De brief van Bonhoeffer aan Gandhi (oktober 1934)

logoIdW

Tijdens het internationale Bonhoeffer Congres in Stellenbosch (19-23 januari 2020) maakte de Amerikaanse Bonhoeffer-onderzoeker Clifford Green de vondst bekend van de brief die Bonhoeffer in 1934 schreef aan Mahatma Gandhi. Bonhoeffers wens om India te bezoeken en uitgebreider kennis te maken met Gandhi en zijn beweging was decennialang omgeven door raadsels. Waarom wilde de zo christocentrisch denkende theoloog kennis maken met deze hindoeïstisch geïnspireerde vreedzame verzetsman? Wat wilde hij precies bij Gandhi gaan zien?

In het licht van deze vragen mag de vondst van de brief die hij aan Gandhi schreef spectaculair genoemd worden. Tot nu toe was er geen enkel document bekend waarin Bonhoeffer zijn motivatie voor een bezoek aan India zo duidelijk uit de doeken doet. Deze brief biedt op dat punt echt nieuwe inzichten.

De brief bleek bewaard gebleven in archieven in New Delhi. Inmiddels circuleert de brief in kringen van Bonhoeffer-onderzoekers, al laat officiële publicatie nog op zich wachten.

Hieronder volgt een integrale vertaling op basis van de nu circulerende tekst. De aantekeningen zijn van de vertaler. Bonhoeffer schreef deze brief, uiteraard, in het Engels. Zijn Engels heeft hier en daar iets onbeholpens. Toevoegingen tussen vierkante haken zijn bedoeld om de loop van het betoog te stroomlijnen.

Edward van ’t Slot


Pastor Lic.(1) Dietrich Bonhoeffer

23, Manor Mount, S.E. 23. Londen                                                                                              17 oktober 1934

Eerwaarde Mahatmaji!(2)

Het is vanwege de zeer zorgwekkende situatie in de Europese landen en in mijn eigen land, Duitsland, dat ik het waag u persoonlijk te benaderen; en ik hoop dat u mij dit vergeeft. Ik heb lang gewacht, maar nu gaan de ontwikkelingen zo ver dat ik het niet te rechtvaardigen vind om langer te wachten.(3) Ik weet dat u een luisterend oor hebt voor elke nood, waar dan ook, en ik vertrouw erop dat u niet zult weigeren mij uw hulp en advies te geven, ook al kent u mij niet, en dat u [mij] mijn vragen zult vergeven.

De hoogste nood in Europa, en in Duitsland in het bijzonder, is niet de economische en politieke verwarring, maar het is een diepe geestelijke nood. Europa en Duitsland lijden aan een gevaarlijke koorts en verliezen de greep op zichzelf en op het bewustzijn van wat ze aan het doen zijn. De helende kracht voor alle menselijke kommer en nood, namelijk de boodschap van Christus, stelt meer en meer weldenkende mensen teleur vanwege de huidige [kerkelijke] organisatie. Natuurlijk zijn er hier en daar individuele christenen die hun uiterste best doen het georganiseerde christendom te bewegen tot een fundamentele reorganisatie, maar de meeste bestuurlijke lichamen van de christelijke kerken herkennen het punt waar het echt om gaat toch niet. Als christelijke predikant vind ik deze ervaring zeer zorgwekkend en deprimerend. Ik twijfel er niet aan dat slechts een waar christendom onze westerse volken aan een nieuw en geestelijk stabiel leven kan helpen. Maar christendom moet [dan wel] iets totaal verschillends zijn van wat er dezer dagen uit is geworden.

Het heeft geen zin om de toekomst, die in Gods handen ligt, te voorspellen, maar als niet alle tekenen ons bedriegen, lijkt alles naar een oorlog in de nabije toekomst toe te werken, en de volgende oorlog zal zeker de geestelijke dood van Europa betekenen. Wat we daarom in onze landen nodig hebben is een werkelijk geestelijke, levende christelijke vredesbeweging. Het westerse christendom moet herboren worden uit de Bergrede [–] en daar hebben we het cruciale punt waarom ik u schrijf. Vanuit alles wat ik over u en uw werk weet, nadat ik uw boeken en uw beweging enkele jaren heb bestudeerd, heb ik het gevoel dat wij, westerse christenen, moeten proberen van u te leren wat het verwerkelijken van het geloof betekent en wat een leven gewijd aan politieke en raciale vrede kan bereiken. Als er ergens een zichtbare richtlijn is om zulke dingen te bereiken, dan zie ik die in uw beweging. Ik weet, natuurlijk, dat u geen gedoopte christen bent, maar de mensen van wie Jezus het geloof het meeste prees, behoorden in die tijd ook niet bij de officiële kerk.(4) Wij hebben op het moment grote theologen in Duitsland – naar mijn mening is Karl Barth de grootste van hen, en ik ben blij zijn leerling en vriend te zijn – [en] zij leren ons de grote theologische gedachten van de Reformatie opnieuw, maar er is niemand om ons de weg te tonen naar een nieuw christelijk leven in compromisloze overeenstemming met de Bergrede.(5) In dat opzicht kijk ik naar u om hulp.

Het is de grote bewondering die ik koester voor uw land, voor zijn filosofie en zijn leiders, voor uw persoonlijke werk onder de armste van uw medemensen, voor uw educatieve idealen, voor uw staan voor vrede en geweldloosheid, voor de waarheid en haar kracht, die mij ervan overtuigd heeft dat [ik] nu echt komende winter naar India moet gaan (samen met een vriend die is geraakt door dezelfde ideeën en vragen – hij is een natuurkundige en ingenieur[).](6) Ik heb door heel Europa heen gereisd en geleefd. Ik ben naar de VS geweest om te vinden wat ik zocht – maar ik heb het niet gevonden. Ik wil niet dat ik mijzelf kwalijk moet nemen dat ik de ene grote gelegenheid in mijn leven heb misgelopen om de betekenis te leren van een christelijk leven, van echt gemeenschapsleven, van waarheid en liefde in het echt. De vraag die ik waag aan u te stellen is of het mij toegestaan zou zijn een tijdje bij u te verblijven in uw ashram(7) om uw beweging te bestuderen. Ik geloof niet in een kort onderhoud; ik denk echt dat men met elkaar moet leven om elkaar te leren kennen. Ik heb nu genoeg geld gespaard om mijn reis te betalen, maar ik zou wel genoodzaakt zijn om in India zo weinig mogelijk kosten te maken. Denkt u dat dit mogelijk is? Kan ik wellicht een familie vinden die bij uw beweging hoort, bij wie ik zou kunnen verblijven en waar ik ter compensatie misschien lessen (van welke soort ook maar) kan geven aan de kinderen? Dit is natuurlijk een minder belangrijke vraag vergeleken met mijn grote verlangen om uw beweging te leren kennen, een doel waarvoor ik bereid zou zijn elk mogelijk offer te brengen.

Ik ben 28 jaar, Duitser, theologisch docent aan de Universiteit van Berlijn, op het moment predikant van twee Duitse gemeenten in Londen, ik ben ook nog de internationale jeugdsecretaris van de Wereldraad voor Internationale Vriendschap door de Kerken, ik heb nu al een paar jaar binnen de oecumenische bewegingen gewerkt en heb vele goede vriendschappen. Ik heb een paar boeken geschreven over de christelijke leer aangaande de kerk,(8) en aangaande schepping en zonde,(9) en ik waag het u in een andere envelop een zeer kort Engelstalig artikel te sturen, drie jaar geleden geschreven in de VS.(10)

Maar ik wil u niet langer lastigvallen met mijzelf. Ik wacht reikhalzend op een antwoord van u. Hierbij vindt u een brief van dhr. C.F. Andrews.(11) Ik heb ook aan de bisschop van Chichester, dr. Bell, gevraagd een paar woorden over mij aan u te schrijven.(12)

Nogmaals mijn excuses dat ik u persoonlijk benader.

Ik verblijf, eerwaarde Mahatmaji,

zeer hoogachtend

uw toegewijde

[getekend] Dietrich Bonhoeffer


Deze brief mag dan pas onlangs zijn opgedoken, het antwoord van Gandhi was al wel langer bekend en is terug te vinden in DBW 13, 213-214:


1 november 1934

Goede vriend,

Ik heb uw brief. Als u en uw vriend genoeg geld hebben voor een retourreis en u de kosten van, laten we zeggen, 100 Rs. per maand per persoon kunt betalen, dan kunt u komen wanneer u maar wilt.(13) Hoe sneller hoe beter, om de weldaad van het koele weer dat we hier hebben nog te genieten. De 100 Rs. per maand heb ik berekend als de uiterste limiet voor wie eenvoudig kunnen leven. Het zou u zelfs slechts de helft kunnen kosten. Het hangt er helemaal vanaf hoe het klimaat u bevalt.

Met betrekking tot uw wens om deel te nemen aan mijn dagelijks leven, zou ik zeggen dat u bij mij verblijft als ik niet in de gevangenis zit en op één plaats verblijf als u komt. Als het anders is, als ik op reis ben of in de gevangenis zit, dan zult u zich tevreden moeten stellen met een verblijf in of nabij de instellingen die draaien onder mijn supervisie. Als u kunt verblijven in één van de instellingen die ik voor ogen heb en als u kunt leven op het eenvoudige vegetarische voedsel dat deze instellingen u kunnen verstrekken, dan hoeft u voor uw komst en logies niets te betalen.

Hoogachtend,

[Gandhi]


Noten

(1) De titels die Bonhoeffer voor zijn naam heeft staan geven aan dat hij predikant was (pastor) met een academische graad (licentiaat, een soort doctorstitel).

(2) Mahatma betekent zoiets als een eerbiedwaardige, wijze, grote en onzelfzuchtige ziel.

(3) Voor die meest recente ontwikkelingen in Duitsland zie bijvoorbeeld Ferdinand Schlingensiepen, Dietrich Bonhoeffer. 1906-1945. Een biografie. Nederlandse vertaling: Gerard Dekker en Gerard den Hertog, Utrecht: Kok 2017, 200-203. Te denken valt aan de zgn. Röhm-Putsch en de daaropvolgende grote druk op de Duitse protestantse kerk om zich ‘gelijk te laten schakelen’ tot een centraal geleide Rijkskerk.

(4) Zie Mattheüs 8:10.

(5) Vgl. de brief die Bonhoeffer in 1936 schreef aan Karl Barth, Dietrich Bonhoeffer Werke (DBW) 14, 235-236: ‘Ten diepste was de afgelopen tijd een voortdurende stilzwijgende discussie met u … Het zijn voornamelijk de vragen en de uitleg van de Bergrede en de paulinische leer van de rechtvaardiging en heiliging.’ En, kort daarna, Barths antwoord, DBW 14, 249: ‘… lange tijd [was] het enige wat ik over u vernam … het merkwaardige bericht dat u van plan was naar India te gaan, om zich daar bij Gandhi of een andere godsvriend aldaar een of andere geestelijke techniek toe te eigenen, en dat u zich grootse voorstellingen maakte van de toepassing daarvan in het westen.’

(6) Het gaat hier om Dr. Ing. (Bonhoeffer spreekt van ‘engineer’) Herbert Jehle (1907-1983), die zich in 1932-33 in de kring rondom Bonhoeffer bewoog en die in 1933-34 een jaar in Cambridge studeerde. Zie DBW 13, 214, 554; en het interview met Jehle in Dietrich Bonhoeffer Jahrbuch 2: 2005/2006, Gütersloh: Gütersloher Verlagshaus 2005, 110-121. Toen Gandhi’s antwoord binnenkwam, lijkt Bonhoeffer echter vooral met zijn collega-predikant Julius Rieger (1901-1984) verder te hebben gewerkt aan de reisplannen. Zie Julius Rieger, Bonhoeffer in England, Berlijn: Lettner Verlag 1966, 27-28. In de originele tekst van Bonhoeffers brief zit een onduidelijkheid over het sluiten van de haakjes. In de Engelstalige versie die nu circuleert, ontbreken het haakje en de punt, en is er in de volgende zin een woord (‘with’) toegevoegd waardoor het lijkt alsof Jehle met Bonhoeffer overal in Europa geweest is. Die aanvulling is evident onjuist.

(7) Leefgemeenschap

(8) Bonhoeffer verwijst hiermee naar zijn dissertatie, Sanctorum Communio (DBW 1).

(9) Schöpfung und Fall (DBW 3). Opvallend genoeg vermeldt Bonhoeffer zijn boek niet met de titel, waaronder het in 1933 was uitgekomen, maar met die van het college (die Bonhoeffer vanwege het gelijknamige boek van Emanuel Hirsch moest wijzigen) [aantekening van Gerard den Hertog].

(10) Waarschijnlijk gaat het om een afdruk van het opstel ‘Concerning the Christian Idea of God’, DBW 10, 423-433, dat Bonhoeffer schreef tijdens zijn uitwisselingsjaar in New York (1930) en dat gepubliceerd werd in The Journal of Religion 12 (1932), 177-185.

(11) Vgl. DBW 13, 130.

(12) Die brief is te vinden in DBW 13, 210.

(13) 100 roepies in 1934 zou anno 2020 overeenkomen met ongeveer 130 euro.

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 6. 30 mei 2020