Assemblée du désert
Honderden, duizenden mensen, verspreid onder het bruine blad van knoestige eikjes en het groen van acacias, op klapstoeltjes, op stenen, op plaids. Oude mensen, maar ook jonge echtparen met kinderen. Mensen lopen af en aan tussen de groepjes door, overal geroezemoes. En dan komt vanuit de geluidsboxen, die om de zoveel meter staan opgesteld, de aankondiging dat de zangrepetities gaan beginnen. Ik heb zelden zo’n alom omringende stilte meegemaakt als vanaf dat moment. Een suizen. Een volle stilte. Het koor zingt het ene bekende lied na het andere en om je heen neuriën duizend stemmen mee. Rustig, vredig, niemand heeft haast. Ja, hier kan ik me voorstellen dat hij eindelijk zijn plek vindt, waar ook hij rustig kan neerzitten, op een steen, op een stoeltje. In de buurt van dat oudere stel voor mij bijvoorbeeld. Zij is zichtbaar aangedaan. Misschien is zij hier in haar vroege jeugd al eens geweest en brengt de dag van vandaag dierbare herinneringen bij haar boven, terwijl ze tegelijkertijd een grote voldoening ondervindt in de constatering dat ze er nog steeds zijn – ja, dat kleine verstroooide volkje van de Franse hugenoten.
Ik beschrijf de jaarlijkse Assemblée du Désert, de grote samenkomst van de Franse protestanten in de open lucht bij Anduze, in de Cevennen. Dat is elk jaar, op de eerste zondag van september. Drie eeuwen geleden kwamen ze hier ook al. Toen moesten mannen de wacht houden op de rotspartijen boven het bos, om de vierende gemeente te kunnen waarschuwen wanneer ze de soldaten van de koning zagen aankomen. Want in die tijd waren deze samenkomsten verboden. Toen vervolgden ze de protestanten. Kerk onder het kruis.
Hij aait haar af en toe over de rug. Dat is allemaal lang verleden tijd. Ja, hier kan hij eindelijk rustig neerstrijken. Driehonderd jaar geleden was hij hier ook, nu glimlacht hij wanneer hij een jong stel langs ziet lopen met een gek wezentje van een jaar of vijf dat op zijn hoofd een plastic helm met twee hoorntjes draagt. Vader houdt hem bij de hand vast. Een plastic zwaard bungelt opzij van zijn spillebeentjes – in felrode kousen – en hindert hem bij het lopen. Ik dacht bij het zien van dit gekke wezentje: misschien is dat wat aan het einde der tijden, wanneer de geschiedenis wordt opgerold en de vreugdebazuin klinkt, over zal blijven van alle geweld, van alle haat en nijd, van alle vervolgingen – over zal blijven als een klein onschuldig litteken: een gek ventje, verkleed als een Viking met een plastic zwaard.
Hij werd een mens. Wij zeggen maar dat het was voor ons heil. En als het nu eens was omdat hij er eenvoudigweg vreugde in schept een mens te zijn? Alleen, hij vond zijn plek maar niet. Wat kijken jullie toch naar de hemel, hier ben ik – zei hij wanneer hij onder gelovige mensen verkeerde. Of hij werd helemaal gek van kerkmensen die zichzelf en de kerk veel te serieus nemen, wanneer hij ze hoorde ruziemaken over geloofspunten, over liturgische kwesties, over manieren om jongeren aan te trekken, over kerkgebouwen, over geld. Wind je toch niet zo op! Nee, laat hem daar rustig zitten op een stoeltje, onder een eik. Zodat hij er gewoon van kan genieten een mens te zijn temidden van de mensen.
Aan de repetities van het koor is intussen een einde gekomen, de dienst kan beginnen. Ik zit te ver van de geïmproviseerde preekstoel vandaan om de voorganger van dat jaar (ze vragen elk jaar een andere) te zien. Ook wat hij zegt, het bereikt slechts in flarden mijn oor. De dichtst bijzijnde geluidbox heeft het laten afweten. De samenhang ontgaat me vaak, maar ik herken de woorden, mooie, vertrouwde woorden, recht, genade, barmhartigheid. Nee, hier wordt de gemeente niet ‘onder het Woord’ gehouden, hier wandelen de woorden rond. De mensen luisteren of doen alsof ze luisteren, maar in de groepjes vinden af en toe kleine incidenten plaats, hier een hoestbij en iemand die snel met een fles water aan komt zetten, daar een kind dat begint te schreeuwen en – sssst – gesust wordt, hier een klapstoel die met zijn gebruiker erop in elkaar zakt, daar een hond die naar een andere hond gromt die, aangelijnd, aan de voet van zijn baas voorbij komt. Want zachtjes lopen er nog steeds mensen rond. Vrede, lankmoedigheid, espérance, fidélité, bénédiction… Waar is hij trouwens gebleven, hij die op een stoeltje zat, of op een steen?
De preek ging over de wonderbare spijziging. Sinds die eerste keer dat ik de jaarlijkse Assemblée du Désert bijwoonde moet ik telkens wanneer ik dat mooie verhaal weer hoor of lees, denken aan de picnic die op de dienst volgde. Uit de manden en tassen kwamen stokbroden tevoorschijn, stukken worst en ham, quiches, groentetaarten, patés – hier wil je van de mijne proeven ? Deze ham komt uit Bayonne, deze worst is van bij mij in de Drôme. En de flessen wijn. Elke fles wijn heeft ook zo’n zijn geschiedenis. Hier, neem een slok, hij komt van mijn broer die wijn verbouwt in de Dordogne. Honderden, duizenden mensen, her en der verspreid onder eikjes en acacia’s. Het vrolijke geroezemoes vermengt zich met het droge, eentonige geluid van krekels.
Caspar Visser ‘t Hooft
Drs C. Visser ’t Hooft is als predikant verbonden aan de Eglise protestante unie de France. Hij staat in de gemeente van Orange-Carpentras. Hij is daarnaast schrijver.