De ecologische bekering

logoIdW

 

Als “de uiterlijke woestijnen in de wereld toenemen, omdat de innerlijke woestijnen zo uitgestrekt zijn geworden” (Benedictus XVI), is de ecologische crisis een oproep tot een diepgaande innerlijke bekering. Wij moeten echter ook erkennen dat sommige betrokken en biddende christenen onder het voorwendsel van realisme en pragmatisme vaak spotten met de zorgen over het milieu. Anderen zijn passief, zij besluiten niet hun gewoonten te veranderen en worden inconsequent. Het ontbreekt hun dus aan ecologische bekering, die inhoudt dat zij alles wat zij in hun ontmoeting met Jezus hebben ontvangen in de relatie met de hun omringende wereld tot bloei brengen. Het is een wezenlijk onderdeel van een deugdzaam bestaan om de roeping behoeders van Gods werk te zijn praktisch te vertalen, het is niet iets facultatiefs en evenmin een secundair aspect van de christelijke ervaring.

Wij herinneren aan het voorbeeld van de heilige Franciscus van Assisi om duidelijk te maken dat een gezonde relatie met de schepping een dimensie is van de integrale bekering van de persoon. Dit vereist ook eigen fouten, zonden, gebreken of nalatigheden te erkennen en van harte berouw te hebben, van binnenuit te veranderen. (…)

Deze bekering (…)  houdt allereerst dankbaarheid en belangeloosheid in, dat wil zeggen een erkenning van de wereld als een van de liefde van de Vader ontvangen gave, een erkenning die een belangeloze bereidheid om afstand te doen tot gevolg heeft en edelmoedige gebaren, ook als niemand die ziet of erkent: “Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet (…) en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” (Mt 6,3v). Zij houdt ook het liefdevolle bewustzijn in dat men niet gescheiden is van de andere schepselen, maar met de andere wezens van het heelal een waardevolle alomvattende gemeenschap vormt. De gelovige kijkt niet van buiten af, maar van binnen uit naar de wereld en herkent de banden waarmee de Vader ons heeft verbonden met alle wezens. Omdat de ecologische bekering de bijzondere capaciteiten die God elke gelovige heeft gegeven, laat groeien, brengt hem dit er bovendien toe zijn creativiteit en enthousiasme te ontwikkelen om de drama’s van de wereld op te lossen, zich daarbij aan God aanbiedend “als een levende, heilige offergave” (Rom 12,1). Hij interpreteert de eigen superioriteit niet als een reden voor persoonlijke roem of onverantwoordelijke overheersing, maar als een andere capaciteit die hem op haar beurt een zware verantwoordelijkheid oplegt die voortvloeit uit zijn geloof.

Uit: Laudato si’, encycliek van paus Franciscus, §§ 217-220, (2015)

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 3. 5 maart 2022