De mogelijkheid van het wonder
Bij Gerben van Manen – Ontmoeting met God (2017)
Ik trok een joggingbroek en een t-shirt aan, liep de woonkamer weer in en ging voor mijn boekenkast staan. Es ist der alte Bund, zong ik mee met Bach. Mensch du musst sterben. Ploem ploem ploem. Nou dacht ik, als het zo moet, dan kan ik net zo goed wat in de Bijbel gaan lezen.
Een citaat uit ‘geen Jalapeños’, het romandebuut van de pianist Thomas Beijer (1988). Luchtig speelt hij met de lichtheid van een ongebonden bestaan, maar daaronder voel je de angst. De religie trekt hem aan, maar hij biedt weerstand. De wetenschap te moeten sterven grijpt hem naar de keel, maar hij wil zich niet overgeven aan de troost van Bach: Toen zag hij de Bijbel op tafel liggen en zei: ‘Kijk. Je bent dus definitief gek geworden.’ ‘Ik zocht iets.’ ‘Daarin. Wat dan?’
‘Quarantaine’ van Wytske Versteeg (1983) gaat over een man die in een apocalyptische wereld tegen zijn cynisme aanloopt. Niet toevallig heet hij Thomas. De grote vraag is of hij ooit nog ergens in gaat geloven: De aanblik van zelfs het kleinste wondje kon me onpasselijk maken, laat staan deze kille stille dood waar ik niet helemaal in geloofde, ik wachtte tot er iemand zou opstaan en roepen dat het niets meer dan een grap was.
Hoe lees ik dit? Van Miskotte heb ik geleerd dat dit typisch uitingen zijn van de post-christelijke mens die los denkt te zijn van godsdienst, maar in de ban blijft van religieus denken. Alleen de Openbaring, Gods eigen spreken via de Bijbel kan deze ban doorbreken. Het proefschrift van Gerben van Manen ‘ontmoeting met God’ heeft me geholpen om hier met nieuwe ogen tegen aan te kijken en het gezichtspunt van Miskotte aan te vullen met een ander perspectief. Van Manen vergelijkt Miskottes spreken over openbaring met het denken van Franz Rosenzweig, voor Miskotte een van de exponenten van het wezen der Joodse religie. Rosenzweig kwam in een nachtelijk gesprek met vrienden tot geloof, eerst wilde hij zich tot christen laten dopen, maar na het meemaken van Grote Verzoendag besloot hij het Jodendom trouw te blijven. Voor Rosenzweig is God een ervaringsgegeven, even onontkoombaar als mens en wereld.
Als student was ik onder de indruk van de openingszinnen van Rosenzweigs ‘Der Stern der Erlösung’. Dankzij de vertaling van Alex van Ligten en de inleiding van Adri Sevenster ‘Sabbatsrust voor een zondagskind’ maakte ik er kennis mee. Rosenzweig zet in bij de werkelijkheid van de dood en de realiteit van de doodsangst tegen de gangbare filosofieën in die de dood altijd als iets afwezigs uit de weg zijn gegaan. Rosenzweig was een ervaringsdeskundige geworden want hij schreef zijn grote werk toen hij als Duits soldaat de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog meemaakte. In de romans van een nieuwe generatie schrijvers gebeurt iets vergelijkbaars. Ook bij andere tachtigers zoals Philip Huff (1984) en Arjen van Veelen (1980) komt het wereldbeeld van de personages op losse schroeven te staan als ze in aanraking komen met de dood. Laatstgenoemde maakt in ‘aantekeningen over het verplaatsen van obelisken’ een vergelijking met het Gilgamesh-epos waarin een Babylonische koning na de dood van zijn vriend Enkidu op zoek gaat naar onsterfelijkheid. Het valt mij op dat auteurs van deze generatie het aandurven geloofsvragen te stellen. De uitkomst is doorgaans agnostisch, maar het is geen onverschillig agnosme. Deze leeservaringen van mij zijn eclectisch, allesbehalve systematisch, maar ze passen in de duiding die Van Manen geeft van Rosenzweigs ‘Neue Denken’.
Volgens Rosenzweig is God een element van de ervaringswerkelijkheid, uiteraard niet aanwijsbaar, je kunt er wel en niet in geloven. Rosenzweig erkent het goed recht van het atheïsme, maar dat er een God is die zich van mens en wereld onderscheidt, is onontkoombaar voor het bewustzijn. Ik herken hierin iets van het godsbewijs van de consensus gentium. Er is een ingeschapen Godsbesef, dat meer is dan het relict van een wereldbeeld dat voorbij is. Van Manen noemt dit ‘een filosofie van het gezond verstand, die binnen het bereik van de ervaring blijft en tegelijkertijd voluit theologisch kan spreken’ (p.98). Dat blijkt vervolgens heel mooi in de kunstopvatting van Rosenzweig. In de artistieke en literaire verbeelding is het oorspronkelijke Godsbesef wel degelijk aanwezig, maar deze voorstellingen zijn verstard geraakt, ze staan op zichzelf, zoals ook de naar binnen gekeerde mens in zichzelf opgesloten zit. De godenbeelden spreken niet, maar zwijgen (Psalm 115). Er moet taal bij komen, een verhaal verteld worden, om een relatie te leggen tussen God, mens en wereld. Dan kom het tot een ontmoeting en gaan die gestolde beelden leven en spreken. In de Bijbel gebeurt dat en hopelijk ook in de geloofsgemeenschap. Rosenzweig noemt dat de mogelijkheid van het wonder. De mens wordt in zijn geslotenheid aangesproken en opent zich voor God en de naaste.
Zowel Rosenzweig als Miskotte schreven vanuit de ontdekking dat God zich aan de mens bekend maakt. In zijn vergelijkend onderzoek weet Van Manen het verschil duidelijk aan te wijzen: ‘Rosenzweig benadert het geheel van de menselijke ervaring als structureel open voor Gods openbaring. Miskotte als feitelijk gesloten.’ Ontmoeting met God maakt geen keuze en wil beide visies in ere houden. Het nihilisme dat Miskotte signaleerde is immers springlevend. Zijn kritische denken hebben we daarom nodig om niet te vervallen in gemakzuchtige bevrediging van zingevingsbehoeften. Getuige een nieuwe generatie schrijvers gaan er ook stemmen op die zich niet willen neerleggen bij het nihilisme. Dan kan de openbaringsvisie van Rosenzweig met zijn naïeve realisme de agnost in ons helpen om (weer) te gaan geloven.
Dank aan Gerben van Manen voor het openen van deze perspectieven . Mijn vraag aan hem zou zijn: Voor veel tijdgenoten, ook binnen de kerk, is juist de Bijbel een ambivalent en zelfs aanstootgevend boek. Is voor hen de prioriteit van het Bijbels getuigenis niet eerder een hindernis dan een hulpmiddel om te geloven?
Franc de Ronde
F. de Ronde is predikant te Fijnaart
Gerben van Manen, Ontmoeting met God. Een multiperspectivisch model in het spoor van Franz Rosenzweig en Kornelis Heiko Miskotte, Boekencentrum 2017, € 26,50