Cultureel Gewicht – Houdt u van Rubens?
Een gure zaterdag in november blijft guur en novemberachtig ook al loop je door de fraaie binnenstad van Antwerpen. Wat Antwerpen aan zo’n koude wandeling toevoegt, is het gevoel dat het meisje met de zwavelstokjes had bij het zien van de kerstbomen en de gebraden ganzen in de huizen van haar stad. Met grote ogen loop je langs de verwarmde terrassen van de Keyserlei, de schitterende etalages van de Meir en de bonbonwinkels rond de Groenplaats om uiteindelijk met rode handen en een blauwe neus aan te komen bij de Onze Lieve Vrouwe-kathedraal.
Wij zijn naar Antwerpen gekomen voor een bijeenkomst in de namiddag in de kelder van boekhandel De Groene Waterman. Omdat we niet vaak in deze smakelijke stad moeten zijn, beperken we ons niet tot de boekhandel. We nemen ons voor een zo groot mogelijke hap uit de stad te nemen. Onze ervaringen in dit opzicht lijken alweer op die van het meisje met de zwavelstokjes. De huizen die zij passeerde waren van binnen warm en gezellig, maar koud en hard van buiten. Datzelfde geldt van de panden in het barokke Antwerpen. Je kunt er je tanden in zetten, zoals Hans en Grietje, maar het is niet gemakkelijk met hun grandeur je maag te vullen.
Overrompeling
Symbool van Antwerpens bekoorlijke afstandelijkheid is de schilder Peter Paul Rubens. Hij is in de stad overal aanwezig. Zijn schilderijen hangen in de belangrijkste kerken en in het Museum voor Schone Kunsten, zijn patriciërhuis is een museum op zichzelf en in persoon is hij te zien als een standbeeld op één van de centrale pleinen. Houdt u van Rubens? In kwantitatief opzicht is hij verbazingwekkend. Vele vierkante meters doek, muur en plafond beschilderde hij met enorme naakten, fladderende mantels, steigerende paarden, extatische Maria’s en neertuimelende Phaetons. Waar onze Rembrandt, zo lijkt het, bij elk schilderij opnieuw moest bedenken hoe een mens eruitziet, smeet Rubens ze zonder aarzelen bij tientallen op het doek. Als ik een stralende aria van Händel hoor heb ik soms een beetje te doen met Bach. Net zo kan ik de gedachte maar moeilijk van me afzetten dat Rubens naast Rembrandt de betere schilder is.
In de kathedraal hangen twee van Rubens’ hoofdwerken: de Kruisoprichting en de Kruisafneming. Het eerste doek toont hoe negen potige mannen met grote krachtsinspanning het kruis van Christus overeind trekken. Christus zelf is aan het kruis genageld en heeft de ogen ten hemel geslagen. Twee groepen omstanders reageren, een derde groep, met soldaten, coördineert de handeling. Rubens heeft alles in het werk gesteld om van de gebeurtenis een zintuiglijke indruk te geven. Het sloven en sjorren van de beulsknechten is haast hoorbaar, net als het kraken van het kruishout; het oprijzen van het kruis is bijna te zien. Van alle afgebeelde mensen, met uitzondering van Maria en de apostel Johannes, heeft hij de lichamen geschilderd. Hun blote armen, benen en ruggen versterken de indruk van een fysieke gebeurtenis. De Kruisafneming toont een verstilder tafereel: acht personen, vijf mannen en drie vrouwen, tillen de gestorven Christus van het kruis. Ook hier zien we de fysieke inspanning, maar de lichamen van de figuren op het doek zijn overwegend bedekt. Gekleed in fraai gekleurde gewaden ontvangen ze het bleke lichaam van Christus alsof ze het, zoals het geboorteverhaal zegt, in doeken willen wikkelen. De zijpanelen van het schilderij beelden twee andere bijbelverhalen uit. Hierdoor doet het gehele kunstwerk, meer dan de heftige Kruisoprichting, een beroep op de reflectie van de beschouwer.
Toch is Rubens een kunstenaar van de overrompeling eerder dan van de reflectie. Wat dat betreft doet hij denken aan Sergej Rachmaninow, een musicus met zoveel talent dat je soms je oren wilt dichtstoppen. Rubens muntte uit in alles. Hij was een virtuoos schilder, had grote kwaliteiten als architect en uitvinder, hij was een succesvol ondernemer en maakte zich bijzonder verdienstelijk als diplomaat. Met zijn veelzijdige begaafdheid lijkt hij op de stad die hij mede heeft vormgegeven. Antwerpen is een stad waarin je tred vanzelf iets sluipends krijgt, alsof je door een achteringang in een koninklijk paleis bent gelaten. Aan het einde van onze rondgang door deze stad daalden wij die middag dan ook in nederige stemming de trap af naar de kelder van De Groene Waterman.
Topografie
Daar zouden wij de presentatie bijwonen van de eerste volledige Nederlandse vertaling van Kierkegaards Afsluitend Onwetenschappelijk Naschrift bij Filosofische Kruimels. Drie Belgische hooggeleerden, alle drie betrokken bij de uitgave, zaten naast elkaar op een klein podium, als het presidium van een clandestiene vergadering. Om beurten vertelden ze iets om het boek te introduceren en het belang ervan aan te duiden. Verschil van mening tekende zich af over de vraag in hoeverre Kierkegaard, voor wiens literaire vermogens, scherpzinnigheid en productiviteit de drie eensgezind de hoed lichtten, een parti-pris vertolkt. Is hij, zoals Paul Cruysberghs opmerkte, met al zijn originaliteit en virtuositeit niet toch een apologeet van de traditionele christelijke geloofsleer? De repliek kwam van Johan Taels, net als Cruysberghs emeritus-hoogleraar filosofie aan een van de Vlaamse universiteiten.
Volgens hem is het belang van Kierkegaards werk, en met name ook van het zojuist gepubliceerde, dat het weliswaar een route beschrijft naar een centraal ‘topos’, de incarnatie, maar dat die route en passant licht werpt op een rijkgeschakeerde ‘topografie’. Kierkegaard beschrijft het menselijk leven, uitgaande van het thema van de incarnatie, als een enorme verzameling variaties op het thema of, in zijn woorden, ‘stadia op de levensweg’. Deze stadia verschillen niet van elkaar in waarheid, zoals de filosofie vóór Kierkegaard meende te weten, maar danken hun bestaan aan verschillend gemaakte keuzen of offers. Het waarom van deze keuzen is niet te beredeneren. Het berust op het eigen inzicht of het vertrouwen op het moment dat men de keuze maakt. Alle menselijke uitingen, wilde Taels maar zeggen, zijn arbitraire oplossingen van dezelfde puzzel. Men kan hoogstens zeggen dat de grondeloosheid van de keuze, de angst, bij de ene levenshouding meer verborgen is, bij de andere meer op de voorgrond treedt. De incarnatie, de figuur van Jezus Christus opgevat als Gods Zoon, is uniek doordat in Hem de grondeloosheid absoluut is en doordat het leven met deze incarnatie een volledig accepteren van de angst betekent. Op het niveau van kennis, ethiek of maatschappelijke relevantie heeft het christelijk geloof echter geen streepje voor.
Waarheid in kleur
Onze terugweg voerde ons opnieuw over de Meir en de Keyserlei. Het was inmiddels donker geworden en er vielen regendruppels. De winkels hadden met hun lichtreclames sinds de middag nog aan bovenaardsheid gewonnen, maar het betoog van Taels maakte de weelde toch minder ongenaakbaar. Hier toonden zich pogingen tot incarnatie. Evenmin als de monumentale huizen aan de markt stonden de winkels van Gucci en Dior buiten de tijd en buiten het menselijke zoeken naar de eigen grond. Ze wilden dat alleen het liefst achter hun schittering en luxe verbergen. Zonder Taels en Kierkegaard hadden we dat misschien niet ingezien, al leverden ook de beelden van Maria met het Christuskind, zichtbaar op verschillende straathoeken, hun bijdrage aan de relativering van het ostentatieve klatergoud.
Thuisgekomen ontdekte ik dat Rubens ooit op de topografische kaart van het gewone menselijke bestaan is ingetekend. Dat gebeurde notabene door een Nederlandse bewonderaar van Rembrandt, Conrad Busken Huet. Hij publiceerde in 1879 een reeks met Belgische reisherinneringen onder de titel Het land van Rubens. Daarin gaat hij Rubens de barokke schildervirtuoos voorbij en beschrijft hij hem als een getuige, bewust of onbewust, van ons grondeloze leven. Over de Kruisoprichting merkt hij op: ‘Het doek is een zinnebeeld van hetgeen op aarde de menschgeworden godheid wacht – zanger, wijsgeer, hervormer, martelaar, – wanneer zij, ruwheid en botheid ten prooi, dezen in handen, neen in de kluiven valt.’ En over de Kruisafneming: ‘Het is de triomf der menschelijke deelneming, uitgedrukt overeenkomstig het wezen van lijnen en kleuren.’ Zijn bespreking van de figuur Rubens besluit hij zo: ‘Men behoudt de herinnering van een verheven geest, voor wien de waarheid zich oploste in kleuren, en wiens kleuren op hare beurt het onuitsprekelijke vertolken.’
Udo Doedens
Conrad Busken Huet, Het land van Rubens, Belgische reisherinneringen, Haarlem 19053.
Johannes Climacus (Søren Kierkegaard), Afsluitend onwetenschappelijk naschrift bij Filosofische kruimels, vertaald door Jan Marquardt Scholtz en bezorgd door Paul Cruysberghs en Karl Verstrynge, Budel 2021.
In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 1. 8 januari 2022