De Miskotte biografie

logoIdW

 

Herman de Liagre Böhl heeft iets wonderlijks verricht. In theologenland leefde al vele jaren het verlangen naar een voldragen biografie van K.H. Miskotte. Toch kwam de biografie er maar niet van en het valt het bestuur van de Miskottestichting zeer te prijzen dat zij de bekwame biograaf Herman de Liagre Böhl heeft aangezocht om dit werk te schrijven. Ook van deze auteur geldt dat hij zijn boeken sneller schrijft dan de Allerhoogste ze lezen kan. In een ras tempo volgden biografieën van achtereenvolgens Gorter, Wibaut en Han Lammers elkaar op terwijl er tussendoor nog publicaties over stadsvernieuwing verschenen, o.a. een hoogst interessante geschiedenis van de Amsterdamse Stopera affaire, en nu dus deze biografie van Miskotte. Wat mogelijk als een bezwaar aangevoeld zou kunnen worden – de snelheid van schrijven en de relatieve afstand tot het onderwerp: de schrijver is historicus en geen theoloog – pakt in deze biografie zeer goed uit. Allereerst zakelijk: er ís nu tenminste een biografie, maar ook inhoudelijk. In interviews heeft deze biograaf trefzeker zijn pakket van eisen geformuleerd: hij heeft zijn onderwerp bij voorkeur dood. Dat wil zeggen, zonder bemoeienis meer van hem – of haarzelf of, haast per implicatie, van zijn nabestaanden. Nu weet ik in dit geval en ook uit eigen ervaring dat de nabestaanden van Miskotte hem geen strobreed in de weg gelegd zullen hebben. Met name zoon Mans heeft ruimhartig aan deze biografie meegewerkt maar helaas het verschijnen ervan niet meer meegemaakt. Er is ten aanzien van Miskotte eerder iets anders aan de hand dat het schrijven van een biografie voorheen onmogelijk maakte. Dat is de valkuil van de adoratie, het verpletterende besef van theologische schatplichtigheid en de existentiële uitredding die de theologische inzet van Miskotte voor menig theologisch biograaf in spe zelf heeft betekend. Dat maakt de kritische en afstandelijke houding die voor een biograaf noodzakelijk is van meet af onmogelijk. Met andere woorden: deze biografie moest wel geschreven worden door iemand die zich in tijd en mentaliteit op een veilige afstand bevindt van de aantrekkingskracht van deze machtige waaghals. En dat is heel goed gelukt.

De kracht van deze biografie zit hem dan ook precies in dit buitenstaanderschap. Natuurlijk, de auteur heeft zich uitvoerig door theologen laten adviseren die hem – zo klinkt het enigszins verplicht – hebben ‘behoed voor de ergste blunders op theologisch gebied’, de auteur gaat toch vooral en soeverein zijn eigen gang. Als verre nazaat van H.F. Kohlbrugge is er wel enige theologische interesse, de auteur zelf is toch vooral buitenkerkelijk en ongelovig. Reden overigens, waarom hijzelf in eerste instantie aarzelingen had of hij nu de aangewezen persoon voor deze klus was. Dat hij dat nu bij uitstek wél was en dat deze biografie verschenen is bij de niet op voorhand kerkelijke uitgeverij Prometheus, doet recht aan die persoon voor wie merkwaardige categorieën als gelovig en ongelovig of kerkelijk en onkerkelijk volkomen irrelevant waren ten aanzien van de kern van de zaak. Al blijft wel de vraag hangen in hoeverre dit zowel door de biografie als voor de biograaf zelf voldoende helder is geworden.

Niet bij genie alleen

De biograaf is, niet onterecht, voornamelijk getroffen door Miskottes caleidoscopisch inzicht in de moderne cultuur van zijn dagen. Vol bewondering slaat hij gade hoe Miskotte niet als eerste – daarin toont de biograaf zich weer heel precies – maar dan toch heel snel aandacht vroeg voor Franz Kafka en voor een filosoof als Nietzsche, het oeuvre van Henriette Roland Holst, Dostojevski en Thomas Mann. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het theologisch werk hem minder boeit. Althans, hij lijkt hier een voorkeur aan de dag te leggen voor het meest systematische en wetenschappelijke werk van Miskotte zoals zijn dissertatie Het wezen der joodsche religie en Edda en Thora, overigens ook dat niet zonder wetenschappelijke kritiek. De boeken die onder theologen nogal wat weerklank hebben gevonden, zoals Het gewone leven en Als de goden zwijgen worden opvallend bleek en kort behandeld. Ten aanzien van dit laatste werk wil de schrijver wel inzien wat de ‘charme’ kan zijn ‘dit amalgaam van cultuurwetenschap, theologie, belletrie, filosofie, sociologie en wat al niet’, het wordt hem toch al snel te veel. Alles staat keurig beschreven. Wie een inleiding zoekt in de theologie van Miskotte kan hier veel van zijn gading vinden. Er staan geen blunders in. Toch wil het hier niet echt vonken.

Waar dat wel gebeurt en er leven komt in deze biografie, is als de persoon Miskotte in beeld komt. Zijn gepubliceerde en ongepubliceerde dagboeken noemt hij dan ook zijn ‘meest waardevolle bron’. De Liagre Böhl heeft werkenderwijs een ragfijn gevoel ontwikkeld voor de persoonlijkheid van Miskotte. Hij heeft een scherp afgestelde antenne voor zijn emoties, zijn wanhoop, zijn religieuze en mystieke ervaringen in de natuur en ook weer het verlies daarvan. Maar wat het vooral heel prettig maakt is dat hij het – met een haast Engels gevoel voor humor – ook niet al te ernstig neemt. Zo is er een onderkoeld en daarom zo hilarisch verslag van de jonge domineesjaren in Kortgene waarin de verse dominee in een door hemzelf opgericht en van begin tot einde eigenhandig volgepend gemeenteblaadje zijn kudde ervan wil overtuigen dat dit pas echt huisbezoek is en toegang tot hun zielen: ‘Dan hebt ge ’s zaterdagsavonds niet alleen een blaadje in huis maar het woord van uw leraar, en wat meer is: de zegen van de opperste Herder der zielen. Komt Die op huisbezoek – wat wilt ge meer’. Overduidelijk en met veel, stil plezier maakt de biograaf zich in diezelfde periode vrolijk over waarschuwingen tegen het lanterfanten van de mannelijke dorpsgenoten op de zeekade of over de komst van de kermis in het algemeen. En regelmatig laat hij Miskotte weer eens jammeren over zichzelf. Dat geeft lucht, relativeert, en ik denk dat een dergelijke analyse nooit voltrokken had kunnen worden door een theoloog die heel zijn hebben en houden aan Miskotte te danken had. Zonder meer zit er een al te romantische en mogelijk narcistische kant aan Miskottes persoonlijkheid, al noemt de biograaf die laatste term niet, en dat heeft onmiskenbaar gevolgen voor iemands theologie. In het hoofdstuk ‘De catastrofe, oktober 1946’, een hoofdstuk dat men toch al leest met ingehouden adem omdat het handelt over die vreselijke tijd waarin met uitzondering van Miskotte zelf, heel zijn gezin als gevolg van tyfus op de rand van leven en dood verkeert, wordt het ronduit pijnlijk. Een psychiater die zijn vrouw blijkbaar een tijd lang in therapie heeft gehad, komt Miskotte thuis, vrijwel onmiddellijk na haar dood, verwijten dat hij haar ongelukkig heeft gemaakt en geestelijk verwaarloosd. Miskotte is weerloos tegenover deze verwijten maar weet zich in zijn dagboeken ook schuldig, zoals hij eerder al in diezelfde dagboeken een volkomen mislukte vakantie getweeën én vreselijk alleen in Hattem beschrijft. Ik sta hier zo nadrukkelijk bij stil omdat mij de aandacht opvalt die de biograaf schenkt aan de onmiddellijke omgeving van Miskotte. Dit is – dunkt mij – een nieuw geluid dat slechts tot klinken kon komen in handen van een moderne biograaf en dat ik beschouw als een grote verdienste van deze biografie: een grote aandacht voor wie geen stem kreeg in de nabijheid van zo’n grote stem en geniale persoonlijkheid. Er zit, zogezegd, iets feminiens, zo niet feministisch in. Zo heeft de auteur ook een uitgesproken aandacht voor de erotische fantasieën van Miskotte. Al blijft dat allemaal keurig beperkt tot wat dagdromen over ronde heupen en borsten en een mooi meisje beneden in de logeerkamer. Een verhelderend inzicht biedt deze biografie overigens wel door de stelling dat Miskotte werd geplaagd door manische depressiviteit. Inderdaad verklaart dat zijn absurde werkritme, zijn slapeloosheid en überhaupt het feit dat hij binnen zes maanden zijn dissertatie wist te schrijven. Van zijn depressiviteit, zijn hemeltergende twijfel aan eigenlijk alles, legt ook ditzelfde boek op vele plaatsen getuigenis af.

Verkocht onder de zonde

Als met elk andere biografie zou de lezer zich zorgen kunnen maken over de onvermijdelijke reductie van iemands werk tot de levensfeiten. Vaak niet zozeer door de biografie zelf als meer door de receptie ervan. Zo zou Henriette Roland Holst niemand anders zijn dan een vrouw die smachtte naar een liefhebbende echtgenoot of Vasalis een eeuwige twijfelkont die zich liever wijdde aan het gezinsleven dan aan haar gedichten. Zo is het mij niet vergaan bij het lezen van deze biografie. Nog duidelijker en in zekere zin schrijnender, werd mij een mens getoond. Een mens van vlees en bloed. Een mens die leed aan het leven. Aan de discrepantie tussen leer en leven en daarom nooit de zekerheid kon bereiken van theologen als Gunning en Barth die hij in hun beslistheid zeer bewonderde. Tot Kohlbrugge keerde hij steeds weer terug. De theoloog die wist dat een mens vleselijk was en verkocht onder de zonde, maar dat er dan toch een komma volgt. Het is mogelijk niet zo vreemd dat een nazaat van Kohlbrugge, ons deze sleutel tot het verstaan van Miskotte heeft toegeworpen.

Evert Jan de Wijer

Dr E.J. de Wijer is predikant van de Thomaskerk (A’dam) en gepromoveerd op Miskotte.

Herman de Liagre Böhl, Miskotte. Theoloog in de branding, 1894-1976. Prometheus Amsterdam, 2016, € 35