Barmen en de PVV
Wordt het geen tijd dat de kerk daadkrachtig stelling neemt tegen het ondemocratische en ‘verziekende’ gehalte van de PVV? Ik wil op deze vraag ingaan aan de hand van de Theologische verklaring van Barmen oftewel de ‘Barmer Thesen’ uit 1934. Deze zes geloofsstellingen, door Barth geconcipieerd, zijn bijna 86 jaar oud. Ze zouden de ‘geloofsregel’ worden van de Bekennende Kirche, die uitgroeide tot symbool van het kerkelijk verzet tegen Hitler-Duitsland. Ik vermoed dat er maar weinig tijdschriften in de wereld zijn die na de oorlog zoveel aandacht aan deze stellingen hebben geschonken als In de Waagschaal. Door onder meer de jarenlange strijd van A.A. Spijkerboer zijn ze uiteindelijk in de kerkorde van de PKN opgenomen als een appendix bij de officiële belijdenisgeschriften van onze kerk. Het is dan ook logisch juist deze stellingen eens te betrekken nu de vraag naar de kerk en de PVV brandender wordt.
I
In 1984 nam ik als theologiestudent deel aan een conferentie over de Barmer Thesen, wier 50-jarig bestaan dat jaar werd herdacht. Deze conferentie in Barmen-Wuppertal vond plaats in de laatste hoogtijdagen van de studentenbeweging, toen thema’s als socialisme, feminisme, democratische universiteit en een linkse kerk elkaar vergaand stimuleerden. Maar het was ook de tijd dat de medeverantwoordelijkheid van de kerk na 2000 jaar ‘catechismus van verguizing’ begon door te dringen. Eberhard Bethge, Bonhoeffers vriend en biograaf op leeftijd, stelde indringend de vraag of wat dat betreft de Barmer Thesen niet ernstig tekort schoten, omdat zij wel spraken over Jezus Christus als het ene Woord van God dat wij te horen, te vertrouwen en te gehoorzamen hebben, maar over Israël, de Joden en het antisemitisme van de nazi’s zwegen. Was dat niet toen al een fout? En zouden we in elk geval vandaag de dag, ‘vanuit de kennis van nu’, niet over deze stelling héén moeten gaan, wanneer wij in het spoor van Barth verder willen theologiseren? Veel deelnemers waren er verlegen mee. Niemand wilde de beslissende betekenis van de Barmer Thesen tekort doen. Maar ook niemand wilde een louter confessioneel zuivere kerk, die een confrontatie met de politieke machten angstvallig uit de weg ging. Kun je Christus belijden en tegelijkertijd over onrecht zwijgen? De hele conferentie door bleef deze vraag over het antisemitisme spelen. En als vanzelf werd ze doorgetrokken naar alle terreinen van het leven. Want als je de geloofsbelijdenis verruimt naar een protest tegen de Jodenvervolging, waarom dan niet ook een protest tegen andere maatschappelijke wanverhoudingen laten klinken? In de DDR speelden deze vragen heel concreet in die dagen, ook bij de generatie die in de geest van Bonhoeffer en de BK theologisch was geschoold, zoals bisschop Albrecht Schönherr. En waar stond ik? Als ik me goed herinner (maar hoe bedrieglijk is dat), vertrouwde ik Bethge niet helemaal en klonk het me allemaal toch wat te gemakkelijk en vanzelfsprekend in de oren – hoe uitgesproken links ik verder ook was. Ik denk dat ik net te veel een ‘barthiaans geweten’ had (de tweede Römerbrief was in 1934 nog maar twaalf jaar oud!), om hier volmondig in mee te kunnen gaan, hoezeer me dat ook wel weer speet.
II
De kracht van Barmen ligt er mijns inziens in dat het over elke vorm van politiek of onrecht zwijgt. Wie duidelijk wil maken dat niemand twee heren kan dienen, moet niet in de val trappen de heer die hij niet wil dienen zwart te maken of aan zekere voorwaarden te binden. Alsof hij in andere gedaante wel nog enig geloof verdient. Er is slechts één Heer, Jezus Christus, die wij in leven en sterven hebben te vertrouwen en gehoorzamen. Wie dat belijdt, in de Bijbelse radicaliteit die beslist over leven en sterven, geeft daarmee aan, elke andere aanspraak op goddelijke autoriteit te ontkennen en zich geroepen te weten zich daaraan met lijf en ziel te onttrekken. Deze machten en gestalten kunnen hooguit tijdelijk als houtdragers en waterputters fungeren, maar hun heerschappij is begrensd; en hoe meer zij zich als goddelijk opwerpen, des te meer staan ze in het teken van hun einde. Barth trok een smalle, maar onuitwisbare streep tussen JC en de heersende machten. Hij deed dat niet door die heersende macht te bekritiseren en aansprakelijk te stellen voor daadwerkelijk onheil op het gebied van het antisemitisme, de ondermijning van de rechtsstaat, het inrichten van concentratiekampen of het verdwijnen van tal van burgerlijke vrijheden – hij sprak omgekeerd van de “vrolijke bevrijding uit de goddeloze bindingen” die wij door God ervaren (these 2) – waarmee hij in feite zei: Hitler, wie gelooft is voor jou ongrijpbaar en valt buiten jouw aanbidding. Immers, de kerk van Jezus Christus is “midden in de wereld der zonde” alleen “zijn eigendom” (these 3), zij kent naast haar ambten geen “bijzondere leiders” (these 4) en dankt God voor de weldaad van de staat, maar ontkent deze als de “enige en totale ordening van het menselijk leven” (these 5).
Barth roept de kerk dus niet op tot politiek verzet. Laat staan dat hij een poging doet tot een brede ‘anti-fascistische’ coalitie te komen vanuit een algemeen gedragen humanisme. Hij wapent de kerk veel meer tot een besef principieel aan de heerschappij van Hitler te zijn onttrokken, waarmee hij hem toont wie de ware vijand is. Ik denk dat deze benadering van het nazisme, het ontzenuwen van zijn goddelijke aspiraties, een geniale zet is geweest die de kerk niet alleen het meest eigen is, maar ook politiek gesproken voor Hitler het meest bedreigend is geweest. Barth kón waarschijnlijk ook niet anders, gezien zijn reserves ten aanzien van elke politieke ideologie, de parlementaire democratie van de Weimarrepublik inbegrepen. De zwenkingen vanuit Moskou in de jaren dertig tussen ‘anti-kapitalisme’ (sectarisme) en ‘humanisme’ (volksfront) bleven hem bespaard. Hij zette al zijn kaarten op Jezus alleen. Maar in dit niet-anders-kunnen lag meteen de kiem van het meest radicale ‘zijn’ en ‘moeten’ tegen Hitler.
Je kunt zeggen: er had een massaal kerkelijk en burgerlijk verzet tegen nazi-Duitsland moeten komen. Maar hoe reëel is dat? Iedereen die ik tegenwoordig spreek, spreekt zijn afschuw uit over het neoliberalisme. Maar waar is óns brede verzet? Het behoort tot de verschrikkelijke geheimen van de jaren dertig dat eigenlijk niemand weet hoe Hitler had kunnen voorkomen worden. Barth wist in elk geval wie de ware Heer is, te midden van dit niet-weten.
III
Twee jaar na Barmen, in 1936, werd op de synode van de GKN te Amsterdam besloten dat het geloof in JC onverenigbaar was met het lidmaatschap van de NSB, mét de tuchtmaatregelen die hierbij geboden waren, zoals (na langdurig vermaan) afhouding van het Avondmaal en uiteindelijk zelfs excommunicatie. Als argument werden genoemd ‘onschriftuurlijke dwalingen’ als het ‘leidersbeginsel’ en de ‘nationalistische totalitaire staatsmacht’. Blijkbaar werden deze dwalingen van een andere orde gezien dan speculeren op de beurs, je kinderen slaan of de buurman een poot uitdraaien. Ik denk terecht: je bekennen tot een totalitaire ideologie raakt direct de ‘eerste tafel’, niet alleen de tweede. Toch meen ik dat de kerk hier niet op de juiste weg was. Ik geloof dat je (ook de grootste) zondaars principieel niet uit de kerk moet zetten, zolang ze in hun optreden de orde van de kerk niet daadwerkelijk verstoren. Iemand uit de kerk zetten betekent doelbewust hem het Evangelie en de sacramenten, en daarmee de verkondiging van het heil onthouden. Dat lijkt me in flagrante strijd met de reformatorische herontdekking dat Christus regeert door zijn Woord, en dat we dit Woord alleen hebben te gehoorzamen (these 1). Daarom raakt een besluit als van de Gereformeerde synode in 1936 weliswaar aan de Barmer Thesen vanwege de gezamenlijke afwijzing van elke vorm van totalitarisme. Maar het staat er ook haaks op: ‘Amsterdam’ wilde de vrijheid van de kerk bewaren door de verwijdering van concreet aanwijsbare ongelovigen uit haar midden. ‘Barmen’ wilde haar vrijheid bewaren door Jezus aan te wijzen als de concrete Heer over alle heersende machten. Dat is een wereld van verschil.
Ik heb de indruk dat onze kerk op dit moment niet in staat is om PVV-ers tegemoet te treden in de geest van Barmen. Wat ik proef is een automatische reflex van veroordeling en uitsluiting, als niet directe weerzin, tegen concreet zeer benoembare mensen (ook uit ons eigen midden!). Politiek acht ik dit spelen met vuur. En kerkelijk ver onder de maat. Laat de kerk haar mond houden, als ze de PVV alleen maar kan aanspreken op haar ondermijning van de rechtsstaat, haar haat tegen Marokkanen en haar afkeer van Europa. Laar haar ook niet alleen maar pastoraal begrip tonen. Laat ze over Christus spreken als de enige hoop voor Europa, die ook voor Wilders en Le Pen, want voor alle mensen is gestorven.
Laat de kerk toch alsjeblieft de moed hebben om duidelijk te maken dat het neoliberalisme niet het hoogste goed is op aarde. Zelfs niet de democratie. En laat predikanten dat zo door en door burgerlijke idee van louter ‘crisispastoraat’ onmiddellijk laten varen en bij iedereen standaard op huisbezoek gaan. Dan maar geen liturgie- of poëziekring voor die paar ingewijden.
Wessel ten Boom