Commentaar (Roeping)

logoIdW

Ik benijd Klaas Dijkstra niet. Hij heeft als consulent voor het beroepingswerk in de PKN de taak om de ‘mobiliteit’ van zo’n 2.500 actieve predikanten te begeleiden. Een immense klus, zeker nu de Protestantse Kerk in 2016 heeft besloten dat predikanten na 12 jaar in één gemeente een beroep naar een andere gemeente moeten overwegen. Dat laatste lijkt mij terecht: het is voor de levendigheid van gemeenten én voor een goede doorstroming van predikanten noodzakelijk dat er beweging zit in het predikantencorps. Maar des te meer is zorgvuldigheid vereist. Beroepingswerk is iets anders dan het stroomlijnen van sollicitatieprocedures. Een dienaar van het Woord is immers geen (potentiële) werknemer, maar iemand met een roeping, die ten dienste kan staan aan de gemeente. Het gaat dus om een wederzijdse afstemming tussen predikant en gemeente: kunnen zij iets voor elkaar betekenen? En horen ze daartoe wederzijds een ‘roep’ of roeping?

Nu het niet-orthodoxe deel van de kerk en masse is overgegaan op de sollicitatieprocedure, zien we dat veel goedwillende ambtsdragers gretig de regels van het HR-spel uit hun eigen werkkring ‘uitrollen’ bij een predikantsvacature, met alle gevolgen vandien. De kerk zou het sollicitatie-model krachtiger kunnen tegenspreken, op theologische gronden, en minder dubbelhartig dan de Gids voor het beroepingswerk nu doet. De kerk zou uit kunnen gaan van actieve gemeenten die zelf onderzoeken welke (soort) predikant passend zou zijn. Een advertentie is dan niet de start van een sollicitatieprocedure maar een prachtig aanvullend middel om geen geschikte personen over het hoofd te zien. Een briefje van een geïnteresseerde predikant met de mededeling ‘ik ben beschikbaar voor een kennismaking’ zou dan voldoende moeten zijn, in plaats van ‘bedelbrieven’ waarin de predikant zijn kennis en kunde etaleert. Het is theologisch onjuist – want de dienaar van het Woord is geen kunstjesverkoper op zoek naar een afzetgebied, het is de gemeente die zoekt/vraagt – en bovendien vernederend en onnodig.

Dat vraagt van de kant van de landelijke kerk wel om een actief mobiliteitsbureau dat al die 2.500 predikanten en de verschillende stromingen binnen de Protestantse Kerk goed kent. Dat kan niet (meer) met één persoon, lijkt me. Eerder is een klein team van consulenten nodig die tezamen het hele protestantse veld kunnen overzien en actief meedenken, in regelmatig overleg met classispredikanten.

De Protestantse Kerk heeft terecht gesignaleerd dat doorstroming van predikanten in dit tijdsgewricht cruciaal is. Geef het mobiliteitsbureau (waarom niet gewoon ‘beroepingswerk’?) dan ook de geestelijke en de fysieke middelen om dat waar te maken.

Mirjam Elbers

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 3. 9 maart 2019