Christelijke humaniteit is echte humaniteit
Het rode paard van Eugenio Corti
In 1983 verscheen van de Italiaanse schrijver Eugenio Corti de omvangrijke en groots opgezette roman Il cavallo rossi. Hoewel door de officiële literaire kritiek nauwelijks opgemerkt heeft deze roman inmiddels zesentwintig drukken beleefd en is hij in acht talen vertaald. Bijna dertig jaar na dato is onder de titel Het rode paard ook een Nederlandse vertaling verschenen. We mogen ons daarmee gelukkig prijzen. Want vast staat dat we hier met een belangrijk literair en cultuurhistorisch werk te doen hebben. We geven een indruk.
De historische achtergrond van de roman, waarvan de titel verwijst naar het rode paard van Openbaring 6: 4, wordt gevormd door het Italië van de oorlogsjaren en de naoorlogse jaren; geografisch is hij gesitueerd in het noorden van Italië. We maken kennis met Ambrogio Riva, zoon van een sociaal voelende textielfabrikant van eenvoudige komaf, en zijn familie en vrienden. Lieflijk en landelijk is de sfeer van het dorp, open en gemoedelijk zijn de sociale verhoudingen, en heel het leven wordt op een vanzelfsprekende manier gestempeld door het christelijk geloof. Een mooi voorbeeld hiervan is dat de textielarbeidsters tijdens het werk gezangen in het kerklatijn en volksliedjes zingen.
De Russische veldtocht
Evenals vele andere vrome katholieken in hun omgeving moet de familie Riva weinig hebben van Mussolini en zijn fascistische staat en het is haar een onverdraaglijke gedachte dat het Duitse nazidom zich meester van geheel Europa zou maken, maar als bondgenoot van Duitsland neemt Italië deel aan de Duitse veldtocht in Rusland in 1942 waartoe ook Italiaanse troepen worden gerekruteerd en waarvan Ambrogio en vele anderen uit zijn streek deel van uitmaken. Tot hen behoren ook zijn neef Manno en zijn vriend Michele Tintori.
De strijd in Rusland, de terugtrekking van de Italiaanse troepen in de winter van 1943 en de gevangenschap van duizenden Italianen door de Russen vormen, naast de strijd tussen partizanen en fascisten in het noorden van Italië in de laatste oorlogsjaren, een groot deel van de inhoud van het boek. Uitvoerig en als het ware met de pen van de kroniekschrijver worden de verschrikkelijke veldslagen, de onvoorstelbare en toch werkelijk gebeurde verschrikkingen van de terugtocht en de wreedheden van de Russen jegens de gevangenen beschreven. Lezing van deze bladzijden, waarin Corti zijn eigen ervaringen tijdens de Italiaanse terugtocht heeft verwerkt, vereist sterke zenuwen. Van enige vorm van sensatiezucht is overigens geen sprake en zou ook niet passen bij een groot en integer schrijver als Corti, die met Dostojewski en Tolstoj − aan wiens Oorlog en vrede, dat de verschrikkingen van de Napoleontische veldtocht van 1812-1813 beschrijft, Het rode paard naar inhoud en opzet verwant is – in het literaire hooggebergte thuishoort.[1] Aangrijpend is hoe te midden van alle apocalyptische verschrikkingen in de figuur van een geestelijke het licht van Christus verschijnt. Een vast geloof in Christus en een diepe eerbied voor Hem, overgedragen door moeders en priesters, kenmerkt heel de roman.
De demon van het communisme
Corti geeft echter nog veel meer dan een historisch verslag dat op zichzelf al van grote waarde is. Het centrale thema van zijn werk, dat daaraan zijn cultuurhistorisch belang ontleent, is het communisme. Beter gezegd het inzicht in het mateloze fenomeen van het communisme, zoals Michele Tintori, de eigenlijke hoofdpersoon en alter ego van Corti, het verwoordt. Michele Tintori, die zich al heel vroeg bewust was van zijn roeping als schrijver en apologeet van de christelijk cultuur, die voor hem in de Middeleeuwen haar hoogtepunt had bereikt, had God vurig gebeden voor deelname aan het front in Rusland. Zijn wens wordt vervuld. Hij neemt deel aan de gevechten en wordt gevangen genomen. Voor eigen ogen ziet hij nu de wreedheid van de communisten en gesprekken met gevangenen, die als vijanden van het communisme naar het Lager zijn gedeporteerd, geven hem nader inzicht in de mechaniek van deze atheïstische ideologie, inzicht dat nog verdiept wordt door grondige bestudering van de marxistische leer en hem leidt tot breed opgezette historisch-filosofische vertogen over aard en oorsprong van het communisme. Deze vertogen, die van de lezer enige kennis van geschiedenis en filosofie veronderstellen, behoren tot de meest boeiende gedeelten van het boek.
Voor Tintori liggen de wortels van het communisme ver terug. Naar zijn mening hangen ze samen met het proces van ontkerstening waarvan hij het begin, evenals vele andere katholieke geleerden, ziet in de overgang van het christelijk humanisme naar het volkomen anti-christelijk humanisme dat mensen als groothertog Valentino, model staande voor de beroemde De Vorst (1513) van Machiavelli, heeft voortgebracht en vervolgens Hitler en Stalin. De intensieve lezing van de heilige teksten, en voor marxisten was bijvoorbeeld een werk als Das Kapital van Marx inderdaad een heilige tekst, van het marxisme had hem enkele fundamentele werkelijkheden doen doorzien: “en in de eerste plaats dat de belangrijkste gedachten in de inhoud voortkwamen uit dezelfde antichristelijke bronnen waaruit ook de nazistische gedragingen voortkwamen. Om kort te gaan kwamen die gedachten en gedragingen voort uit het Duitse idealisme [van de negentiende eeuw] en verder terug uit de Verlichting van de zeventiende en achttiende eeuw, en nog verder terug uit de rebellie van Luther en nog verder uit het antropocentrisme van de renaissance; bovendien kwamen ze voort uit enkele antichristelijke denkrichtingen die aan dezelfde bronnen ontleend waren, zoals bijvoorbeeld het darwinisme dat een atheïstische filosofie geworden was” (986).
Marxisme en nationaal-socialisme (Corti spreekt overigens steeds van nazisme) hebben een uitzonderlijk hoog aantal gemeenschappelijke voorouders, ja zijn verwanten. Dit laatste komt onder meer tot uiting in analoge haatmechanismen. Bij het marxisme is dat de haat tegen de burgerlijke klassen die de voortgang der geschiedenis beletten en waartegenover de verlossende klasse van het proletariaat wordt gesteld, bij het nazisme het superieure ras dat andere rassen overheerst en onderwerpt. De groots opgezette filosofische systemen van Feuerbach en vooral van Hegel hebben de theorieën van Marx en Lenin kunnen doen ontstaan. Tussen deze theorieën en de gruwelijke werkelijkheid van deportatie en moord van tientallen miljoenen mensen bestaat een duidelijk verband. Sterker nog: de werkelijkheid is een product van de theorie. De bloedbaden immers maken deel uit van het mechanisme dat volgens Marx en Lenin een nieuwe maatschappij moet doen ontstaan, waarbij geweld, de vroedvrouw van de geschiedenis, onoverkomelijk is. Voor Tintori zijn dit volstrekte dwaalwegen: alle bevrijding van mens en maatschappij buiten Christus om leidt tot de grootste rampen; sinds Christus kan ware beschaving alleen op de principes van het christendom berusten.
Lezende deze breed opgezette beschouwingen over de ontkerstening van de christelijke samenleving en haar uitmonding in totalitaire systemen als nationaal-socialisme en communisme, wordt de lezer onwillekeurig herinnerd aan Groens woorden over het noodwendig verband tussen ongeloof en revolutie, het ontstaan van de revolutie uit verwerping van het Evangelie: “Ik heb getracht, door het bewijs der ervaring, duidelijk te maken dat deze verderfelijke richting, om luchtkasteelen te bouwen, de grondslagen van waarheid en recht, op stelselmatige wijs, omgekeerd heeft; dat zij, in haar doorgaans hooggeroemden vooruitgang, langs de baan van wettige gevolgtrekking, naar volslagen ongodisterij en radicalisme vooruitgaat, en dat, waar men de theorie beaamt, er tegen de juistheid der toepassing geen behoedmiddel is dan in gewelddadig stuiten van een, naar zoodanige beschouwing, alleszins rechtmatigen loop”.[2] De negentiende-eeuwse protestantse staatsman en historicus Groen en de twintigste-eeuwse rooms-katholieke schrijver Corti mogen we, met alle verschillen naar tijd en persoon, ongetwijfeld als geestverwanten beschouwen.
Terug uit Russische gevangenschap ziet Tintori het als zijn taak zijn schrijverschap in dienst te stellen van bewaring van het christelijk karakter van de Italiaanse maatschappij en haar te behoeden voor communisme en secularisatie. Aanvankelijk ziet het er naar uit dat na de Tweede Wereldoorlog de Italiaanse maatschappij het christendom en de christelijke normen en waarden behoudt. Mede dankzij het door Tintori geroemde krachtig leiderschap van paus Pius XII, de paus die de nazi’s als echte en ware antichristenen had getypeerd, weet de christendemocratie in 1948 een klinkende verkiezingsoverwinning te behouden en vooralsnog het tij van communisme en secularisatie te keren. In 1953 lijdt de christendemocratie echter een grote nederlaag en begint in hoog tempo de secularisatie van de Italiaanse maatschappij. Hiertoe behoort onder andere de geleidelijke verbanning van overtuigde en vrome katholieken uit de cultuur en de media en de dominantie ervan door communisten, door Corti met een aantal treffende voorbeelden geïllustreerd.
Het verval van christelijke normen en waarden − in grote lijnen overeenkomend met de ontwikkelingen in Nederland – dat onder meer tot uiting komt in een meer liberale echtscheidingswetgeving, wordt door Tintori met al de kracht van zijn schrijverschap bestreden, en de lezer voelt zijn verdriet en zorg, zijn vrees voor, wat hij zelf noemt, een aardverschuiving van de beschaving naar de catastrofe. Wie opgegroeid is in de naoorlogse jaren en volwassen werd in de zestiger jaren, een tijdperk waarvan we nog steeds de onzalige vruchten plukken, zal in de beschrijving van Corti veel herkenbaars vinden. Treffend in de jaren zestig en zeventig, en lang daarna nog, was immers de linkse dominantie van het openbare en culturele leven.
In de figuur van Tintori heeft Corti op onnavolgbare wijze een indrukwekkend beeld gegeven van een vrome katholiek die land en volk wil terugbrengen tot Christus, vast overtuigd als hij ervan is dat buiten Christus voor mens noch samenleving werkelijk heil bestaat.
Liefde als bewondering en verering
Het rode paard mag in de eerste plaats een ideeënhistorische roman worden genoemd. Tegenover de demon van het communisme en de ontbindende kracht van het secularisme wordt de unieke humaniteit of menselijkheid van het christendom gesteld. Deze menselijkheid heeft haar grondslag in de schepping van de mens naar Gods beeld en gelijkenis en heeft haar volkomen vervulling gevonden in Christus. De christelijke humaniteit is dus van hoge komaf en roept op tot navolging van Christus. En zo kan het christendom zijn licht laten schijnen in een wereld van duisternis en boosheid.
De romanpersonages, en dat maakt het boek ook aantrekkelijk voor lezers die minder in ideeëngeschiedenis zijn geïnteresseerd, zijn echter geen onwerkelijke mensen, schimmige dragers van ideeën. Vóór alles zijn zij mensen van vlees en bloed en bij de schepping van zijn romanpersonen moet de auteur ongetwijfeld menig dierbare gestalte uit eigen jeugd en omgeving voor ogen hebben gestaan. De lezer wordt geboeid door de levens van de personen en de vervlechting ervan met de grote gebeurtenissen van de wereldgeschiedenis. Passend bij het eigen karakter van een roman is natuurlijk ook een grote plaats ingeruimd voor romances, het ontstaan en de ontwikkeling van de liefde tussen de jonge man en de jonge vrouw. Opvallend hierbij, in zijn recensie van 25 juni 2011 in het Reformatorisch Dagblad heeft ook dr. Klink hierop gewezen, is de zuiverheid in de omgang tussen de seksen, de hoge seksuele moraal die niet vooruitgrijpt op het huwelijk dat juist orthodoxe rooms-katholieken, waartoe de voornaamste hoofdpersonen behoren, bijzonder hoog stellen. Hiermee samen hangt, ook dat treffen we in het boek aan, de verering van de jonge man voor het aanbeden meisje. Verering voor de persoonlijkheid of ziel van het meisje, al kan ze, daarvoor zijn deze gevoelige jongemannen teveel estheet, niet los worden gezien van de schoonheid van de gestalte. Deze schoonheid wekt echter niet zozeer begeerte als wel bewondering op. Verrukking en bewondering bevingen Manno bij het zien van Colomba: “Wat was ze mooi! Wat betoverend was haar jonge hoofd met het kastanjeblonde haar, de wat diepliggende ogen, de vrouwelijke lijn van haar hals, haar hele figuurtje: de jongeman bleef niet kijken naar haar meer ‘uitgesproken’ lichaamsdelen, bijvoorbeeld haar borst en benen, dat zou hem een ontwijding, heiligschennis, geleken hebben” (569). En Manno dankte God voor de creatie van zo’n ongelofelijk wezen als Colomba.
Dezelfde zuivere en bewonderende liefde vinden we ook in de liefde tussen Michele Tintori en de beeldschone Alma Riva die vanwege haar uiterlijke onaandoenlijkheid, waaronder echter een intens en zuiver gevoelsleven verborgen ligt, het marmeren beeldje wordt genoemd. Vanaf het eerste moment dat hij haar zag was Michele verrukt van haar en in zijn gevangenschap in Rusland was zij hem als een klein lichtje in de duisternis. Terugkomende uit Rusland ontmoeten zij elkaar opnieuw en weten volslagen zeker dat zij voor elkaar bestemd zijn. De bladzijden over hun ontluikende liefde behoren tot de mooiste van het boek. Prachtig is de beschrijving van de wederzijdse schroom, de fijne terughoudendheid, de dankbaarheid van Michele jegens God voor de verschijning van Alma (Gods meesterwerk) en ontroerend zijn Alma’s woorden: “Wat prachtig, mompelde Alma. Het is zo mooi! Dat jij van me houdt en het tegen me zegt dat je van me houdt. Jij!” (1117).
Ze trouwen en hun huwelijk, gedragen door blijvende wederzijdse liefde en bewondering, is bijzonder gelukkig. Steeds weer ondervindt Michele de betovering en de onvergelijkelijke vreugde van haar aanwezigheid. De laatste bladzijden van het boek gaan over de onvergankelijke liefde van Michele en Alma en worden besloten met een mooi citaat van de grote Engelse dichter T.S. Eliot:
Zie, daar verdwijnen ze,
De gezichten en de plaatsen, samen met het zelf dat, waar het maar kon, hen liefhad,
Om hernieuwd te worden, verheerlijkt, van een andere orde.
Deze roman is een groots en voornaam werk. Een bemoedigend werk ook. Bemoedigend omdat het de glans van het christendom in een duistere en geseculariseerde wereld op overtuigende wijze verbeeldt. Met recht kan men deze roman een literaire apologie van het christendom noemen. Men neme en leze dit werk dat hart en ziel verheft.
O.W. Dubois
Dr O.W. Dubois is historicus
N.a.v. Het rode paard door Eugenio Corti. Vertaling Mik Hamers en Cora Leek. Van Wijnen, Franeker; 2011
[1] H.C. Rümke, Over Frederik van Eeden’s van de koele meren des doods. Een essay. Amsterdam 1964, blz. 189.
[2] G. Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, eene reeks van historische voorlezingen. Kampen 1904, blz. XVII.