Christelijke identiteit onder vuur
De vraag of we oorlog moeten voeren wordt vandaag de dag, wanneer het om Rusland en de Islamitische Staat gaat, met een zwak ja beantwoord. Beide zijn immers regelrechte bedreigingen voor de wereldvrede? Dat hebben de jarenlange aanloop in beide conflictgebieden en de verontrustende rapporten hierover inderdaad laten zien. Ondertussen komt het maar moeilijk op gang, want een goed plan ontbreekt. Er ontbreekt echter meer. In dit artikel wil ik op zoek naar de zaak die ons voor ogen zou moeten staan in de hele discussie.
Pacifisme
At Polhuis (IdW 44/3) constateert dat een krachtige pacifistische beweging, zoals Kerk en Vrede aan het begin van de vorige eeuw (vertolkt door J.J. Buskes,1899-1980), er vandaag de dag niet is, en dat de discussie ontbreekt. De vraag van Buskes: ‘Wat betekent oorlog, en hoe verhoudt zich dat tot geloof en liefde’, zou ons moeten bestoken, maar klinkt niet. De verdediging van het pacifisme door Buskes, zet ons ook nu aan het denken. Buskes concludeerde dat oorlog nooit een middel is dat met God kan worden verbonden. Een bij uitstek bijbelse lijn, want strijders die van het slagveld kwamen, waren volgens de Tora onrein en ongeschikt om God te ontmoeten vanwege doodslag, hoe noodzakelijk die ook was. Hoewel oorlogen in naam van God gevoerd konden worden in de Tenach, was de strijd nooit goed. De man Gods die het deed, had bloed aan zijn handen. Het heeft dus bijbelse grond om actief de oorlog te weigeren en zich onvrijwillig aan de dictatuur uit te leveren, waartoe Buskes opriep. Toch was hij geen lijdelijke pacifist. Het ging hem erom, zo Polhuis, dat de strijd an sich geen reden is om in de sleur van geweld meegenomen te worden.
Dit betoog doet me denken aan een beeld uit de Tenach, namelijk dat van Nehemia. Toegewijd aan de bezetter, vraagt hij om toestemming om de muren van Jeruzalem te herbouwen, en door zijn loyaliteit aan de koning krijgt hij het vertrouwen om het ook te doen. Ziehier de vrucht van de onvrijwillige uitlevering aan de vijand. Bouwend met de ene hand en met het zwaard in de andere, brengt hij het volk in beweging (Neh. 4:17-18). Is dit beeld niet treffend voor het punt dat Buskes wilde maken? Niet de oorlog staat bij Nehemia op de agenda, maar het behoud van de eigen identiteit en lokale autonomie, loyaal aan de heersende dictatuur. Het kwam niet bij Nehemia op om Sanballat de oorlog te verklaren, maar ook niet om zich door hem lijdelijk te laten demotiveren. Nehemia onderwerpt zich aan het geldende gezag in Susan, herbouwt Jeruzalem, en heft toch ook het zwaard op om de identiteit van het volk van God in stand te houden.
Een zaak van belang
Dat brengt ons bij het tweede dat ons ontbreekt. Er is voor ons westerlingen geen zaak, geen ideaal zoals van Nehemia, geen identiteit om te verdedigen. Ieder heeft zijn eigen waarheid en zaak wel, maar onze enige gemeenschappelijke zaak is de economie, waar niemand zich belangeloos voor inzet. Ook veiligheid, wat zo nodig voorop moet, is geen zaak. Het is van belang, maar uit veiligheidsoverwegingen spreek je niet over aanvallen en verdedigen, maar heb je het bijvoorbeeld over het veilig stellen van olieleverantie. Wat blijft er dan over? Geloof? Dat was in Nederland ooit wél een zaak van belang. Maar vandaag is ons geloof meer theoretisch, individualistisch en pluriform. Het is geen collectieve zaak meer. In het Midden Oosten ligt dat echter anders. Buiten de grenzen van het oude Romeinse rijk konden bijvoorbeeld de Nestorianen uitgroeien tot de grootste kerk van het eerste millennium. Kerkhistorisch gezien, is het onvoorstelbaar dat wij ons toen zo druk maakten om christelijke oorlog en inquisitie, en dat zo een grote en bloeiende kerk door ons werd weggezet als een ketterij. Hun nazaten, die in verschillende kerkstromingen verenigd zijn door hun Assyrische volksbesef, kennen deze geloofszaak van collectief belang nog wel. Kunnen we hun zaak misschien wat beter in beeld krijgen?
Asahel Grant ‘vond’ hen in de jaren dertig van de 19de eeuw, en was ervan overtuigd dat hij de tien verloren stammen van Israël had gevonden in een paradijs dat zich in de Hakkari-bergen bleek te bevinden in het Zuid-Oosten van Turkije. G.P. Badger en W.A. Wigram brachten hun bestaan in beeld door gedetailleerde omschrijvingen van hun tradities en gewoonten. Hun boeken vonden gretig aftrek in de Anglicaanse wereld. Zeker nadat deze ‘protestanten van het Oosten’ zich als énige volk in het Midden Oosten aansloten bij de geallieerden tijdens WOI. De Nestorianen en andere Assyrische christelijke stromingen beschouwen zichzelf, ook vandaag nog, als de schatbewaarders van het meest oorspronkelijke christelijke geloof, dat net zo goed als het Joodse en Islamitische, een Oosters geloof is. Het grote verschil tussen hen en ons is, dat wij in het Westen het christelijke geloof beleven (naar Grieks voorbeeld) als een theoretische waarheid die je al dan niet aanhangt, en dat zij zichzelf als etnische (Assyrische) christenen beschouwen. Zo geboren en zo Christus navolgend, in vreugde en lijden. Over de verschillen tussen Oost en West is nog veel meer te zeggen (K.E. Bailey geeft hiervoor een uitstekende aanzet in “Jesus Through Middle Eastern Eyes”) maar daarvoor ontbreekt ons hier de ruimte. Mijn punt is dat de christelijke zaak in het Midden Oosten, net als bij Joden en Moslims geen theoretische waarheid, maar een collectieve bestaanswijze is die ons christen laat zíjn, vanuit onze diepste kern. Kunnen de Assyrische christenen ons dit helpen herinneren?
Ondergang van een christelijke natie
Na WOI had het Westen geen oplossing voor de Assyrische geallieerden, ze waren te klein en teruggaan naar Turkije was geen optie. Daar was de bevolking al aardig gezuiverd van etnische christenen, die hoefden ze niet terug. Zelfstandig besloten de Nestorianen uit de Hakkari-bergen tot een nieuw en gevaarlijk bestaan in Syrië rondom de Khabur rivier, met steun van de Volkerenbond. August Thiry bezocht hen in 2009, en vond een gesloten, in honderd jaar tijd gehalveerde gemeenschap, geïsoleerd door onbekendheid. Zijn reisverslag is te vinden op www.shlama.be onder de titel ‘Assyrian autumn on the Khabur.’ Het zijn exact deze schatbewaarders van het meest oorspronkelijke christendom die nu door de Islamitische Staat rechtstreeks zijn aangevallen met de afbraak van hun identiteit en geschiedenis als doel, eind februari van dit jaar. CNN telde 262 gevangenen in een artikel op hun website: ‘Amid killings en kidnappings, can Christianity survive in de Middle East?’ (27-2). De gestelde vraag wordt op westerse wijze becijferd en beantwoord met: ‘nee, een dalende lijn daalt nu eenmaal.’ De ondergang van wat ooit de grootste kerk in de geschiedenis was, in vandaag zo goed als beklonken (zie ook mijn betoog in het RD van 19/9/2014 ‘Vergeet Assyrische christenen niet’). Heeft het pacifisme van Buskes voor hen ook een antwoord?
Onze christelijke identiteit in het Westen is tot een fictief Grieks hologram geworden, en de meer wezenlijke christelijke identiteit zoals deze in het Oosten beleefd wordt, is op sterven na dood. Hun geschiedenissen lezend, denk ik aan Nehemia. Niet de oorlog staat op de agenda van deze christenen, maar het behóúd van identiteit en lokale autonomie, die hen ooit door de Sassanidische koningen is gegeven. Zij hebben een zaak, en dat is precies waar het ons in het Westen aan ontbreekt. Willen wij als westerse christenen aan deze zaak, onze identiteit, herinnerd worden, en strijden voor het behoud daarvan? Zouden er vandaag nog Westerse christenen bereid zijn om als een Nehemia af te reizen naar deze smeltkroes van ellende, om te bouwen aan datgene wat behouden dient te blijven? Bouwen zoals bijvoorbeeld de Anglicaanse priester Andrew White, die zich al 25 jaar lang in Bagdad inzet voor verzoening en hulpverlening, en er bewust voor kiest om als christen daar te zijn.
Kees Bloed
C. Bloed is messiaans spreker en schrijver