De ambtsleer: een reality-check

 

logoIdW

 

De ambtsleer is niet alleen een locus uit de dogmatiek, maar nog meer een handelingstheorie. hDaarom moet ook de praktijk betrokken worden in een discussie over de ambtsleer. Paulus zegt in 1 Korinte 14 dat een lering tot stichting van de gemeente moet zijn. Het is de gemeente die door instemming laat blijken dat zij zich door een lering gesticht weet. Voor wat betreft de ambtsleer is zo’n toetsing zeer nodig. Theologen kunnen van alles bedenken, maar kerkenraden moeten er wel iets mee kunnen. Dat lijkt misschien getuigen van een verwerpelijk pragmatisme, maar een ambtsleer heeft als handelingstheorie weinig waarde als zij onvoldoende rekening houdt met de weerbarstige praktijk. Een mooie testcase lijkt mij de ambten van ouderling en diaken. Bij alle aandacht voor Christusrepresentatie en het ambt van alle gelovigen is hun positie het minst vanzelfsprekend en daarmee het meest kwetsbaar. Zoals Maarten den Dulk opmerkt, is er voor deze ambten weinig aandacht. Pogingen het predikantschap te revitaliseren dreigen zo ten koste te gaan van de andere ambten.

 Waarom de ambten niet gelijkwaardig zijn…

Een stevige visie op het ambt van predikant hheeft Eddy van der Borght. In 2014 hield hij voor predikanten in de primaire nascholing een lezing over het ambt. Daarbij sprak hij consequent over het predikantschap. Op de vraag naar zijn visie op de ambten van ouderling en diaken, zei hij dat het daarbij ‘echt om iets anders gaat’. Dat blijkt ook uit zijn boek Het ambt her-dacht, waarin hij het predikantschap analyseert. Een predikant ontvangt ordinatie, de ouderling en diaken niet. Vanuit de Reformatoren en het Lima-document beschrijft hij de positie van de predikant als centraal. Die moet Woord en Sacrament bedienen en representeert Christus. Ouderlingen en diakenen doen buitengewoon nuttige dingen in de zorg voor de gemeenschap en de zorg voor de armen. Maar het gaat te ver om te zeggen dat hun positie gelijkwaardig is aan die van de voorganger. Hun ambten zijn wel verrijkend, maar niet fundamenteel. Van der Borght meent dat de gelijkwaardigheid van de ambten in de protestantse traditie vooral verdedigd is om de predikanten in toom te houden. Maar hij verwijt de protestanten op dat punt een obsessie met macht en een te weinig theologische doordenking van het ambt.

Het is de moeite waard om de theorie van Van der Borght te toetsen aan de praktijk. Aan de ene kant sluit de theorie van Van der Borght aan bij een diepe beleving van ouderlingen, diakenen en predikanten dat hun ambten niet gelijkwaardig zijn. In de gemeente kom je de opvatting tegen dat de ouderling een bepaald geestelijk gezag moet hebben dat een diaken niet nodig heeft en dat het geestelijk gezag van een predikant weer meer moet zijn dan dat van een ouderling. Je hoort op dat punt ook wel tegengeluiden, maar die illustreren doorgaans hoe breed gedragen deze opvatting is. Ook is er het nuchtere besef dat je in een kerkenraad van 12 mensen geen 12 kapiteins op een schip kunt hebben. De geestelijke leiding wordt daarom primair aan de predikant overgelaten, die daar ook voor geschoold en aangesteld is. Ook wordt verwacht dat de predikant pastorale zorg verleent aan de kerkenraad zonder dat daarbij sprake is van wederkerigheid. Van gelijkwaardigheid kun je dan niet spreken. In de gemeente leeft het idee breed dat het bij het ambt van predikant inderdaad ‘echt om iets anders gaat’. Daarmee wordt de positie van de predikant op een plezierige manier bevestigd.

 … en toch samen verantwoordelijk.

Maar die aparte positie van de predikant heeft ook nadelen. Ik heb te maken met ambtsdragers die niet willen bidden op huisbezoek ‘omdat dat iets voor dominees is’. Vraag je ze de kerkenraadsvergadering te openen of sluiten, dan krijg je vaak een stukje van Max Lucado en maar zelden een ontdekking uit eigen bijbelstudie. Wat mij betreft zouden ouderlingen en diakenen hun werk ambtelijker (in de zin van geestelijker) mogen invullen in plaats van minder ambtelijk. Want de kerkorde benadrukt wel de medeverantwoordelijkheid van predikanten, ouderlingen en diakenen voor de leiding van de kerk. Niemand is eindverantwoordelijk. Ook die opvatting is in de Protestantse Kerk diepgeworteld. Er bestaat in kerkenraden niet alleen de neiging om de geestelijke leiding aan de predikant over te laten; daarmee samenhangend zie je de tendens om de predikant als medewerker te behandelen. (Bijvoorbeeld door van de predikant te vragen al het bezoekwerk van de ouderlingen op zich te nemen, zoals in West-Friese dorpen wel gebruikelijk is.) De notie dat de ambten niet over elkaar mogen heersen, dient niet alleen om de predikant in toom te houden, maar ook om de predikant te beschermen tegen al te opdringerige ouderlingen (en een enkele keer diakenen). Want de predikant moet het doen zonder dekking van een bisschop!

Wat moet ik zeggen tegen ouderlingen en diakenen die ik ga bevestigen? Dat hun werk wel verrijkend is, maar niet noodzakelijk? Dat hun rol puur ondersteunend is? Haal je zo woord en daad niet te veel uit elkaar? Zeg je dan niet eigenlijk dat hun werk op één lijn staat met, zeg, liturgisch bloemschikken? Ik denk ook dat ik daarmee het werk van de ouderlingen en diakenen te kort zou doen. Toegegeven: niet van allemaal. Er zijn wel degelijk ouderlingen en diakenen die hun rol als ondersteunend zien en daarmee tevreden zijn. Maar de ouderlingen samen en de diakenen samen zijn wel degelijk factoren om als predikant rekening mee te houden. Je moet wel een beetje politiek kunnen bedrijven om verstandig met een kerkenraad en gemeente om te kunnen gaan. In gesprekken met ouderlingen en diakenen merk ik dat zij vaak niet het gevoel hebben dat ze in hun eentje een ambt dragen. Het is samen met alle andere diakenen dat de diaken het ambt van diaken draagt. In hun eentje zouden ze die verantwoordelijkheid niet aandurven, in gezamenlijkheid wel. Ze dragen hun ambt in commissie. Ze participeren in het ambt. Voor die ambtspraktijk heb ik veel bewondering. Onder predikanten mis ik die gezamenlijkheid en samenwerking.

 Ambt en uitverkiezing

De vraag is daarbij wat een ambt inhoudt. Het woord ambt is niet een term die alleen in de theologie voorkomt. Het is ook een seculier begrip dat onder meer in de politiek en de rechtspraak gebruikt wordt. Ambten zijn publieke functies. Ambtsdragers worden geacht het algemeen belang te dienen. Kernwaarden daarbij zijn objectiviteit, neutraliteit, vertrouwelijkheid, verkiezing of benoeming. Een ambtsdrager kan nooit zichzelf benoemen. Dergelijke noties van het ambt als publieke functie spelen ook in de kerkelijke praktijk een constitutieve rol. Ouderlingen en diakenen weten zich geroepen door de gemeente en God en verantwoordelijk voor de gemeente. Ik merk dat deze opvatting ouderlingen en diakenen helpt om hun eigen meningen te overstijgen en beslissingen te nemen die goed zijn voor de hele gemeente.

Laat ik tenslotte aansluiten bij de eerdere discussies in dit blad over Christusrepresentatie en het ambt van gelovigen. De gereformeerde traditie is doorgeschoten in haar ontkenning dat de voorganger Christus zou representeren. De predikant is meer dan een getuige. Men moet de Geest niet doven. Maar terughoudendheid en bescheidenheid blijven geboden. Het gaat bij de Christusrepresentatie toch ook om een mysterie. Geestelijken die op hun strepen gaan staan, doen soms denken aan discipelen die kibbelen over de vraag wie de belangrijkste is (Lukas 22:24). Als bisschop Eijk zegt dat hij zijn diocese wil opruimen zoals Jezus de tempel schoonveegde (NRC Handelsblad, 4 april), dan rijst de vraag waar de Christusrepresentatie ophoudt en een messiascomplex begint. De voorganger representeert Christus niet in alle opzichten en heeft daarop ook niet het monopolie. Christus zond zijn leerlingen uit, niet alleen zijn apostelen. Christus laat zich representeren door wie hij wil, ook door ouderlingen. En dan het ambt van alle gelovigen. Zowel Reformatoren als Kuyper gebruikten die notie in tactische zin om het gezag van roomse priesters resp. vrijzinnige predikanten te ondergraven (en hun eigen positie te versterken). We kunnen die metafoor best gebruiken om gemeenteleden te activeren. Maar als je gaat doen alsof ieder gemeentelid een ambt draagt, dan beroof je het woord ‘ambt’ van iedere betekenis (Van Ruler). Ik heb te maken met gemeenteleden die vinden dat ze zelf in hoge mate een stempel mogen zetten op de invulling van ‘hun’ doopdienst, trouwdienst en begrafenis en uiteindelijk als christen de kerk helemaal niet nodig hebben. Het ambt van alle gelovigen gaat dan ten koste van de vrijheid van het Woord, het gezag van de ambtsdragers en de kerk. Daarom kan ik meegaan met de gedachte van Van Ruler dat het ambt niet gebaseerd is op de christologie of de antropologie, maar op de uitverkiezing.[1] De Here God riep in Israël profeten. In het Jodendom roept hij rabbi’s. In de Orthodoxe Kerken roept Hij priesters en patriarchen, bij ons roept Hij predikanten, ouderlingen en diakenen. Mensen die hier één systeem van willen maken, krijgen er geen grip op. En misschien is dat maar goed ook.

Jonathan Zondag

Ds J. Zondag is predikant (PKN) en was ouderling

[1] Van Ruler, Bijzonder en algemeen ambt, 43.