Bach onder de theologen

In de bundel Bach unter Theologen (2022) zijn acht lezingen opgenomen die tijdens het 93e Bachfeest 2018 in Tübingen zijn gehouden. Het thema van dit door de Neue Bachgesellschaft e.V. georganiseerde festival was: Bach bewerkt. In deze titel zitten drie betekenissen die voor het werk van Bach typerend zijn. Bach heeft vele composities van voorgangers en tijdgenoten voor eigen studiedoeleinden en gebruik bewerkt. Ten tweede heeft hij door al die jaren heen zijn eigen werk bewerkt in zogenaamde parodieën. Het eerste koor van het Weihnachtsoratorium is daar een beroemd voorbeeld van. Een feestelijk verjaardagskoor voor de vorst werd een even feestelijk openingskoor voor de geboorte van de mensenzoon van God. Tenslotte is Bach door al die eeuwen na hem continu bewerkt voor allerlei soorten instrumenten en muziekstijlen, denk aan die prachtige fuga’s van Schumann op de naam B-A-C-H of aan Jacques Loussier ‘plays Bach’.

 

Bach bewerkt

Het ‘Bach-feest’ werd georganiseerd door een samenwerkingsverband van de stad Tübingen, de universiteit aldaar, de hogeschool voor kerkmuziek en de evangelische gemeente van de Stiftskirche. Een uitstekend idee, om bij dit thema Bach bewerkt ook te kijken wat de theologische context en de theologische kennis van Bach inhield waarmee hij stukken koos, bewerkte en ten uitvoer bracht. De acht lezingen hierover zijn – zo te zien voor deze schriftelijke toepassing – sterk en wetenschappelijk bewerkt en thematisch geordend. Een medebedenker van deze opzet is helaas vlak voor uitgave van het boek overleden, prof. dr. Christoph Schwöbel, hoogleraar systematische theologie, die in de laatste bijdrage uitnodigt om theologisch met Bach aan het werk te gaan. Tot op een kerkmusicus na zijn alle scribenten theologen, zij het muziektheoretisch goed onderlegd of zelf als goede amateurs vertrouwd met grote delen van het werk van Bach

Als zo een amateur en voor ‘vorming en toerusting’ menigmaal profiterend van het werk van Bach, gaf deze bundel mij veel nieuwe en nuttige informatie. Te hopen valt wel dat de voordrachten in de college- en kerkzalen iets toegankelijker waren geweest dan hun schriftelijke vorm.

Bach onder theologen

Zijn bij het thema ‘Bach bewerkt’ drie aspecten denkbaar, zo gaat dit ook op voor de titel van het boek ‘Bach unter Theologen’. Daar wijst Walter Sparn (em. prof. voor systematische theologie, intieme kenner van de lutherse traditie) op in zijn bijdrage over Bachs theologische positie tussen orthodoxie, piëtisme en verlichting. Bach werkte als organist, zeker in zijn begintijd, ‘onder’ predikanten die zijn leidinggevenden zijn geweest. Meer nog werkte Bach ‘onder’ in de zin van ‘tussen’ theologen van wie hij teksten selecteerde en zelf ook bewerkte, soms in samenwerking met hen. Tenslotte kun je Bach zelf als theoloog beschouwen die binnen een gefundeerde lutherse hermeneutiek de Bijbel heeft uitgelegd en deze uitleg in het medium van zijn muzikale creaties heeft uitgewerkt en gecommuniceerd. Bach beschikte over een relevante theologische bibliotheek. Een vierde betekenis kan nog worden toegevoegd, namelijk hoe de verkondigende muziek door theologen na Bach werd waargenomen en gewaardeerd.

Een groot voorbeeld dat in deze bundel ruimschoots de aandacht krijgt, is Albert Schweitzer met zijn grote inleiding in Bachs werk in 1905 met een voorwoord van Charles-Marie Widor (eerst in het Frans uitgegeven en in hetzelfde jaar nog in het Duits). Schweitzers grote verdienste was het, Bach als muziekpoëet te hebben ontdekt, bij wie niet alleen de grote en geweldige constructie tot in alle finesses constitutief was voor zijn composities, maar evenzeer de evocatie van gevoelens en affecten. Interessant is dat Schweitzer dit heeft afgezet tegen de muzikale uitbarstingen van bijvoorbeeld een Wagner, die hij een toondichter van ideeën vond, terwijl de toondichter Bach in zijn oren eerder een toonschilder is met alle kleuren en stemmingen uit het muzikale palet. Schweitzer vindt dat Bach in tegenstelling tot Beethoven en Wagner niet het verhaal volgt in zijn dramatisch verloop, maar precies en pregnant momenten eruit haalt waar de hele geschiedenis in resoneert of zich symbolisch laat verdichten. Zelf zou ik hierbij willen toevoegen dat voor de cantates, oratoria en andere geestelijke werken deze omgang met de bijbelse verhalen en hun impact op het gemoed van de lezers en luisteraars getuigt van het bewaren van een narratieve grondstructuur die zich niet in het bombastische of te ijle van ideeën verliest en immuniseert tegen zoiets als het Duits nationalisme met heel zijn opgezwollen pathos.

Met Miskotte kun je verder zeggen, dat vanuit deze kern en concentratie op de inhoudelijke en emotionele verdichtingen Bach wijd ziet en verschillende stromingen binnen de theologie van zijn tijd (orthodoxie, piëtisme en verlichting) kon gebruiken voor de vormgeving van zijn geestelijke muziek. Binnen de complexe verhoudingen in een staatskerkelijke omgeving met al deze stromingen, ontwikkelingen en ook sociale dynamieken kun je Bach dus niet lineair onderbrengen in een van deze stromingen die in zich zelf trouwens ook niet zo eenduidig waren. Bovendien was er ook geen waterdichte scheiding tussen muziekproductie voor de overheid in staat en kerk, denk aan Luthers leer van de twee regimenten. In die zin kunnen ook wereldlijke werken als bijv. het Wohltemporierte Klavier religieus worden geïnterpreteerd in zijn weerspiegeling van de goddelijke orde in de kosmos. Een aanpak hierbij is om in zijn werk de basismatrix aan te wijzen waarbinnen en waar vanuit Bach zijn geloofsinzichten en geloofsvoorstellingen tekstueel én muzikaal inbouwde en voortbouwde. In de meeste artikelen wordt de rijke gelaagdheid van deze matrix goed recht gedaan. Leidend was daarin de hermeneutiek van Luther met zijn ‘alles, was Christum treibet’.

Bach als verkondiger

Ik vind dat het oproepen van deze matrix in deze goed geïnformeerde bundel met name Jeremy Begbie (systematisch theoloog o.a. in Cambridge) bijzonder goed is gelukt. Hij gaat in op het ‘antijudaïsme’ in het Johannesevangelie en de vertolking van Bach in deze. Hij relativeert een ongenuanceerd negatieve beoordeling hiervan. De evangelist is met zijn scherpe polemiek zelf jood die bij alle scherpe polemiek vindt, dat het ‘heil uit de Joden komt’ (Joh. 4). Als het gaat om de toewijzing van ‘zonde’ die de Messias aan het kruis brengt, dan zie je in de muzikale én tekstuele verwerking van Bach een soort ‘universaliteit van de zonde’. Het joodse aandeel is pars pro toto ook ons aandeel. Het gaat immers om de verlossing van héél de wereld.

Begbie behandelt nog een andere thematiek, namelijk die van tijd en eeuwigheid zoals deze in de compositie bijvoorbeeld van het openingskoor van de Matthäuspassion doorklinkt. Dit sluit aan bij de briljante analyse van Schweitzer. Bach overstijgt zowel een lineaire als een circulaire behandeling van tijd. Hij neutraliseert ook niet de tijd in een tijdloze eeuwigheid. Bach transponeert als het ware het gebeuren in het evangelische verleden naar de tegenwoordige tijd van de luisteraar die de rol van observator en participant krijgt toebedeeld. Christus zelf komt dan in het ‘hier en nu’, in het hárt van de gelovige zelf. Dit gaat verder dan een voorstelling waarin de musici én luisteraars een rol spelen. Wij zijn die rol, wij nemen haar in, geraakt tot in het centrum van ons leven, waar symbolisch het ‘hart’ voor staat. Dan maakt het ook niet uit of dit ten gehore wordt gebracht in een kerk of in de concertzaal. God is de initiator en de schepper van heel deze geschiedenis. In die zin heeft deze geschiedenis een ‘eeuwig’ karakter. In die zin is Gottes Zeit die allerbeste Zeit (BWV 106), om haar waarnemend in reflectie en meditatie om te zetten in houding, gedrag en levensinzet binnen ons tijdsbestek en tijdsomstandigheden als eindige en sterfelijke mensen.

Doorwerking en uitwerking

Bach kan als geen ander een veelvoud aan resonanties horen in tekst én compositie die in een eigen muzikale taal van het barok met haar retorische en affect-geladen uitwerkingen ons hart wil en kan bereiken. Bach was dus veel meer bedacht om het voorliggende materiaal in zijn eigen logica en potentiaal te verkennen, te doorgronden en te expliciteren dan dat hij een van buiten komende uitlegideaal (zie boven) had toegepast. Misschien dat hij juist vanwege deze diep gelovige én navolgende polyfone bewerking van de vertelstof ook ons hedendaagse mensen nog zo kan aanspreken, tijdloos in de zin van voor alle tijden even indringend, even verrassend, even relevant.

            Schwöbels bijdrage sluit daar prima bij aan door de lutherse inspiratiebron te beschrijven met name in zijn homiletische onderscheiding van ‘explicatio’ en ‘applicatio’. Verder heeft hij zich nog in de affectenleer verdiept, die dienst doet ‘precies op de grens tussen de mentale, psychische en lichamelijke dimensie van het menselijke persoon-zijn’ (vertaling rmw). Wij theologen kunnen al luisterende ons deelgenootschap horen resoneren én ons laten inspireren, om de gevoelswaarde van de uit te leggen bijbelteksten (perikopen) waar te nemen, toe te laten en in de ander rakende bewoordingen weer- en door te geven.

 

Resumé

Deze rijke en geleerde bundel verschaft nuttige, heldere en leerzame inzichten in de tijd- en werkomstandigheden van de perioden in Bachs theologisch gevormde muzikale ontwikkeling en scheppingsdrang. Hij werpt exemplarisch een licht op een rijke receptiegeschiedenis. Hij nodigt mij als theoloog uit om me zelf als tijdgenoot in deze door Bach gecreëerde gelijktijdigheid mee te laten nemen tot in mijn existentiële constitutie om in bewoording en mentale ontvankelijkheid, bezieling en gevoeligheid ‘evangelie’ te vertolken in cultuur en cultus, zoals dit via de Mendelssohns in de bundel wordt belicht. Dat er nog een register is van namen en begrippen siert de bundel. Helemaal perfect was het geweest als ook de auteurs kort aan de lezer waren voorgesteld. De greep naar tablet of smartphone zij bij deze aanbevolen.

Rainer Wahl

Rainer Wahl is interimpredikant (PKN).

Ingo Bredenbach, Volker Leppin und Christoph Schwöbel, Bach unter Theologen (Mohr Siebeck), Tübingen 2022.

In de Waagschaal, jaargang 52, nr. 7, 1 juli 2023