De grafische sector (Cultureel gewicht 7)

logoIdW

 

 

Er valt veel moois te zeggen over het liedboek Zingen en Bidden in Huis en Kerk, dat in 2013 verscheen. De rijke schat aan liederen, gebeden en meditatieve teksten die in deze kleine bijbel zijn verzameld, is en blijft indrukwekkend. Die rijkdom aan liedtradities, voelt ook echt zwaar aan. Je moet het liedboek met twee handen vasthouden onder het zingen in de kerkdienst. Het vervult je met eerbied en ontzag.

Maar na amper twee jaar gebruik moet ik met lede ogen aanzien, dat het liedboek letterlijk aan het bezwijken is onder haar eigen culturele gewicht. Bij de standaardeditie die uitgevoerd is in oranje geel en blauw groen, scheurt de rug in.

Toen het liedboek in 2013 verscheen, boden boekverkopers bij het bestellen aan, om de omslag te plastificeren. Ik heb nu spijt, dat ik destijds uit esthetisch oogpunt niet van dit aanbod gebruik heb gemaakt. Mijn eigen exemplaar vertoont inmiddels ernstige slijtageplekken. Het papier op de hoeken van de harde kaft is helemaal door en het dunne laagje plastic waarmee de omslag is bedekt, bobbelt op vele plaatsen. En de eerste voortekenen, dat de omslag bij de rugband dreigt in te scheuren, zijn reeds waarneembaar.

Een andere bron van ergernis vormen de liedboeken in de kerkenraadsbanken in Erichem. Ze zijn helemaal scheef getrokken. Dat komt, omdat de kerkenraadsleden de gewoonte hebben om hun liedboek op het richeltje voor op hun banken te laten staan. Zo deden ze dat ook met het vorig liedboek en zo deden hun vaderen het voor hen met de bundel van ’38 en die van daarvoor. Maar qua formaat is het huidige liedboek te dik en te zwaar om op zo’n richeltje te staan. Dat leidt ertoe, dat de kaft bij de rug inscheurt.

En toch zit er ook nog een positieve kant aan het feit dat de glorie van het huidige liedboek aan de buitenkant zo snel vergaat, bedacht ik me, toen kort geleden meneer Olieman weer eens bij mij aanbelde. Dat deze meneer elk jaar in zijn sjofele regenjas bij mij zijn opwachting maakt, heb ik te danken aan In de Waagschaal. Bij het inbinden van enkele jaargangen voor een collega bij mij in de buurt, was hij mijn naam tegengekomen, vertelde hij bij onze eerste kennismaking.

Meneer Olieman is een socialist nog van de oude stempel, van het type autodidact. Al zijn zinnen zijn doorspekt met moeilijke woorden en hoogdravende uitdrukkingen en gezegden. Tot aan zijn pensionering was hij werkzaam in de grafische sector, nadien heeft hij zich toegelegd op het inbinden van boeken en tijdschriften. Qua verschijning en manier van doen vertoont hij opvallend veel gelijkenis met de groezelige, kruiperige, onderdanige boekverkopers uit de roman van Jan Siebelink ‘Knielen op een bed violen’. Deze miezerige mannetjes bestonden het om de vader van Jan Siebelink kapitalen te laten betalen voor smoezelige traktaten en uit elkaar gevallen prekenbundeltjes.

Net zomin als het de vader van Siebelink lukte om deze inhalige, opdringerige boekverkopers de deur uit te jagen, lukt het mij om nee te zeggen tegen meneer Olieman. Het heeft ook alles te maken met zijn gewoonte om veel te dichtbij te komen. Om maar zo snel mogelijk van hem af te komen, griste ik in het verleden altijd vlug enkele delen van het Biblischer Kommentar Altes Testament bij mij uit de boekenkast. Maar die tactiek werkt niet meer, omdat de rest van de serie bij mij incompleet is. Groot was mijn opluchting, toen ik bedacht, dat ik hem de gehavende liedboeken kon meegeven. Hij nam ze plechtig in ontvangst, bestudeerde de scheuren in de kaft en met een zucht begon hij vervolgens een verhandeling over wat er allemaal niet aan deugde. Toen hij met een lichte buiging zijn portefeuille tevoorschijn haalde, bekroop mij het bekende gevoel van onbehagen. Weleerwaarde mevrouw dominee de Mik, staat u mij toe.. en tot mijn schrik en afschuw deed hij een paar stappen naar voren. Wat ik had willen vermijden, gebeurde ook deze keer weer. Opeens was hij griezelig dichtbij. Ik rook de muffe geur die opsteeg uit zijn regenjas. Zoals altijd bleven mijn ogen gefascineerd rusten op de griezelige pigment verkleuringen op zijn voorhoofd. Verder kon ik vaststellen, dat zijn gebit sinds zijn bezoek van vorig jaar nog verder was vervallen. Omdat hij maar bleef oreren over de ondeugdelijke wijze waarop de boeken van tegenwoordig worden ingebonden, ingenaaid of gelijmd, duurde het voor mijn gevoel een eeuwigheid, voordat hij zijn portefeuille opendeed om mij de keur aan leder en canvas te tonen. Zonder goed te kijken of zelfs maar naar een prijsopgave vooraf te vragen, maakte ik snel mijn keuze.

Bij de aanblik van de fraai ingebonden liedboeken, beloofden alle kerkenraadsleden mij plechtig voortaan de liedboeken keurig op een stapeltje te leggen in hun banken. Ik weet nu niet of ik daar zo blij mee moet zijn. Want ook volgend jaar zal meneer Olieman, zoals hij het altijd zelf zegt ‘bij leven en welzijn’ weer bij mij aanbellen.

Machteld de Mik-van der Waal