Bovenkamer en gastvrijheid

Cenaculum en medianum

Het Laatste Avondmaal vindt plaats in een bovenkamer, wellicht in een van de vertrekken van een cenaculum, de bovenverdieping van een insula, in de antieke wereld een wooncomplex voor de minder bedeelde klassen, een soort huurkazerne (zie artikel IdW, jrg 51, nr 5, april 2022). Ook de uitstorting van de heilige Geest gebeurt als de gemeente zich op ‘die plek’ (Handelingen 2:1) = een bovenzaal (Handelingen 1: 13) heeft verzameld. De oorspronkelijke betekenis van cenaculum – het woord dat de Vulgaat gebruikt voor het Griekse anagaion in Lucas 22: 12 en Markus 14: 15 – betekent eetkamer, maar dan wel één op die bovenverdieping. Vanwege deze ligging zou cenaculum ook algemener bovenverdieping betekenen, eveneens: zolder, vliering, dakkamertje. Elders komen we ook tegen: balkon, plat dak en complex van vertrekken. Het beeld van deze ruimte is niet meteen duidelijk. In Latijnse vertalingen wordt cenaculum aangetroffen als vertaling van het Hebreeuwse aliyā, van het werkwoord ālā, ‘plaats waarheen men opstijgt’ (Stefano Salzani, Cenaculum, z.j.).

De bovenverdieping van een insula had een gemeenschappelijk karakter. Als er van die verdieping iets uit het raam op straat viel, werd dat elke bewoner van die verdieping, in geval van schade, juridisch aangerekend. Verondersteld wordt, dat er ook een échte gemeenschappelijke ruimte was, een medianum. Het Latijns woordenboek kent de term niet, wel wordt in een voorloper van de Vulgaat, de Itala, het woord gebruikt in plaats van cenaculum, aldus Salzani. In archeologisch woordenboeken wordt een medianum omschreven als een grote én aangename ruimte met veel lucht en licht, tenminste vergeleken met de donkere kamers in de benedenverdiepingen van het betreffende wooncomplex. Een medianum keek uit op straat óf op de binnenplaats van een insula.

Een dergelijke bovenverdieping was bereikbaar via een eigen trap. Zochten de discipelen via die trap een plaats om naar op te stijgen? Was die plaats het medianum, waar zij samen tijdens het Laatste Avondmaal en Pinksteren verbleven? En was het ‘gehele huis’, dat vervolgens met de Heilige Geest werd vervuld, dat cenaculum of die hele huurkazerne waar het medianum bij hoorde en waarin vele gezinnen in erbarmelijke omstandigheden zaten opgehokt? Ook immigranten, vandaar al die talen met Pinksteren?

Paulus in zijn huurhuis

Misschien was het in een dergelijk medianum dat Paulus de gasten ontving die naar hem toe reisden, toen hij – aldus Handelingen 28: 30 – een aantal jaren in Rome verbleef in zijn ‘eigen huurhuis’. Dat was nadat hij eerst, als een soort migrant, in een vreemdelingenhuis had verbleven. Althans, zo vertaalt de Naardense Bijbel (2014) Paulus’ eerste verblijfplaats, waar in een eerdere uitgave gastenverblijf staat. Andere vertalingen blijven op de vlakte met woning, huis, verblijf, enz. of laten een ruimtelijke aanduiding zelfs weg. De Vulgaat geeft: hospitium. Het Griekse woord dat hier in Handelingen 28: 23 staat, xenia, heeft als betekenis gastvrijheid, vooral ten aanzien van vreemdelingen, wat aldus de Romeinse architectuurhistoricus Vitruvius (85 – 20 v. Chr) in de Griekse traditie ertoe leidde, dat aan een woning gastvertrekken werden aangebouwd om die vreemdelingen op te vangen. Xenia is dus zowel een sociaal als ruimtelijk begrip.

In Handelingen 28: 30 wordt Paulus’ volgende verblijfplaats in Rome aangeduid met het woord misthòma, een huurwoning. Zo wordt een beeld van Paulus´ wooncarrière in Rome geschetst: van vreemdelingenhuis naar eigen huurhuis. Of speelde dit alles zich in één en hetzelfde huis af en woonde Paulus aanvankelijk in één van de vertrekken van een cenaculum, mét gebruik van een medianum om te koken en zijn gasten te ontvangen, om daarna naar een ruimere, eigen woning op een benedenverdieping te verhuizen?

 

Elia en Elisa

Niet alleen in Lucas, Marcus en Handelingen wordt de bovenkamer genoemd. In 1 Koningen 17 is het Elia, die woont op de bovenkamer bij een vrouw. Haar kind is ziek. Elia neemt het zieke kind in zijn armen, gaat de trap op en gaat met het kind naar de bovenkamer waar hij verblijft. Elia geneest het kind en daalt weer af om het aan de vrouw terug te geven.

In 2 Koningen 4: 10 eenzelfde soort genezing, maar dan door Elisa. Een echtpaar met enig vermogen heeft besloten een bovenvertrek aan hun woning toe te voegen, om daar Elisa te huisvesten. Het wordt een klein vertrek genoemd, met een tafel en een bed. Nu rijst echter het vermoeden – even stoutmoedig vanuit de Grieks-Romeinse woningtypologie geredeneerd – dat het hier niet om een insula gaat met een gemeenschappelijke bovenzaal, maar om een type woning gelijk de domus. Het echtpaar was immers vermogend, dat zal niet in een huurkazerne hebben gewoond. Maar een kamertje boven op een domus bouwen was uitzonderlijk! Ze hadden er kennelijk veel voor over om Elisa onderdak te bieden. Een vorm van xenia?

Misschien moet in dit verband de betekenis van de Grieks-Romeinse woningcultuur als ´model´ worden gerelativeerd, met name die van de stad Rome. Niet alleen spelen de verhalen van Elia en Elisa zich af vóór de Hellenisering, maar ook in plaatsen met een kleinere bevolkingsomvang dan Rome, dat in het jaar 100 zo’n 650.000 inwoners kende (Rodney Stark, 1998). Hoeveel inwoners hadden de steden Samaria en Jericho ten tijde van Elia en Elisa? Hoeveel Tsarefat, waar Elia naartoe trok? En Sunem, waar Elisa rondliep? Het waren een soort provincieplaatsen. Ook Jeruzalem.

In een ruimtelijke analyse van de stad Lod in Palestina – destijds Liddy – wordt een aantal type woningen onderscheiden. In deze provinciestad geen torenhoge insulae, zoals in Rome, wél woningen met een tweede laag. De woningen kenden een atrium, waar allerlei activiteiten plaats vonden, en in de plint waren winkels te vinden, én Joodse leerhuizen. Een domus bood ruimte aan meerdere families en was dus ook een soort meergezinshuis. Dat er in Lod wél incidenten plaats vonden zoals in Rome, blijkt uit de vermelding dat een vrouw huisvuil uit het raam gooit dat een wandelaar in de straat over zich heen krijgt gestort.

Paulus en Jeremia

Handelingen 20 vers 8 vertelt hoe Paulus in een ‘bovenvertrek met veel fakkels’ in Troas de leerlingen toespreekt, die daar bijeen waren gekomen om het brood te breken. Dan blijkt dat er niet alleen voorwerpen of vuilnis uit het raam valt. Een jongen, in het raam gezeten, valt in slaap omdat Paulus langdurig spreekt. Hij komt beneden op straat terecht en lijkt dood te zijn. Paulus ontfermt zich over hem, stelt vast dat hij nog leeft, neemt hem weer mee naar boven en spreekt door tot het ochtend is. De jongen viel van de derde verdieping, vermeldt de tekst. Een soort provinciale insula? Of uit de kluiten gewassen domus?

Tenslotte Jeremia 22: 13. Het beeld van een echte insula oftewel huurkazerne met een cenaculum aan top dringt zich op als wordt gesproken over een ‘huis gebouwd op onrechtvaardigheid’, met ‘bovenvertrekken door onrecht geschraagd’. Dát kan in elk geval de projectontwikkelaar zich ter harte nemen.

Afstand – nabijheid

De ‘binnenkamer’ (themanummer IdW, juli 2020) gaf wellicht aanleiding te denken aan een psychologische of spirituele ruimte ergens in onszelf, bijvoorbeeld de ziel, terwijl het toch vooral de treffende aanduiding was van een type ruimte, ontleend aan de Hollandse grachtenwoning, waar de Statenvertalers vertrouwd mee waren. De bovenkamer zou ons óók tot een psychologische associatie kunnen verleiden, zoals die met ´verstand´; we kennen de uitdrukking: ‘hij is niet goed snik in zijn bovenkamer’. Dat werd ook even gedacht van de leerlingen, toen de Heilige Geest was uitgestort. Of moeten we de bovenkamer nog verder weg zoeken, in de kosmos, zoals in Psalm 104: 13, waar beschreven wordt hoe God de bergen bevloeit vanuit zijn hoge zalen of opperzalen. Een enkele vertaling maakt van het Hebreeuwse woord aliyā een hemels paleis, maar zelden vinden we in een vertaling het woord kamer of vertrek. Past zo’n benepen ruimte niet bij de ruimtelijkheid van God? Martin Buber houdt het met Hochgemächer wél dichter bij huis. Dat geldt ook voor de King James, die vertaalt met chambers.

John Milbank (Modern Theology, 13: 4, 1997) stelt dat het antieke denken worstelde met de spanning tussen het nabije en het verre. Het nabije kon variëren van de ziel tot de stad, het verre van de stad tot de kosmos. Ook de moderne mens leeft in die spanning van afstand en nabijheid, heeft filosoof en stadssocioloog Georg Simmel in het begin van de 20ste eeuw duidelijk gemaakt. De mens verblijft tussen ziel en kosmos. Hebben we niet vaak de neiging, terwijl de stad onze verblijfplaats is, ons terug te trekken in onze psychologische binnen- en bovenkamer? Of anderzijds de stad uit te vluchten richting kosmos?

Huiskerken

Tenslotte: speelde de insula een rol in de ontwikkeling van huiskerk tot basilica als plaats waar de eerste christengemeente bijeenkwamen? Waren de christenen uit de lagere klasse ook te vinden in de huiskerken in de grotere woningen van het rijkere bevolkingsdeel? Of vonden zij elkaar in de bovenkamers van hun eigen insulae, bijvoorbeeld in het medianum van het cenaculum? Robert Jewett baseert op 2 Thessalonicenzen dat christengemeenten bijeenkwamen in huurkazernes in de armere delen van de stad (Biblical Research, 38, 1993). Naast domus ecclesiae waren er dus ook insula ecclesiae.

 Kees Doevendans

In de Waagschaal, jaargang 52, nr. 7, 1 juli 2023