De doolhof van de voorzienigheid
Na zijn eerste artikel over de betekenis van de preek van Miskotte voor deze coronatijd (IdW 5/2020) kwamen er drie reacties (IdW 10 en 11/2020), waarvan de mijne door falende internetcommunicatie niet is geplaatst. Willem Maarten Dekker is vervolgens in twee artikelen op de reacties ingegaan (IdW 10 en 11/2020) en zo heeft zich een gesprek ontwikkeld. Ik krijg nu een herkansing om dat gesprek voort te zetten door op Dekker te reageren.
Miskotte en de voorzienigheid
Miskotte schrijft dat hij de ontmoeting met Gods hand in de lotsbedeling niet kan missen zonder geestelijk te verkwijnen. Dat klinkt als een existentiële noodkreet. Als in de chaos die ons kan overspoelen God afwezig is, zijn we overgeleverd aan het niets en dat is reden tot paniek. Maar als God wél aanwezig is in de door ons ervaren godverlatenheid – ik denk aan Jezus aan het kruis – dan moet dat toch wel de lijdende God zijn die zich met ons lot vereenzelvigt en ons zo tot het ware leven brengt? Met andere woorden: moeten we hier niet consequent christologisch denken? Ik stel voor dat we daarin Bonhoeffer volgen: ‘Bij Bonhoeffer zijn dan twee theologische grondbeslissingen van groot belang: 1. Spreken over God is altijd gestempeld door de persoon van Jezus Christus, door wat we door hem over God weten; 2. Heel de Bijbel getuigt van deze ene God en Vader van Jezus Christus; er is geen verborgen, donkere God verscholen ‘achter’ de God die wij kennen door Christus.’(1)
Miskotte stelt in zijn preek ook als eerste dat wij moeten weten met wie wij te doen hebben, namelijk niet met wat wíj God noemen, een oerkracht achter en in de natuur, maar met de Here die in de geschiedenis ons heeft ontmoet, in de geschiedenis van Israël en van Christus. Maar ik raak in verwarring als hij dan verderop in zijn preek Gods linkerhand ter sprake brengt. Als Miskotte stelt dat God met zijn linkerhand de feitelijkheid stelt, dan lijkt het alsof God vóór de feiten gaat, maar krijg je toch onontkoombaar de indruk dat hij vanuit de feitelijke natuur naar God toe redeneert. Waarom zou hij anders over Gods linkerhand beginnen? Christus geeft toch geen enkele aanleiding om in onze weerbarstige werkelijkheid over een linkerhand van God te spreken? Hij is de gekruisigde die als de Opgestane de zee tot bedaren brengt.
Dekker die met Miskotte meegaat, begint hier dan te toveren met woorden: God wil het kwaad, maar niet als kwaad. Hij wil wel het dát maar niet het wát van het kwaad. Ik kan daar geen touw aan vastknopen: wat is het dát zonder het wát? Een lege huls? Een verpakking zonder inhoud? Dekker leest bij Miskotte zelfs nog iets meer dan toelating, omdat Hij de feitelijkheid stélt. (IdW 5/2020) Maar wat krijg je dan: dan gaan de feiten heersen en gaan we de tegenstrijdige ervaring van onze werkelijkheid terug projecteren op God als Schepper en daardoor komt de tegenstrijdigheid in God te liggen.
Gods eenvoud
Dekker probeert daarbij dan wel de eenvoud Gods te handhaven, maar dat lukt niet goed: hij rekt de metafoor van de twee handen van God dan teveel op. Het lijkt me vanuit de centrale belijdenis van het volk Israël (Deuteronomium 6:4) bijbels-theologisch essentieel dat we JHWH als één verstaan, waarbij het Hebreeuwse woord èchad ook verstaan kan worden als eenvoudig.(2) Dekker stelt zich teweer tegen een dualistische werkelijkheidsopvatting, waarbij God dan met het kwade deel in de werkelijkheid niets te maken zou hebben. (IdW 5/2020) Dat begrijp ik goed, maar van de weeromstuit komt hij dan, ondanks zijn pogingen om dat te voorkomen, terecht in een dualistisch Godsbegrip. Dan gaat het lijken op wat Kuitert schrijft als hij Luther volgt: (vrij geciteerd:) ‘Als wij Gods gezicht uit de werkelijkheid zouden moeten aflezen, komen we bij een schrikwekkend gelaat uit. Maar, zegt Luther, God meent het niet, Hij zet een mombakkes op. Hij speelt met ons het spel van kat en muis. Maar Hij is te vertrouwen, we hebben zijn ware gezicht gezien in de woorden en werken van Jezus.’ Ik haak hier af, want ik zie in de wereld dan wel erg wrede en sadistische spelletjes. Mijn vraag aan Dekker is: hoe voorkomt hij dat hij hier terecht komt? Of vindt hij het geen probleem hier terecht te komen?
Schepping en natuur
Het draait bij dit alles ook om het scheppingsbegrip. Als we het feitelijke bestaan als door God gesteld zien, zoals Miskotte en Dekker stellen, dan verstaan we scheppen als ‘vanuit het niets tot stand brengen’. De vraag is of dat de essentie is. De materiële werkelijkheid is een gegeven en per definitie tegenstrijdig: we kunnen bijvoorbeeld zonder zwaartekracht niet leven, maar diezelfde zwaartekracht kan ook ontstellend chaotisch uitpakken doordat door een aardbeving een flat instort. Natuurwetenschappelijk is dat goed verklaarbaar. Maar Miskotte en Dekker zeggen nu: de zwaartekracht en de aardbeving komen van God. Waarom is dat nodig? Omdat God als eerste oorzaak met alles te maken moet hebben? Komen we dan niet uit bij de god van de filosofen? Ik vermoed dat het niet bijbelse begrip almacht hier een van de religieuze struikelblokken is.
Het geloof is mijns inziens niet bedoeld om verklaringen te zoeken van wat er gebeurt om zo de werkelijkheid beter te begrijpen. De roepstem van het evangelie wijst ons een betekenisvolle weg te midden van de bittere raadsels. Jezus is die weg, mede omdat Hij de thora vervuld heeft. In een wereld die vanuit zichzelf geen zin heeft, ontvangen wij zin door de liefde van de Enige.(3) God schept zin. Hij bevrijdt uit de tegenstrijdigheid door als mens in die tegenstrijdigheid op te gaan en daar het goede leven te geven en het kwaad te overwinnen. Die bevrijdende schepping duurt nog steeds voort. De Enige zoekt daarbij mensen als bondgenoten. Er moeten deltawerken worden aangelegd om de vloed te begrenzen. De schepping moet op de chaos veroverd worden, zoals Miskotte zelf zegt in zijn preek.
Gods wezen en Gods daden
De bijbels-theologische verdediging van Gods linkerhand van Dekker lijkt mij niet overtuigend. Dekker erkent zelf dat die linkerhand niet in de bijbel te vinden is. Als je dan de redenering opzet dat bij het veelvuldig spreken over Gods rechterhand in de bijbel God dan ook wel een linkerhand zal hebben, ga je weer aan de haal met de metafoor. Vanuit dogmatische beeldspraak smokkel je dan Gods linkerhand de bijbel binnen.
Het punt is ook dat het begrip hand nauw verbonden is met handelen, zoals Dekker zelf opmerkt. Maar hij komt dan met het onderscheid tussen Gods beleid en Gods wezen. Volgens hem laat Miskotte iets donkers toe in Gods beleid, maar niet in Gods wezen. Ik houd het dan liever bij wat Miskotte schrijft in Wenn die Götter schweigen als hij in een toegevoegd hoofdstuk schrijft: ‘Die Voraussetzung des Zeugnisses, das wir der Welt schuldig sind, kann in der Formel “Gottes Sein in der Tat” – und zwar in der Tat seiner Liebe -, wie wir bei Karl Barth finden, zusammengefasst werden.’(4) Vanuit dit uitgangspunt kunnen Gods handelen en Gods wezen niet onderscheiden worden. Daarom is het link om over Gods linkerhand te beginnen.
De Verborgene en het niet weten
Miskotte is veel met Job bezig geweest, uitlopend op zijn boek Antwoord uit het onweer. Dat is een complex boek, waarin je tonen hoort die doen denken aan die linkerhand van God en aan Luthers mombakkes van God. Maar toch proef ik dat die tonen overstemd worden door een ander geluid. Wat de boventoon voert én de grondtoon is, is dat juist het vrágen van de aangevochtene een wijze is, waarop de mens recht, rechtmatig en oprecht over God kan spreken.(5) Daarbij wordt God consequent als ‘de Verborgene’ aangeduid en zullen wij het ‘niet-weten’ moeten aanvaarden.(6) Miskotte benadrukt ook dat berusting uit den boze is en opstandigheid de goede weg.(7) Het gaat erom mét God vóór God te strijden tégen God.(8) En de God waartegen je strijdt wordt dan door Miskotte vaak tussen aanhalingstekens geplaatst: ‘God’.(9) Hij is niet de echte. Ik vermoed dat het de God van de natuurlijke religie is. Laten we de verborgenheid van God hooghouden als bittere raadsels ons overvallen en laten we het corona-virus niet verbinden met Gods linkerhand. Ik pleit bij die raadsels voor een theologie die onthand is, die het niet weet en de sprong van vertrouwen waagt om ons leven te leggen in de ‘“beide handen van God”: Christus en de Geest.’(10)
Simon Dingemanse
(1) E. van ’t Slot, Zondig dapper, 2019, 27
(2) C.J. Labuschagne, POT, Deuteronomium, deel 1B, 76 e.v.
(3) Vgl. Helmut Gollwitzer, Krummes Holz – aufrechter Gang, 1970, 211
(4) K.H. Miskotte, Wenn die Götter schweigen, 1966, 197
(5) K.H. Miskotte, Antwoord uit het onweer, 1936, 281
(6) Idem, 164 e.v
(7) Idem, 210v. vgl. ook Simon Dingemanse, Leven tussen goed en kwaad, 2015, 56 e.v., 74 e.v.
(8) Idem, 231
(9) Idem, 248
(10) G. van den Brink, C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek, 2012, 226
Dr. S.J. Dingemanse is Protestants predikant in Noordwijk
In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 1. 9 januari 2021