De cirkel rond

logoIdW

Ingewijd in de theologie van Miskotte, slot

 

Een halve eeuw na mijn eerste kennismaking met Miskotte als prediker en theoloog is er een soort tweede kennismaking in beeld en geschrift. Mijn drieluik over hem afrondend wil ik ook over die tweede kennismaking nog wel iets zeggen. Omdat ze als beeld resp. geschrift precies resoneren in wat ik eerder beschreef bij ‘Inwijding’ en bij ‘Entdeckerfreude’.

Eerst de kennismaking in ‘beeld’. In één van de publicaties vorig jaar rond de biografie van Herman de Liagre Böhl over Miskotte trof ik een verwijzing aan naar een filmpje op Youtube. Het betrof het tv-interview dat Ernst Beker in 1968 had met Miskotte over Barth, en dat door At Polhuis nu op Youtube was gezet. Het filmpje overbrugt moeiteloos de tijd en brengt me weer een halve eeuw terug. De stem, het aarzelen, de stiltes …. het is er allemaal weer. Ik kan me goed voorstellen hoe deze man destijds voor mij als 18-jarige een ‘mystagoog’ was. Iemand die niet zozeer tòt je spreekt, maar die jou meeneemt in zijn stroom van woorden en gedachten. Cirkelend rond dat ‘geheim’. Dat geheim wordt door Miskotte aangeduid met theologische kwalificaties als ‘de Naam’; of als het ‘ja Gods tot deze wereld’. Mijn ontdekking en fascinatie destijds bij Miskotte’s kerkdiensten was dat in die theologische kwalificaties ook zo’n brede en diepe algemeen-menselijke dimensie resoneerde. Terwijl ik nu meer geneigd ben om ook het omgekeerde te denken: zijn die theologische kwalificaties niet de specifieke expressies van een meer algemeen-menselijke besef dat er zoiets bestaat als een ‘geheim’ in de werkelijkheid? Ik weet het, je moet daar voorzichtig mee zijn. En ik wil er ook geen theorie van maken. Maar toch…… Die gedachte aan (ook) een omkering van de inductieve methode kwam pas jaren later bij mij op, in de praktijk van het pastoraat (en in die van mijn eigen leven). Maar ook vanwege een toen bij mij opkomende kritische vraag bij wat Miskotte in de hermeneutiek noemt “de eigenaardige denkweg van het bijzonder naar het algemene”. Mijn kritische vraag was: gaat het hier wel echt om een denkweg? Dus om het honoreren van een afstand tussen het ene en het andere, en om een gang van het ene naar het andere? Of sloeg Miskotte zelf in zijn preken die weg juist òver wanneer hij in een welhaast mystieke vervoering kon uitroepen: “het unieke is het universele” Hij typeerde ooit de prediker als ‘een tolk-en-getuige’. Beter dan met de woorden ‘De kern ziet wijd’ (het thema van zijn preek op 26 oktober 1969) kan ik Miskotte als vertolker niet typeren – en eren. En hem als getuige danken voor de inhoud van die preek van destijds. (Samengevat is die preek te vinden in M.J.G van der Velden: ‘K.H. Miskotte als prediker’, blz. 111 e.v.. Overigens had Miskotte de formulering ‘de kern ziet wijd’ ontleend aan de door hem bewonderde filosoof G.H. van Senden.

De hernieuwde kennismaking ‘in geschrift’ met Miskotte betrof wonderlijk genoeg zijn kennismaking in 1927 met mijn geboortegrond, een halve eeuw later: Den Hoorn op Texel. Onlangs bladerend in zijn Dagboeken 1917-1930 (VW 4) trof ik tot mijn grote verrassing op blz. 370 de zin aan: “Op Tessel – gemeente Den Hoorn bezien”. In 1927 heeft Miskotte (hij was toen predikant in Meppel) kennelijk overwogen om zich daar te laten beroepen. Vier pagina’s lang trek ik op met Miskotte over het mij vertrouwde eiland. En lees (of liever: hóór) ik hem over wat hij waarneemt en wat het bij hem oproept. De tekst is een wonderbaarlijk amalgaam van waarneming en gedachten, van buiten en binnen. Er rijst het beeld op van een scherp waarnemer, die een heldere introspectie paart aan een taal-creatieve pen. Wanneer ik die papieren wandeling op Texel met hem meemaak zou ik nu vragen: “Gaan de creatieve pen en de heldere introspectie niet met de scherpe waarnemer aan de haal?” Maar wie ben ik dat ik dat zou vragen… Ook bij mij heeft het wandelen in en rond de duinen bij Den Hoorn in mijn jeugd veel losgemaakt. Bij mij ging op een gegeven moment de muziek van Anton Bruckner met de waarnemer aan de haal. Maar tegelijk denk ik: ik heb Texel nog nooit zo goed gezien als in de muziek van Bruckner. Eventjes zo tijdloos wandelend met Miskotte komt dan bij mij de gedachte op (als ik me dan toch als een leerling van hem mag beschouwen): de appel valt niet ver van de boom. En wanneer ik dan in zijn dagboek ook nog de datum lees waarop Miskotte in 1927 het eiland weer verlaat is dat aanleiding voor een glimlach: 9 september. Dat is de datum waarop ik 20 jaar later op die plek het levenslicht mag aanschouwen.

 

Jan Bruin