Baarmoeder van het Woord (Meditatie)

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)

“Overeenkomstig Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord van de waarheid, opdat wij in zeker opzicht eerstelingen van Zijn schepselen zouden zijn” (Jakobus 1:18)

 

Gerrit Achterberg kende zijn bijbel. Zijn gedicht Baarmoeder gaat als volgt:

 

“De zomerwind verwekt u uit het niet,

  waarbij mijn handen grote stilten zijn.

  Ik voel van deze lust alleen de pijn:

  een snelle zwangerschap die mij doorschiet

  en u voldraagt in minimum van tijd;

  baarmoeder van het woord die opensplijt

  om u te laten vlieden in een lied.”

 

Veel gedichten gaan over het dichten en het dichterschap. Dat komt natuurlijk doordat het woord dat de dichter spreekt nooit ervaren wordt als iets dat hij bedenkt of maakt, maar als iets dat aan hem geschiedt. Elk werkelijk dichterschap heeft religieuze trekken en elke werkelijke dichter, ook in onze tijd, heeft, in ieder geval volgens zijn subjectieve beleving, iets van een druïde, een priester, een nar die de waarheid ontvangen heeft en moet doorgeven. Niet uit narcisme, maar uit verwondering over het fenomeen van het geschonken woord dichten veel dichters over het dichten. Dat woord noemt Achterberg hier een baarmoeder. Dat ontleent hij aan de Schrift, aan Jakobus. De NBV21 heeft hier “Hij wilde ons tot leven roepen”, en over de BGT zullen we het maar niet hebben. De manier waarop het plastische en het beeldende uit moderne bijbelvertalingen is weggeschreven, is godgeklaagd. Je moet hier de baarmoeder voor je zien, en God – nota bene in het vers hiervoor nog ‘Vader’ genoemd, “bij Wie geen verandering is”! – als barende. Dat beeld is genomen uit de diepte van het Oude Testament. In Numeri vraagt Mozes in zijn toorn aan God: “Ben ik soms zwanger geweest van heel dit volk? Of heb ik het gebaard, zodat U tegen mij zou kunnen zeggen: Draag het?” (Num. 11:12). Bedoeld is dus: niet ik, Mozes, heb dit volk gebaard, maar U!

Een vrouwelijker woord dan baarmoeder bestaat niet. In onze hysterische tijd (de ergste hysterie is misschien over) werd recent voorgesteld om de aanduidingen ‘man’ en vrouw’ te 

vervangen door – mensen zonder en mensen met een baarmoeder. De baarmoeder is ons laatste onderscheid, en het diepste van de vrouw. Maar het hoort bij de, men mag wel zeggen ‘zeer mannelijke’ God van het Verbond. Hij vecht zoals Hij baart en Hij baart zoals Hij vecht. 

Volgens Jakobus baart God nieuwe schepselen door het Woord van de waarheid. Dat is een zin die wij op ons netvlies moeten branden, als wij het willen hebben over de prediking, zoals in dit nummer. De prediking is werkelijk een gestalte van het Woord en het Woord is werkelijk een gestalte van God. Prediking is een baren van nieuwe schepselen, die zonder die prediking doodgeboren blijven. 

 

Willem Maarten Dekker

In de Waagschaal, nr. 2, 8 februari 2025