ‘nog járen soep van kunnen koken’:
‘Je bent uitgeleid uit de slavernij door je exodus uit het doodsland Egypte. Dat is het eerste dat van Godswege in de Tora wordt gezegd. In de Profeten klinkt het tweede, daaraan gelijk: je hebt barmhartigheid ervaren in je ommekeer uit het exil in Babel, waar je door de verbreking van je relatie met JHWH terecht was gekomen.’
In de epiloog zegt hij het ook nog een keer dogmatisch:
‘Dit verbond is de vooronderstelling van de verzoening. (…) Verzoening is herstel van het verbroken verbond.’
Zichrono levracha.
Mirjam Elbers
In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 7. 29 juni 2019