Commentaar – Welzijn en heil
Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen zijn erg veel mensen gaan stemmen. Het was de hoogste opkomst in 120 jaar. Toch was het nog altijd slechts 66 procent die naar de stembus ging. Zelfs bij deze verkiezingen, die maandenlang bestempeld werden als een extreem belangrijk moment in de geschiedenis, vond 34 procent het niet nodig zijn stem uit te brengen. Men kon blijkbaar niet kiezen tussen Trump en Biden. Is het dan zinvol te spreken over een spectaculaire opkomst, of is er meer reden te spreken van het onvermogen van de democratie mensen nog langer te mobiliseren?
In de naoorlogse theologie lijkt het een doodzonde om níet te gaan stemmen. Als er stemrecht is, is er ook stemplicht. Je kunt daar Kants categorische imperatief bij halen en zeggen dat als we collectief niet van ons stemrecht gebruik zouden maken, we de democratie om zeep zouden helpen. Maar belangrijker in de theologie is dat deze zich na de oorlog zeer sterk innerlijk en inhoudelijk verbonden heeft met het sociaaldemocratische ideaal. Niet-stemmen was zoiets als een weigering mee te bouwen aan de nieuwe samenleving vol van de Bijbelse noties van vrede en gerechtigheid.
De huidige politieke situatie kan aanleiding zijn de theologische onderbouwing van dit standpunt te heroverwegen. In de naoorlogse theologie zijn heil en welzijn wel erg dicht bij elkaar komen te liggen, terwijl de christelijke traditie deze zorgvuldig heeft willen onderscheiden. Welzijn heeft te maken met menselijk, politiek handelen. Het is zorgen voor orde en veiligheid. Het gaat dan om de staat, met daarin het ministerie van justitie voorop. Heil heeft te maken God en Zijn handelen, met verlossing. Doordat de theologie de afgelopen decennia vaak benadrukt heeft dat God ons niet uít de wereld verlost, maar dat de verlossing meer een transformatie ván deze wereld is – een gedachte die vanuit het Oude Testament voor de hand ligt, maar vanuit het Nieuwe niet – heeft zij heil en welzijn innerlijk helemaal met elkaar verknoopt. Naar de stembus gaan is dan bijna zoiets als je steentje bijdragen aan het Koninkrijk Gods.
Het wordt tijd om de band tussen welzijn en heil weer iets losser te maken. Of er welzijn zal zijn, weet je nooit. Dat hangt van politieke en andere aardse schommelingen af. Maar, zoals de Platonist Paulus schreef: ‘De zichtbare dingen zijn tijdelijk, de onzichtbare zijn eeuwig.’ Of er welzijn zal zijn, is onzeker, maar het heil ligt vast aan gene zijde. Wie dat verstaan heeft, mag ook wel een keertje niet gaan stemmen. Misschien heeft die 34 procent het onderscheid tussen welzijn en heil wel beter begrepen dan die 66.
Willem Maarten Dekker
In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 1. 9 januari 2021