Bloei en ondergang van culturen

logoIdW

 

de geschiedfilosofie van Oswald Spengler

De ondergang van het Avondland van de Duitse geschiedfilosoof en cultuurhistoricus Oswald Spengler (1880-1936) – waarvan het eerste deel in 1918 en het tweede in 1922 verscheen – is een belangrijk en invloedrijk werk waartegenover men niet onbewogen kan blijven. In een meeslepende en poëtische stijl, niet verwonderlijk bij iemand die naar eigen zeggen alles aan Goethe en Nietzsche dankte, ontvouwt hij een weids panorama van de geschiedenis van de hogere mensheid, dat wil zeggen van de menselijke beschaving zoals die zich sinds ongeveer zesduizend jaar heeft ontwikkeld. In tegenstelling tot de gangbare geschiedschrijving wil hij geen overzicht geven van de wereldgeschiedenis als één ononderbroken geheel, geen universele geschiedenis van de mensheid schrijven – mensheid is voor hem een leeg woord –die zich moeiteloos voegt naar de algemeen aanvaarde periodisering van oudheid – middeleeuwen – nieuwe tijd. Een dergelijk schema waarin een universele mensheidsgeschiedenis zich richting vooruitgang beweegt – in vaktaal wordt hier gesproken van een lineaire geschiedvisie ─ wordt door Spengler afgewezen.

Bezield verband         

Tegenover deze lineaire geschiedvisie, die ook door het christendom met zijn overtuiging dat de geschiedenis een zinvol einde kent wordt gehuldigd, plaatst Spengler zijn cultuurcyclisch idee van in tijd en ruimte van elkaar onafhankelijke culturen die als organismen onderworpen zijn aan de seizoenen van lente, zomer, herfst en winter – men kan ook spreken van geboorte, opgroeien en sterven – en uiteindelijk uitdoven. In grote lijnen en met een verbijsterende eruditie, maar niet minder met een voor de historicus onmisbare verbeeldingskracht, roept Spengler een indrukwekkend beeld op van acht grote culturen: de Egyptische, de Babylonische, de Indische, de Chinese, de antieke of Grieks-Romeinse, de Arabische, de Mexicaanse en de Westerse, die van het Avondland. Eerst in het perspectief van de geschiedenis van de hogere mensheid als een organische eenheid met een regelmatige structuur wordt duidelijk hoezeer de vormen van elk van deze culturen – volkeren, talen en tijdperken, veldslagen en ideeën, staten en goden, kunsten en kunstwerken, wetenschappen, rechtssystemen, economische systemen en wereldbeschouwingen, grootse mensen en grootse gebeurtenissen – met elkaar verbonden zijn, er verbanden bestaan die bijvoorbeeld de vormen van beeldende kunsten verbinden met die van de oorlog en het staatsbestel en dat de modernste natuurkundige en scheikundige theorieën ten diepste afhankelijk zijn van de mythologische voorstellingen van onze Germaanse voorouders. Alle vormen hebben een onderling en bezield verband, zijn identieke uitdrukkingen ‘van één en hetzelfde zielsprincipe. Sterker nog, het werd zonneklaar dat deze imposante groepen morfologische verwantschappen, waarvan elk afzonderlijk binnen het omvattende beeld van de geschiedenis symbolisch is voor een bijzonder soort mens, strikt symmetrisch van opbouw zijn. Dit perspectief legt pas de ware stijl van de geschiedenis bloot’ (deel 1, 74-75). Men kan Spenglers voorstelling van de geschiedenis afwijzen en in navolging van Huizinga spreken van een absurd historische denkwereld, maar slechts weinigen zullen zijn grootsheid van visie ontkennen. Bij de beoordeling van Spengler is het goed te bedenken dat we hier niet van doen hebben met gewone geschiedschrijving. Die wilde Spengler niet bieden. Evenals zijn landgenoten Hegel en Marx, grote filosofische systeembouwers, levert Spengler een geschiedfilosofisch concept.

Worden en vergaan

In Spenglers conceptie van geschiedenis als organisme ─ waarvan de originaliteit de bewondering afdwong van een tijdgenoot als Ter Braak die hierin een krachtig tegengif zag voor de versleten clichés die hij tijdens zijn geschiedenisstudie had moeten leren en Spengler roemde als een belezen zwerver in het rijk van de geest – kan van enig doel der geschiedenis in traditionele zin geen sprake zijn. Spengler was er verre van dit te betreuren. Een veel mooier en verhevener schouwspel, vol kleuren, nuances en bewegingen die nog geen geestesoog had ontdekt, verrees voor zijn geestesoog: ‘In plaats van dat monotone beeld van een lineair verlopende wereldgeschiedenis, waaraan men alleen vasthoudt als men voor veruit de meeste feiten de ogen sluit, zie ik het schouwspel van een grote diversiteit van sterke culturen, die met oerwereldse kracht opbloeien uit de schoot van een moederlijk landschap, waaraan elk van hen in de loop van haar bestaan is gebonden’ (deel 1, 40). Elk van deze culturen heeft haar nieuwe expressieve mogelijkheden, die opkomen, rijpen en verwelken, en nooit terugkeren. Een gevoel van triestheid over deze eens bloeiende, maar nu verdwenen grote culturen, waarvan elk niets anders is dan de verwerkelijking en de gestalte van één enkele, unieke ziel, de ziel die altijd en overal het getrouwe spiegelbeeld is van de gedaante waarin de rijpe cultuurmens de hem omringende uiterlijke wereld waarneemt, hoeft ons echter niet te overvallen: ‘Net zoals de bloemen op het veld groeien deze culturen als levende wezens van de hoogste orde op in verheven doelloosheid. Net zoals planten en dieren behoren zij tot de levende natuur van Goethe, niet tot de dode natuur van Newton. In de wereldgeschiedenis zie ik het beeld van een eeuwige gestaltevorming en -verandering, een wonderbaarlijk worden en vergaan van organische vormen’ (deel 1, 40).

Deze visie op de geschiedenis kan men verheven en poëtisch noemen, wetenschappelijk is zij niet. Maar van een beoefening van de geschiedenis naar het model van de natuurwetenschappen, zoals die in de negentiende eeuw een hoge vlucht had genomen, was Spengler dan ook afkerig. Geschiedenis was voor hem geen reeks van gebeurtenissen die zich volgens de natuurkundige wetten van de causaliteit voltrekken en hij laakte de historicus die blijft stilstaan bij de zintuiglijk vatbare gebeurtenissen en zodoende meent het worden, het geschieden zelf te hebben begrepen; geen enkele diepzinnige en rechtgeaarde historicus zoekt naar causale wetmatigheid. De werkelijke historicus treedt in het voetspoor van Goethe, de grote dichter en denker die zovele geheimenissen van de natuur en het leven had geschouwd: ‘Meevoelen, aanschouwen, vergelijken, de onmiddellijke innerlijke zekerheid, de exacte zintuiglijke fantasie ─ dat waren zijn middelen om het geheim van de verschijnselen in hun beweging op het spoor te komen. En dat zijn de middelen van het historisch onderzoek in het algemeen. Er bestaan geen andere’ (deel 1, 45). Mooi hierbij aansluitend is Spenglers definitie van geschiedenis: ‘Geschiedenis is de vorm van waaruit de menselijke verbeeldingskracht het levend bestaan van de wereld in relatie tot het eigen leven probeert te begrijpen en op die manier aan dat leven een diepere werkelijkheid wil verlenen’ (deel 1, 22). De definitie doet denken aan de bekende omschrijving van Huizinga dat geschiedenis de geestelijke vorm is waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden, met dit verschil dat Huizinga minder in de ijle geschiedfilosofische sferen van zijn tijdgenoot verwijlde. Voor Spengler hoorde de geschiedenis thuis in het rijk van de geest en de poëzie en hoewel hij hem nergens noemt zou hij ongetwijfeld hebben ingestemd met de dichtregels van de romanticus Novalis (1772-1801):

Wenn nicht mehr Zahlen und Figuren
Sind Schlüssel aller Kreaturen,
……………………………………………………

Und man in Märchen und Gedichten
Erkennt die ewgen Weltgeschichten
Dann fliegt vor einem geheimen Wort
Das ganze verkehrte Wesen fort.(1)

Faustisch avondland

Het Avondland geeft vele verrassende inzichten. Een van de meest verrassende, die men soms ademloos leest, is wel de beschrijving van de westerse cultuur als faustisch, verwijzend naar Goethes dichtwerk Faust waarin de hoofdpersoon zijn ziel verkoopt aan de duivel die voor hem de geheimen van het bestaan onthult en alle geestelijke en aardse genietingen en rijkdommen van de mensheid voor hem uitspreidt. Deze faustische, deze westerse cultuur, vervuld van een tomeloze levenskracht, kent geen beperking, streeft naar politieke, materiële en geestelijke expansie, gaat alle geografisch–materiële grenzen te buiten en heeft uiteindelijk heel de aarde in een groot koloniaal gebied en één economisch systeem veranderd. Spengler schreef deze woorden bijna een eeuw geleden, maar zijn woorden hebben nog weinig van hun geldingskracht verloren. In alle geledingen van de samenleving – van de gezondheidszorg tot het onderwijs – zijn beheersingsdrang en expansie immers groter dan ooit. Overtuigend is zijn typering van het faustische wezen. Wanneer we dit alles samenvatten, zien naar de stellaire ruimte waartoe het wereldbeeld van Copernicus zich heeft verbreed, de beheersing van het aardoppervlak door de westerse mens in het verlengde van de ontdekking van Columbus, en we hieraan toevoegen de beheersing van de lucht, de Noordpooltochten en de beklimming van nauwelijks toegankelijke bergtoppen, ‘dan doemt uit dit alles het oersymbool op van de faustische ziel, de grenzeloze ruimte, waarvan we de “wil”, de “kracht”, en de “daad” – als bijzondere, in deze vorm puur-West-Europese constructies van de mythe van de ziel – als afgeleiden moeten opvatten’ (deel 1, 431).

Cultuur en civilisatie

De cultuur van het Avondland zal, zoals al het gewordene dat vergankelijk is, binnen een paar honderd jaar verdwijnen, en er komt een dag, bij deze woorden kan men met weemoed maar ook met ongeloof worden vervuld, waarop het laatste portret van Rembrandt en de laatste maat van de muziek van Mozart zullen ophouden te bestaan, daar het laatste oog en het laatste oor dat voor hun vormentaal toegankelijk was, verdwenen zullen zijn. Deze ondergang is begonnen toen cultuur – het levende lichaam van een zielenleven, heel het volle leven in zijn vanzelfsprekendheid en onbewustheid – omstreeks 1800 verstarde tot civilisatie, dat wil zeggen tot vervreemding van het innerlijk. Sindsdien leeft de nu geciviliseerde mens, die zich van de wereld en zichzelf bewust is geworden, naar buiten; een van de tekenen hiervan is het kunstmatig ontwortelde leven van onze grote steden waarvan de vormen door het zielloze intellect zijn ontworpen. Cultuur is natuur en harmonie. Civilisatie daarentegen is verstarring en vervreemding, ziel en wereld zijn onttoverd.

Verre van de gangbare idee dat de negentiende en twintigste eeuw het hoogtepunt van een zich vervolmakende wereld is, ontstaat zo het inzicht dat deze eeuwen van civilisatie als levensfase inderdaad in elke uitgerijpte cultuur kunnen worden aangetroffen: ‘Dit betekent dat de huidige tijd een doorgangsstadium vormt dat onder bepaalde omstandigheden met zekerheid intreedt, en dat er dus ook bepaalde latere toestanden dan de huidige West-Europese bestaan, dat die zich in de afgelopen geschiedenis al meer dan eens hebben voorgedaan, en dat de toekomst van het Avondland dus geen eindeloos opgaande en vooruitgaande lijn is die zich eindeloos uitstrekt in de tijd en in de richting van onze huidige idealen gaat, maar een met het oog op vorm en duur strikt begrensde, specifiek historische gebeurtenis, die enkele eeuwen in beslag neemt en die op grond van de gegeven voorbeelden overzien en in grote lijnen berekend kan worden’ (deel 1, 63). De ziener heeft hier de plaats van de historicus ingenomen. Het Avondland, waarvan tot slot nog moge worden genoemd de bladzijden waarin met bewondering en eerbied wordt gesproken over de figuur van Jezus als het onvergelijkelijk element waarmee het jonge christendom zich boven alle religies van toen verhief en geschilderd wordt hoe in Jezus en Pilatus de wereld van de waarheden en de feiten tegenover elkaar stonden, is een boek dat ziel en geest verrijkt. Een woord van lof komt toe aan de uitgever voor de fraaie uitgave en aan de vertaler voor het mooie en zorgvuldige Nederlands.

O.W. Dubois

Dr. O.W. Dubois is historicus.

Oswald Spengler, De ondergang van het Avondland. Schets van een morfologie van de wereldgeschiedenis. Deel 1 ‘Gestalte en werkelijkheid’, deel 2 ‘Wereldhistorische perspectieven’, Boom 2017, € 89,00.

(1) Novalis, Werke und Briefe. München 1968, S. 295.

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 8. 23 juni 2018)