Beginsel of agenda

logoIdW

 

Lucas 10: 42

Één ding is nodig, al het andere komt op de tweede plaats. Dat is een bijbels refrein: ‘De HEER onze God is één, gij zult geen andere goden naast Hem vereren’. ‘Zoekt eerst het Koninkrijk van God, en het andere zal u bovendien geschonken worden.’ ‘Alles houd ik voor vuilnis om Christus te winnen’. ‘Abraham werd door zijn geloof gerechtvaardigd en niet door zijn werken.’ Zulke uitspraken willen de agenda bepalen: eerst dit en dat andere komt later. Ze stammen uit een samenleving die de tijd als het grootste vraagstuk beschouwde. Hoe kunnen we in een veranderlijk leven trouw blijven aan God? Het antwoord luidde: door elk ogenblik voor God te kiezen.

Wij leven in een andere samenleving. In onze ogen is de tijd niet zo’n groot probleem. Met onze beginselen slaan we er ons in principe doorheen. Beginselen zijn voor ons geen beginpunten, daar waar onze strijd begint, maar vooronderstellingen, die de strijd overbodig maken. Het zijn zaken waar we het samen over eens zijn en die ons beveiligen tegen een van de voornaamste manieren waarop de tijd ons in de kraag grijpt: via het geschil. De tijd begint ons te storen als andere mensen het niet met ons eens zijn. Beginselen moeten ons daarvan vrijwaren. Beginselen leiden ons dus niet naar het terrein waar keuzes gemaakt moeten worden, waar de strijd is, maar ze maken het kiezen overbodig. Ze zorgen dat we de tijd hebben overwonnen, nog voordat we ons eraan hebben gewaagd. Ze stellen ons in staat om rustig ‘ons ding te doen’, want het zijn gedeelde uitgangspunten.

In de kerk beschouwen velen het allerbelangrijkste – Christus, het geloof, de liefde – tegelijk als het allervanzelfsprekendste. Dat komt doordat Christus wordt opgevat als een beginsel. Het allerbelangrijkste geldt niet als het redmiddel waar we elk moment naar moeten reiken, maar als de oplossing van de tijd, als het uitgangspunt waardoor we nu al min of meer het eeuwige leven kunnen leiden.

In mijn stad willen hervormde en gereformeerde wijkgemeenten fuseren. In dat proces is deze merkwaardige opvatting van het ene nodige erg verleidelijk. We zeggen: over het belangrijkste zijn we het in alle wijken eens. Dat is Christus, dat is de liefde, dat is het geloof. We kennen, om het met een motto van de Remonstrantse Broederschap te zeggen, ‘Eenheid in het nodige’. Daarnaast is er alle ruimte voor de wijkgemeenten om hun eigenheid te handhaven, want er is, alweer met de Remonstranten gesproken, ‘vrijheid in het niet-nodige’. Dat klinkt allemaal behoorlijk bijbels. Zeker als je er ook nog het derde stukje van de Remonstrantse zinspreuk bij vermeldt: ‘In alles de liefde.’ Dan is het af. Maar als je vervolgens kijkt wat we met deze beginselverklaring bedoelen, dan is wat we delen alleen maar een uitgangspunt om verderop onze eigen gang te gaan. Dan zoeken we de eenheid voor zover dat nuttig is (om elkaar te helpen en gemeenschappelijke belangen te behartigen), dan is de wijkgemeente vrij om zich te wijden aan de eigenlijke zaken, haar identiteit. En de liefde is niet veel meer dan sympathie vanwege het feit dat we elkaar bij het doen van nuttige zaken tegenkomen.

Hoe kan de gelovige inzet bij het allerbelangrijkste nu uitmonden in deze praktijk? Hoe kan het gebeuren dat niet het zoeken van het ene Koninkrijk de wijkgemeenten bezighoudt, maar het najagen van de eigen identiteit? Ik denk door onze gevoeligheid voor een onbijbels idee van wat beginselen zijn. In onze ogen dienen ze niet om de agenda te bepalen en de tijd mee te lijf te gaan. Ze bieden enkel een gemeenschappelijk uitgangspunt waarna iedereen zo ongestoord mogelijk het leven van zijn voorkeur kan gaan leiden.

Maar als de Bijbel ons telkens weer op het enig nodige wijst, geeft hij ons niet een soort tijdloos principe. Het ene nodige is dat wat ons het eerst te doen staat. Het is dat waarmee de strijd begint. We kunnen het niet overslaan. We kunnen de gedachte dat het in de kerk om één ding draait en dat de kerk dus ook daadwerkelijk ŽŽn moet zijn, niet tot een vooronderstelling bombarderen om vervolgens onze talloze andere dingen te gaan doen. Het is en blijft onze enige opdracht om Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid te zoeken. In elke wijk, in elke stad, ieder ogenblik opnieuw.

Udo Doedens