Commentaar (De Wereldraad en de dialoog)
De Wereldraad van Kerken is gebouwd op dialoog. Dat is de grote kracht van de organisatie. Het is een laboratorium van gesprek en interculturele communicatie. Christenen uit alle windstreken ontmoeten elkaar. Niet in een ongelijkwaardige politieke of commerciële setting, maar principieel als broeders en zusters. En ach, dat het soms ontaardt in een overdreven ‘alle Menschen werden Brüder’-achtige stemming, is begrijpelijk. Deze wat hemelse sfeer helpt juist om over confessionele en culturele grenzen heen te reiken.
In de tijd dat het Westen uit zijn koloniale houding wakker geschud moest worden, leerden westerse kerkleiders zo voor het eerst om te luisteren naar kerkleiders uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Het is dan ook logisch dat de Wereldraad altijd zoveel nadruk heeft gelegd op programma’s ter bestrijding van racisme. Racisme is het eerste wat gelijkwaardige communicatie verhindert. Bijna even logisch is de nadruk op economische ongelijkheid. Ook dat springt zo in het oog als je elkaar ontmoet.
De wereldwijde oecumenische contacten hebben impulsen gegeven aan de Europese en Noord-Amerikaanse kerken om ook in eigen land veel meer te doen op dit gebied. Het open oog van de Protestantse kerk voor migrantenkerken is ondenkbaar zonder het werk van de Wereldraad. Al eerder opende zending en oecumene de ogen voor de negatieve gevolgen van de koloniale politiek en de apartheid.
Ook op geloofsgebied heeft het dialoogmodel tot resultaten geleid. De gezamenlijke vieringen in de Wereldraad zorgden vrijwel ongemerkt tot een verspreiding van Afrikaanse, Zuid-Amerikaanse en Aziatische liedcultuur. Het Lima-rapport over ambt en sacrament was een mijlpaal in de oecumenische bezinning. We hebben er onze nieuwe bisschoppen, pardon classis-predikanten, aan te danken.
Dialoog heeft zijn grenzen. In de tijd van de koude oorlog kon er nooit gesproken worden over de onderdrukking van de kerken in het Oosten. Daar heeft de Wereldraad spijt over betuigd, maar de moeilijkheid zit ingebakken in het dialoogmodel. Op de jongste zitting van het Centraal Comité van de Wereldraad spraken vertegenwoordigers van Noord-Korea en Zuid-Korea de vergadering gezamenlijk toe. Buiten de vergadering zongen ze aanstekelijk eendrachtig een gezang. Maar in de resolutie over Korea van het Centraal Comité staat geen woord over de onderdrukking van christenen in Noord-Korea, de concentratiekampen en de slavenarbeid. De dialooglijnen open houden en fatsoenlijk spreken gaat blijkbaar moeizaam samen. Of dat ook wijsheid is? Verdrukte mensen in de steek laten heeft ook zo zijn prijs.
Coen Wessel
(In de Waagschaal, jaargang47, nr. 8. 23 juni 2018)