Bokrijks Bruegel

logoIdW

Als je vakantieroute, zoals de onze, in Den Bosch begint en via het zuiden van Brabant en het westen van Limburg naar Belgisch Limburg voert, kom je door een gebied waar maar liefst vijf wereldberoemde schilders zijn opgegroeid. In Den Bosch is dat uiteraard Jeroen Bosch, Pieter Bruegel is wellicht geboren en getogen in Son en Breugel (en anders in Brogel bij het Belgische Peer), Zundert en Nuenen zijn het domicilie van Vincent van Gogh en Maaseik zou de geboorteplaats zijn van Hubertus en Jan van Eijk. Zoveel schildertalent op dat hele kleine stukje aarde – je zou er haast van naast je schoenen gaan fietsen.

Tijdens onze vakantie kregen wij het meeste mee van Pieter Bruegel. In Son en Breugel maken ze weinig werk van hun, voor zover wij konden constateren, enige ‘claim to fame’. Behalve een volleybalvereniging en een basisschool met de naam Pieter Bruegel hebben ze een fraai maar bescheiden borstbeeld van de schilder. Het staat in de bosjes naast een vreugdeloos verkeerskruispunt. Een stuk zuidelijker, in het Vlaams openluchtmuseum Bokrijk (bij Hasselt), valt ‘de Vlaamse schilder Pieter Bruegel’, zoals ze daar trots beweren, meer eer ten deel. Oorspronkelijk zou het museum Bruegelheem hebben moeten heten en het Vlaanderen van de late Middeleeuwen tot leven hebben gebracht, maar het is anders gelopen. Nu is er een aparte tentoonstelling te zien onder de titel ‘De wereld van Bruegel’.

Vasten en vastenavond

Het was een goede ingeving van de bedenkers van de tentoonstelling om één schilderij als uitgangspunt te nemen: ‘De strijd tussen vasten en vastenavond’. Terwijl je door het vanwege corona deels gesloten museum kuiert, krijg je bij elke halte op het parcours informatie over een aspect van dit schilderij en over ‘de wereld van Bruegel’. Interessant is vooral hoe het museum omgaat met Bruegels religieuze kant. Die is onmiskenbaar, zeker op het schilderij over ‘De strijd tussen vasten en vastenavond’. Daarop staat een duel afgebeeld zoals we dat kennen uit de riddertijd maar nu tussen een stel carnavalvierders en een groep beoefenaars van de vasten.

De ‘ridder’ van de vastenavond is een dikke vent op een bierton. Onder zijn arm draagt hij een lange barbecuespies waaraan allerhande vlees is geregen. De ‘ridder’ van de vasten is een broodmagere non of begijn die een schieter met twee visjes als lans gebruikt. Beide ridders hebben een leger van aanhangers aan hun kant. Links zien we mannen en vrouwen zich te goed doen aan eten, drinken en zich vermaken met spel en dans, rechts beoefenen mensen werken van barmhartigheid en gaan ze voor een askruisje naar de kerk.

De interpretatie van dit schilderij is geen uitgemaakte zaak. De makers van de tentoonstelling leggen een verband tussen de voorstelling en twee van Bruegels prenten, getiteld ‘De vette keuken’ en ‘De magere keuken’. Op de ene prent zie je een stel dikzakken worsten en hammen eten terwijl een magere doedelzakspeler van de drempel wordt geweerd (een prachtige beschrijving hiervan is te vinden in Felix Timmermans’ roman over Bruegel). Op de andere prent is Schraalhans keukenmeester en wordt een dikke voorbijganger de keuken binnengetrokken. De symmetrie van beide prenten toont dat Bruegel geen voorkeur heeft voor de mageren (of, op het schilderij: degenen die vasten) boven de vetten (op het schilderij: de carnavalsvierders). Eerder beeldt hij de tredmolen van het leven af waarin er een tijd is voor eten en vrolijkheid en een tijd voor onthouding en versterving. Deze tredmolen, met zijn na elkaar, naast elkaar en tegen elkaar van zwelgen en vasten is in de weergave van Bruegel iets dwaas’. De tegendelen op het schilderij heffen elkaar op. Samen verbeelden ze de inwendige en uitwendige strijd van de mensheid. Er moet nog een derde element bijkomen om orde op zaken te stellen.

Evenwicht

De makers van ‘De wereld van Bruegel’ beweren in de laatste ruimte van de tentoonstelling dat dat derde element het gevoel voor evenwicht is dat de mens nodig heeft om zijn weg te vinden tussen de uitersten van smulpaperij en gestrengheid. Dat gevoel voor evenwicht hoort, aldus de makers, tot de menselijke basisuitrusting. Kijk maar naar jezelf, zeggen ze, jij zorgt ook dat je niet teveel eet, maar je weet eveneens dat de boog niet altijd gespannen kan zijn. Om die balans was het Bruegel, menen ze, te doen. Hij was een renaissanceman, iemand die ‘de mens als maat der dingen nam’ en ‘de gewone mens centraal stelde’, iemand die op zoek was naar het redelijke midden.

Met deze duiding poogt de tentoonstelling Bruegel dichterbij de hedendaagse kijker te halen, maar of dat lukt is de vraag. Een kunstenaar wiens artistieke roeping het vervaardigen van illustraties is bij de zinspreuk ‘Geniet, maar drink met mate’ spreekt waarschijnlijk niet tot ieders verbeelding. Volgens Bokrijk behandelen Bruegels drukke en dikwijls bezeten taferelen een kwestie die wij inmiddels aardig onder de knie hebben: het beheerst savoureren van de goede dingen des levens en het zoeken van de gulden middenweg. Ik zou willen voorstellen om Bruegel toch niet zomaar uit zijn religieuze leefwereld weg te tillen.

Het is ongetwijfeld juist dat hij meende dat in de strijd tussen vasten en vastenavond een middenweg gevonden moest worden, maar Bruegel was dáárin een religieus mens dat hij meende dat die middenweg (op het schilderij aangeduid door de put in het midden van de voorstelling) een geschenk van boven was. Uit de heksenketel van het leven die hij waarnam, viel niet te ontsnappen door ‘je verstand te gebruiken’ en ‘het niet te gek te maken’, zoals wij zouden zeggen. (Het is trouwens zeer de vraag of wij werkelijk geloven dat de sleutel tot het ware leven zo simpel te bemachtigen is.) Volgens Bruegel had je de bovennatuurlijke wijsheid nodig die in Christus op aarde was gekomen.

Juist het tredmolenachtige in Bruegels voorstellingen maakt, zou ik zeggen, de schilder actueel. De bezeten wereld met daarin de mens die schransend of vastend, bouwend of biddend een weg zoekt, is niet veranderd. En dat geldt eveneens voor de onwaarschijnlijke boodschap dat in die wereld redding is gekomen in de persoon van een kind in een kribbe en een koning aan een kruis.

Udo Doedens

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 9. 19 september 2020