Commentaar (racisme?)

logoIdW

 

In de jaren 80 leerde Mpho Ntoane (zijn naam met eerbied uitgesproken!) ons als pastores Oude Wijken te kijken naar de mensen in die wijken. Dat was confronterend. We werden ons door zijn scherpe vragen ervan bewust hoezeer onze blik door onze maatschappelijke positie gekleurd werd. Wij verklaarden ons wel solidair met hen, maar wel op onze voorwaarden. Echte solidariteit kon pas ontstaan als bewoners ons als ‘bondgenoten’ herkenden. Zij waren geen ‘object’ van onze goede bedoelingen, maar dienden als ‘subject’ van hun eigen beweging herkend te worden.

Mpho had recht van spreken. Hij sprak als ‘zwarte’ in ons blanke clubje. Hij wist vanuit eigen ervaring hoe blanke ideologische suprematie werkte. Vanuit die ervaring leerde hij ons naar de werkelijkheid kijken. En passant maakt hij ons ook attent op ons vaak verborgen en ontkende racistisch bepaald denken en handelen.

Ik moest er aan denken toen ik het interview met Janneke Stegeman in Trouw over ‘de witte Nederlanders’ en de woedende reactie daarop van Henk Jan Prosman in ‘The Post online’ las. Dezelfde ongemakkelijkheid van toen bekroop mij – witte, heteroseksuele man – opnieuw. Ik herken ook de boosheid van Prosman. Ik onderstreep ook zijn opkomen voor de blanke arbeider. Net als de wijkbewoners waren en zijn zij in onze samenleving de pineut. Terzijde, ook door de kerk vrijwel nooit serieus genomen. Dat zegt toch ook iets over de blanke theologie.

Moeizaam, getackeld door Mpho als we te snel gingen, probeerden we naar verbanden in de verhalen van de blanke buurtbewoners en die van de toenmalige nieuwkomers te zoeken. Ik weet, dat het sinds die jaren er bepaald niet gemakkelijker op geworden is. Maar dat betekent toch niet dat we, juist als kerk, niet naar die verbanden moeten blijven zoeken. Dat hindert mij bij zowel het betoog van Stegeman als van Prosman. Zij houden ieder een kant van de draad vast en trekken daaraan, totdat die breekt. Precies daar ben ik bang voor. Voor deze ideologische tweedeling.

In zijn reactie citeert Prosman Murray. Hij constateert dat door de aandacht voor de raciale ongelijkheid niet gezien werd dat de ‘misère onder de blanke onderklasse net zo groot geworden is’. Precies. Net zo groot als die van de zwarte Amerikanen. Die is ondanks alle aandacht voor de raciale ongelijkheid ook ‘dramatisch verslechterd’.

Daarom, Stegeman en Prosman, reflecteer in jullie analyses ook op deze wrange constatering. Ja, juist als theologen, die van de verzoening weten.

At Polhuis