De stoet der pelgrims schrijdt voort

logoIdW

 

achter Nico ter Linden aan

‘Door de nacht van strijd en zorgen schrijdt de stoet der pelgrims voort,’ citeert Nico ter Linden in zijn bijbelse vertellingen een oud protestants lied. Dit citaat komen we onder meer tegen in zijn verhaal over de dood van aartsvader Abraham. Nu overleed op 28 januari 2018 op de leeftijd van 81 ook Nico ter Linden zelf. Graag herdenken wij hem als degene die ons als geen ander de verhalen van deze stoet der pelgrims binnen wist te leiden.

Hoewel Nico het naar eigen zeggen niet echt goed kon vinden met de apostel Paulus, schiet me nu juist een vergelijking met Paulus te binnen: zoals Paulus aan de voeten van Gamaliël zat, zat ook Nico als toehoorder en bijzonder creatieve discipel aan de voeten van de Thora en de profeten – en vooral aan die van hun ingewijde exegeten, zoals Frans Breukelman of Karel Deurloo. Dankzij hen bracht hij de krachtigste verhalen over vrijheid, hoop en menselijke waardigheid uit de Thora en de profeten, en later ook uit de evangeliën naar buiten. En over de Heer, de God van Israël, die de begrippen vrijheid, hoop en menselijke waardigheid te midden van de menselijke geschiedenis unieke en concrete contouren geeft.

‘De bijbeltekst zelf is mijn leraar’
antwoordde Nico telkens opnieuw als we hem vroegen naar de bronnen en uitgangspunten van zijn aansprekende vertellingen. Ondertussen was hij echter allesbehalve fundamentalistisch ingesteld. Hij had begrip voor volwassenen die vervreemd waren geraakt van de wereld van bijbelse verhalen, omdat ze in de kerk geen antwoord meer kregen op hun vragen en twijfel. Hij had veel begrip voor kinderen wier kinderlijke geloof onder de druk van het rationele denken van de adolescent als een kaartenhuis ineen begon te storten. Hij deinsde er niet voor terug hun vragen radicaal te beantwoorden – namelijk dat bijbelverhalen verhalen vol beelden zijn, en dat wanneer we proberen ze letterlijk op te vatten en uit te leggen, we in werkelijkheid aan die verhalen voorbijgaan, omdat we voorbijgaan aan de taal die ze spreken.

Daarbij had hij niet de behoefte om zijn lezers uit te leggen dat het allemaal ‘heel anders in elkaar zit’ dan in de bijbel geschreven staat. Geïnspireerd door de exegeten die na het decennialange ontbinden van bijbelteksten in priemfactoren weer hadden geleerd om de bijbel in haar geheel te lezen, heeft hij in zijn vertellingen vooral oog voor datgene wat de tekst samenhang verschaft – terugkerende motieven, resonanties, contrasten, tekst structurerende elementen en compositie. En dat alles weet hij te presenteren als een bijzonder verhaal. Want het verhaal – het verhaal ‘dat gaat’ – is immers het hoofdgenre van de bijbel. En als we leren naar verhalen te luisteren – en bijbelse vertellingen als verhaal door te geven – dan hebben we ontdekt en geven we door hoe het er in de wereld van de bijbel aan toe gaat. Zo ontstond in de loop der tijd zijn bekendste reeks van bijbelse hervertellingen, het zesdelige Het verhaal gaat… Ook zijn vertellingen voor grote kinderen, Koning op een ezel, Het land onder de regenboog en De profeet in de vis, hebben de vorm van een verhaal (en zelfs van een verhaal in een verhaal). Als verteller verschijnen hier de ‘auteurs’ van nieuw- en oudtestamentische teksten zelf ten tonele: evangelisten, priesters en profeten.

De manier waarop Ter Linden vooral narratieve bijbelpassages hervertelde, is voor ons in deze hoek van Europa op verschillende wijzen van belang. In de eerste plaats opende hij ons de ogen voor

Het Oude Testament als ‘heilige schrift’
In Nederland ging men het gesprek met het jodendom al aan in de jaren twintig en dertig. Miskottes dialoog met Martin Buber legde de grondslag voor het inzicht dat het zgn. Oude Testament (meer precies de Tenach – Thora + Profeten + Geschriften) de bijbel van de nieuwtestamentische getuigen is. Deze heeft voor hen het gezag van ‘heilige schriften’. We kunnen de Vader van Jezus Christus niet begrijpen, als we hem niet als de God van Israël beschouwen. Miskotte zette dit op unieke wijze uiteen in Edda en Thora, zijn scherpomlijnde polemiek met de vooroorlogse nazistische sympathieën van de christelijke theologie. Zelf bleef hij door zijn taalgebruik en de manier waarop hij de materie voorschotelde verstrikt in een wereld die niet eenvoudig toegankelijk is. Ter Linden slaagde erin deze enigszins ontoegankelijke schatkamer van specifiek taalgebruik te openen. Hij haalde oude en nieuwe schatten voor de dag en wist zo de interesse van lezers op te wekken. De Thora wordt door hem gepresenteerd als een boek van verhalen die de mens van vandaag kunnen aanspreken. In de beste zin van het woord droeg hij bij tot de popularisatie van het inzicht dat de Tenach en het jodendom tot de onmisbare uitrusting van de christen behoren.

Continuïteit
De ontdekking en het toegankelijk maken van het verhaal als genre dat (onwillekeurig, maar daardoor juist zeer effectief) continuïteit met zich meebrengt, is voor mensen in onze uithoek van de wereld van niet gering belang. De twintigste eeuw vormde een periode van discontinuïteit. Om de twintig jaar veranderden het regime, de levensprioriteiten, de geestelijke oriëntatie en de waarden die de moeite waard zijn om voor te strijden. Veel mensen raakten ontworteld, vervreemdden van de traditionele geestelijke grondslagen of werden er met geweld van losgerukt. Na de omwenteling van 1989 staken agressieve evangelisatiegroepen de kop op die het onmogelijke per direct, en wonderen binnen drie dagen beloofden. Daarvoor hoefde je alleen maar je hersens uit te schakelen, je twijfels de kop in te drukken en je over te geven aan de aangeboden spiritualiteit en haar prioriteiten.

Veel nieuwbakken gelovigen bleven na de eerste enthousiaste etappe met een hoop frustratie zitten. En toen waren er opeens de vertellingen van Ter Linden, die respect tonen voor de lezer die met vragen zit en gevoel voor de teleurstelling van kersverse gelovigen, en die geestelijke continuïteit bieden. Een levensverhaal dat zo vaak werd onderverdeeld in ‘ervoor’ en ‘erna’, kan in het verhaal van de God van Abraham, Isaac en Jakob een helende continuïteit vinden. Wie niet kan voortbouwen op het ‘geloof van zijn vaderen’ (die bijvoorbeeld hun hoop op ijdele dromen hadden gesteld en vervolgens alleen nog inzetten op pragmatisme of cynisme), kan met vertrouwen voortbouwen op de verhalen van de vaderen van het geloof.

Een klein verhaal te midden van de val van grote verhalen
De bijbelse vertellingen van Nico ter Linden begonnen weerklank te vinden in de tijd waarin het IJzeren Gordijn viel. De wereld die verdeeld was in degenen ‘voor de muur’ en degenen ‘achter de muur’ – en die dankzij deze van boven opgelegde verdeling ondanks alles in zekere mate ook begrijpelijk was – hield opeens op te bestaan. Samen met de val van die wereld kwamen ook grote ideologische verhalen ten val. Verhalen die door ons werden afgewezen of zelfs gehaat, maar die wel aanwezig waren. En die christenen tot op zekere hoogte een zinvol kader voor hun geloof boden. Sommigen verdedigden de vrijheid, anderen hoopten erop of plaveiden de weg voor de vrijheid. Waar moesten we ons nu echter op oriënteren, nu bleek dat de alles verklarende waarheden slechts tijdelijke ideologieën waren geweest?

Ter Lindens vertellingen over de aartsvaders, Mozes, de profeten, de psalmisten en evangelisten bieden in deze context een nieuw perspectief: dat wat ‘goddelijk’ is, waarin we geloven, waar we ons leven op bouwen, waar we ons voor moeten inzetten, hoeft niet per se het karakter van een ‘groot’, dat wil zeggen alles verklarend en allesomvattend verhaal te hebben. Integendeel. Het kan een onopvallend verhaal uit de periferie van grote rijken en grote concepten lijken, maar als je het binnenlaat, stel je vast dat dit is waar je op hebt gewacht. De Ware is niet de ‘Meest erkende’ of de ‘Meest almachtige’, maar de unieke God van één concreet verhaal. Desondanks kunnen we ons met hem op vele andere gebieden van het leven en de wereld oriënteren. Hij stuurt zijn getuigen naar de ‘gojim’, maar niet om anderen in zijn naam plat te walsen met de Enige Waarheid. Dit relativeert de draagkracht van zijn verhaal overigens niet. In die zin citeert Nico ter Linden aan het einde van zijn verhalencyclus over Abraham een brief van een rabbijn aan zijn kleinkind: ‘Vanaf die verre vader Abraham tot mijn eigen vader hebben onze vaders een waarheid overgedragen die in hun lichaam leefde en die nu in mij verder leeft. … Zul jij het van mij aannemen, mijn kind? Zul jij het weer overdragen? Misschien zul jij het willen opgeven. Als dat zo is, laat het dan zijn voor een grotere waarheid. Als die er is.’

Na de dood
Oog in oog met de dood is een van Ter Lindens sterkste getuigenissen voor mij te vinden in het hoofdstuk Jakob en Jozef worden begraven: ‘In de landen rondom ritselt het van onsterfelijkheidsgeloof. Hevig wordt er gespeculeerd over een leven na de dood… Israël doet er liever het zwijgen toe. Stil maar. Wacht maar. Ja, alles wórdt natuurlijk nieuw, deze God laat niet varen wat zijn hand begon, maar dat kunnen wij rustig aan hem overlaten’ (Jozef, p. 74, 1989). De veelvormige overtuiging dat het leven niet eindigt met de dood, dat er een ‘life after life’, een gerecycled leven na het leven is, verspreidde zich in de tijd waarin de religieuze productie hoogtij vierde op ondraaglijk lichte wijze. Maar een mensenleven eindigt met de dood. En vanuit ons menselijke perspectief zijn uitspraken over of er een hierna is en wát er hierna is altijd een vrucht van onze verbeelding, onze ideeën en soms erg weelderige verzinsels. Wegvluchten in onze verbeelding is echter niet nodig. We kunnen het bij de nederige wetenschap houden dat het verhaal van ons leven begrensd en uniek is. En dat verhaal in vertrouwen overgeven aan hem die ons overstijgt. Tegen de achtergrond van het Oude Testament komt zo des te sterker naar voren dat ook het christelijke vertrouwen in de macht van de opstanding vertrouwen betekent in degene die ons trouw blijft, ook als ons verhaal afloopt. En dat is genoeg, speculeren over de rest is niet nodig. De eer en lof daarvoor komt toe aan de Heer van de verhalen.

Tomáš Trusina
predikant en uitgever van de Tsjechische vertalingen van het werk van Nico ter Linden

Waar denk je aan bij de naam Nico ter Linden?

Aan mijn beduimelde exemplaar van Koning op een ezel, dat tijdens het zomerkamp op mijn slaapzak ligt en wacht tot ik het opensla om een avondprogramma voor te bereiden voor zowel kerkelijke als buitenkerkelijke kinderen. Aan de preken waarbij ik zijn ideeën met dankbaarheid gebruikt en geciteerd heb. Aan de voorbereidende gesprekken voor doop en huwelijk die ik voerde en de boeken die ik aansluitend daarop cadeau deed. En ik heb de indruk dat die altijd op hun plaats terechtkwamen. En dat vind ik, gezien de veelheid aan verschillende mensen, met elk hun eigen verhaal en geloofspad, erg bijzonder.

Saša Jacobea, predikante in Brno

Toen ik Nico ter Linden in 2012 schreef over de geboorte van onze zoon Tobias, antwoordde hij enthousiast. ‘Hartelijk gefeliciteerd! Ik was het al bijna vergeten, maar mijn allereerste boek was een hervertelling van het verhaal van Tobias. Ik heb eens rond gespeurd en heb het allerlaatste exemplaar gevonden op de website van een Belgische tweedehands boekwinkel. Ik heb het rechtstreeks naar jullie adres in Šlapanice laten sturen.’ Dat verheugde ons des te meer toen we het boek ontvingen en het een prachtig verhaal bleek te zijn. ‘Dat moet je in het Tsjechisch vertalen,’ stelde ik mijn schoonzusje Anna Marie voor. Twee jaar later zag de Tsjechische uitgave van Tobias met illustraties van Marika Bumbálková het levenslicht. Voor de boekpresentatie van Tobias en een nieuw deel van Het verhaal gaat… deed Nico ter Linden ook Brno aan. Op zijn verzoek leidde ik hem daarvoor eerst rond in de historische binnenstad. Nico was inmiddels niet meer zo goed ter been, maar genoot er met volle teugen van. Lange tijd zaten we in de Petrus en Pauluskathedraal, waar hij me fluisterend over zijn boeiende leven vertelde. Hij bleek echter ook erg goed te kunnen luisteren. En ik denk dat in zijn oprechte belangstelling voor mensen om hem heen ook het geheim van zijn vertellerstalent schuilde.

Lisa Fikejsová-Brouwers, vertaalster

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 5. 28 april 2018)