De spirituele huisheer
Zoveel heet tegenwoordig iconisch, dat ik het woord niet meer durf te gebruiken. Maar voor deze ene keer maak ik een uitzondering. Wie vindt een betere icoon van ons huidige geestelijke en culturele klimaat dan de cover van het zomernummer van Eigen huis magazine, het tijdschrift van de Vereniging Eigen huis?
De foto toont een man en een vrouw links en rechts van een eettafel. Ze drinken koffie uit een cafetière en kijken ons ironisch lachend aan. Het is moeilijk om ironie af te leiden uit een lach alleen, maar de ironie die uit de rest van de foto spreekt, is onmiskenbaar. Vrijwel al het huisraad bestaat uit citaten. De volle baard van de man, de groene trainingsbroek die de vrouw draagt, met de witte strepen opzij, de cafetière zelf, de schrootjes aan het plafond, het Perzische kleed op de vloer, de ficus, sanseveria, papyrus en parapluplant op de achtergrond, alles stamt uit of wijst terug naar 1970 of daaromtrent. Ik geloof niet dat de bedenkers van dit interieur de stijl van begin jaren ’70 bewonderen. Daarvoor heeft de verzameling lampen, stoelen en kleden te weinig kwaliteit. Hun besluit om zich met vintage te omringen drukt eerder hun zelfstandigheid uit. Ze zitten in hun meubilair zoals de vrouw zit in het oversized shirt dat zij draagt of in de crocs aan haar voeten: gemakkelijk, vrij, niet begrensd door de voorschriften van de mode en de hoge prijzen van het hedendaagse design, niet gebonden aan het dierbare van een specifiek schilderij of van een van oma geërfd klokje. Zoals de man en de vrouw zijn gefotografeerd, onder de woorden Eigen Huis, lachend naar de nieuwgierige kijker, met ook nog een rustende herdershond aan hun voeten, zijn zij niet gelijktijdig met hun omgeving. Zij zijn er de arrangeurs van. Ze zitten wel in hun huiskamer aan hun eettafel, maar het is alsof ze de muren aan het witten zijn en tijdelijk een schildersoverall hebben aangetrokken. Hun omgeving is een voorlopig thuis, niet, wat huizen voor veel anderen zijn, een kasteel, muren om je tussen te verstoppen en spullen om je status te spalken. De koffiedrinkers glimlachen omdat ze eigenlijk niet in het plaatje passen. Ze hebben zich voor het gemak verkleed in ‘oude meuk’, maar hun goud zit elders, vermoedelijk bij hen van binnen.
Ik heb nog niet eens de reden genoemd waarom het omslag van Eigen huis magazine mij trof zodra ik het onder ogen kreeg. Tussen de man en de vrouw door zijn drie goudkleurige lijsten te zien. De huiseigenaren zitten ervoor alsof ze weten dat er iets vreemds aan hun muur hangt. De onderste lijst zit om een spiegel, de twee daarboven zijn alleen maar lijst. In het midden van de rechter lege lijst is een deel van een skelet gehangen, de romp en het bekken. Het zou een menselijk skelet kunnen zijn, maar daar durf ik mijn hand niet voor in het vuur te steken. In de linker lijst hangt, ondersteboven, een corpus, een gekruisigde Christus zonder kruis. ‘Waarom zitten die koffiedrinkers te grijnzen bij een omgekeerde Christus?’ vroeg ik me bij mijn eerste blik op de foto af. Nu, na bestudering van de rest van het interieur, veronderstel ik dat het omgekeerde beeldje een statement is dat de devotie afwijst voor geërfde spullen en gegeven vormen, voor het eenmalige aardse zo-zijn van mensen en dingen. Al het harde en al het sentimentele materialisme wordt met het omgekeerde corpus geïroniseerd. Het skelet, slordig aan een touwtje half voor een lijst gehangen, moet de realiteit verbeelden. Het is het overschot van een anonieme dode, voor de lol opgehangen in de bric-à-brac woonkamer van twee mensen die weigeren sentimenteel te zijn.
Tot zover denk ik de foto te begrijpen. Maar nu de vraag wat deze mensen met hun ironische statement te zoeken hebben in Eigen huis magazine. Het blad is geen glossy waarin je je life style kunt showen, het is het clubblaadje van huizenbezitters waarin het gaat over hypotheken, de dakgoot en energiebesparing. Dat zijn praktische, om niet te zeggen materialistische onderwerpen waarover bij voorkeur mannen-alleen het woord voeren. Hun eventuele partner komt er niet aan te pas. En als deze mannen op de foto gaan, dan niet voor de boekenkast of het huisaltaar maar gewoon aan de keukentafel of in het knutselschuurtje. Ook in het artikel dat bij de omslagfoto hoort, is de huisheer aan het woord. Zijn zakelijke relaas over de verbouwing van een dijkhuisje uit 1903 wijkt in niets af van de doorsnee bijdragen aan Eigen huis magazine.
Het is natuurlijk mogelijk dat de man met de omgekeerde Christus met zichzelf in tegenspraak is. Op de foto trekt hij een lange neus naar alle zorgen om have en goed, maar in het interview spreekt hij ernstig over asbest en de terugverdientijd van zonnepanelen. Ik vermoed echter dat zijn spirituele statement en zijn verstand van aardse zaken probleemloos samengaan. De ironie bestempelt het Eigen Huis als iets onverschilligs, waardoor voor het praktische verstand de weg vrij is om verbouwingen te berekenen en klusprojecten uit te voeren. Kennen we uit de gouden tijd van het gnosticisme behalve de stroming die alle contact met het aardse afwees ook niet pneumatici die zich geestelijk van de wereld hadden losgezongen, maar lichamelijk onbezwaard meededen met de praktijken van het vlees? Ik ken die geslepen geestelijkheid van nabij en veronderstel dat dat voor velen geldt, niet in de laatste plaats voor de lezers van Eigen huis magazine. Een onthullende icoon ervan had ik echter nog niet gezien. Tot ik het jongste nummer bekeek.
Udo Doedens
In de Waagschaal, jaargang 28, nr. 10. 12 oktober 2019