Dank aan Moltmann
De betekenis van Jürgen Moltmann voor de theologie is groter dan ik kan overzien, maar het nieuws van zijn ontslapen riep de dankbare herinnering wakker aan zijn bijdrage aan mijn eigen theologische vorming. Meer specifiek werd ik bepaald bij twee leeservaringen en een foto. Wat de foto betreft: in 2008 sprak Moltmann op een Van Ruler-congres aan de VU. Ik had in Leiden juist een scriptie afgerond over Moltmanns Das Kommen Gottes (1995), als kritische spiegel naast het toen recent verschenen God doet recht van Van de Beek (2008), en andersom. Ook Van de Beek leverde een bijdrage aan het congres en terwijl de hoogten en diepten van Van Rulers werk de revue passeerden, was ik na afloop vooral tevreden met twee korrelige foto’s van beide sprekers (genomen vanuit de zaal, met een toen al gedateerde telefooncamera), ter verluchtiging van de voorzijde van de scriptie. Het vergroten van de afbeeldingen met behoud van herkenbaarheid bleek evenwel onmogelijk. Omdat ik inmiddels een verband meende waar te nemen tussen beider eschatologieën en hun publieke voorkomens, schoof ik de afbeeldingen niet terzijde maar maakte er een soort mozaïek van, veertig keer Moltmann tegenover Van de Beek, op pasfotoformaat.
De (bijvak)scriptie was de laatste stap naar het afstuderen en heeft lang bovenop de stapel gelegen, zo raakte ik vertrouwd met de aanblik van beiden. De een kijkt naar rechts, de ander naar links. Ze kijken elkaar niet aan, hun blikken kruisen elkaar op een verondersteld maar onzichtbaar punt ergens vóór hen, in de ruimte. Van de Beek staat kaarsrecht, keurig in pak, de (lees)bril iets op de neus. Docerend en getuigend – ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’ zou ik zeggen, in lijn met zijn boek. Moltmann leunt wat opzij, lijkt te luisteren naar een vraag of repliek, draagt een opvallend gele trui onder zijn colbert en kijkt met de hint van een glimlach. Of dit laatste ook geldt voor het eschatologische schouwen in Das Kommen Gottes durf ik zo niet te stellen, maar ik acht het niet onmogelijk. Gegeven de zwaarte van de thematiek is een zekere lichtheid nooit ver weg, van begin tot einde. Het zal de werkzame kracht van (veel schrijven en spreken over) de hoop zijn. Vreugde. In de laatste zinnen van het boek schrijft hij, schijnbaar zoekend naar woorden, over een ‘prachtig gezang’, een ‘rijk gedicht’ en een ‘schitterende dans’ om de overvloed aan goddelijke volheid in het eschaton bij benadering aan te duiden. ‘In het lachen van het universum’ – eenmaal verheerlijkt en vervuld – ‘verheugt zich God. Soli Deo Gloria’ (367).
Hardnekkig hoopvol
Das Kommen Gottes inspireerde (God doet recht overigens ook, we beoordelen natuurlijk niet op uiterlijk, de fotocollage benadrukte slechts het ándere van beide perspectieven die elkaar, verondersteld, toch ook weer raken) en overtuigde, ondanks – zo noteerde ik althans – het speculatieve karakter van juist die slothoofdstukken. Daarin gaat het over de ‘kosmische voleinding’ van de sjechina (de inwoning of aanwezigheid Gods in de ruimte) en sabbat (de aanwezigheid Gods in de tijd). Dus die finale lach van het universum, tot eer van God. Is dat niet te groot, te ver, te hoog? Zijn er dan geen grenzen aan ons weten, geloven, hopen? En komen dergelijke toekomstvisioenen niet per definitie in mindering op de waardering – of dat nu een kritische waardering is of een bewonderende, of anders nog – van het hier en nu?
Vragen te over, maar toch. Hoewel de hardnekkig hoopvolle mens mij, toen en daarna, regelmatig deed denken aan een haas die een wortel achterna rent die met een stok en een touwtje vastzit aan zijn eigen rug, ben ik blijkbaar zelf ook die mens, die haas, en dankzij Moltmann sprint ik blijmoedig verder (‘ik jaag ernaar, dat ik het ook grijpen mocht’).
Gerrit de Kruif had in 1999 geschreven dat met het boek van Moltmann ‘de eschatologie daar, na vele capriolen […] op zijn pootjes terecht is gekomen’ en hield dat zijn studenten nadien ook zo voor. Ter onderbouwing wees hij op de uitweg van Moltmann uit enkele klassieke eschatologische dilemma’s. Presentisch of futurisch? (beide, denkend vanuit het tweede). Persoonlijk heil of universele verlossing? (het tweede, en daarin ook het eerste). Gods handelen of mensenhanden? (het eerste, en daarom – door de Geest – ook het tweede). Voor Moltmann is de ontdekking van toekomst als adventus cruciaal, de toekomst-Gods-die-naar-ons-toekomt, als alternatief voor futurum. Futurum is meer van hetzelfde, sluitstuk van de lineaire geschiedenis van gisteren-vandaag-morgen. Adventus daarentegen is nieuw, of althans: vernieuwend, vervullend, volmakend op een andere manier dan wij mensen ons kunnen voorstellen, laat staan bewerkstelligen. Een stoutmoedige verwachting, maar gegrond in de opstanding van de Gekruisigde. Eenmaal ter harte genomen vergeet je zoiets niet meer.
Diaconaal inzicht
Een tweede leeservaring kwam toen ik na de studie als aio Diaconaat aan de slag ging. De diaconale literatuur is (of was) enigszins overzichtelijk en als daar een titel van Moltmann opduikt trekt die de aandacht: Diakonie im Horizont des Reiches Gottes (1984), een in omvang bescheiden bundeling artikelen en voordrachten waarin Moltmann de relatie tussen theologie en diaconaat verkent. Of beter: pleit voor een dergelijke relatie, in wederkerigheid. Dat klinkt wellicht als een open deur, maar is dat niet. Het diaconaat is weliswaar aan de kerk gelieerd, als organisatievorm is het echter ook een zelfstandig fenomeen, zeker in Duitsland, met een keur aan professionele instellingen, ‘inrichtingen’ en werkverbanden die op flinke afstand staan van theologie en gemeente. Andersom komt een theologie die binnen de gebruikelijke kerkelijke of academische kaders blijft niet snel in aanraking met ‘het werkelijke leven en lijden van mensen’ (13). Het diaconaat is daar wel, in dat werkelijke leven en lijden van mensen, maar de betekenis van die aanwezigheid voor gemeente, theologie en geloof is te groot om uit te besteden aan beroepskrachten alleen. Moltmann spreekt van een ‘diakenschap van alle gelovigen’, naast en in aller priesterschap, want allen zijn geroepen om hun medemens nabij te zijn in leven en lijden. Dat is immers het spoor van Christus en alleen langs die weg ontstaat een gemeenschap die voorbode mag heten van het Rijk Gods, en dat ook is.
Verrassend is de omkering die Moltmann hier consequent voor ogen stelt: niet de medemens-in-nood heeft de aldus wakker geworden kerkelijke gemeente en haar hulp- en dienstbetoon nodig, om daarin ten leste iets van het Koninkrijk te ontdekken, het is andersom.
In het evangelie is het Koninkrijk en is Jezus immers daar als eerste te vinden, bij de arme, zieke, bezeten, buitengesloten mens. In het bijzonder werkt Moltmann de consequenties van deze omkering uit voor de omgang met mensen met een beperking. Zij zijn geen object van (diaconale) zorg maar subject van hun eigen menszijn-naar-Gods-beeld en delen in de genadegaven die in de gemeente, en in de nieuwe mensengemeenschap van het Godsrijk, aan allen geschonken zijn. Je hoeft niet op elkaar te lijken om zo de waarde van de ander in te zien, in alle andersheid van dien. Medemenselijkheid, erkenning, ontvankelijkheid, vriendschap – dat zijn waarden en werkwijzen Voor Moltmann is de ontdekking van toekomst als adventus cruciaal, de toekomst-Gods-die-naar-ons-toekomt, als alternatief voor futurum. die ertoe doen in een ‘diaconaat van de hoop’, en daar kan de kerk niet dan tot haar schade aan voorbijgaan.
Het is alweer even geleden dat Moltmann dit zo kort en bondig onderstreepte, maar opnieuw: eenmaal ter harte genomen, vergeet je zoiets niet snel meer, en hij heeft op dit punt in zekere zin ook school gemaakt. Meininger en Noordegraaf denken in Van en voor allen (2004) in dit spoor verder en ook het kloeke Handbuch Inklusion in der Kirchengemeinde (2013) begint ermee, en komt erop terug, omdat dit diaconale inzicht een zekere alertheid aanwakkert om méér onbewuste, stilzwijgende, schijnbaar vanzelfsprekende of goedbedoelde onderscheidingen tussen mensen te bevragen. Want wat of wie is ‘normaal’ en wie afwijkend, wie sterk of juist zwak, wie ‘zelfredzaam’ of kwetsbaar? Ik zou bijna zeggen: op dit punt was Moltmann woke avant la lettre, en dat is in dit geval een compliment.
Hans de Waal
– Jürgen Moltmann, Das Kommen Gottes: Christliche Eschatologie, Gütersloh 1995
– Jürgen Moltmann, Diakonie im Horizont des Reiches Gottes. Schritte zum Diakonentum aller Glaubigen, Neukirchen-Vluyn 1984
– G.G. de Kruijf, ‘Een eeuw eschatologie’, in: Kerk en Theologie, jg. 50/4 (1999), 278-292
– Ralph Kunz & Ulf Liedke (Hg.), Handbuch Inklusion in der Kirchengemeinde, Göttingen 2013
– Herman P. Meininger (red.), Van en voor allen. Wegwijzers naar een inclusieve geloofsgemeenschap met mensen die een verstandelijke beperking hebben, Zoetermeer 2004
In de Waagschaal, nr. 8, 17 augustus 2024