Artificiële Intelligentie in de kerk
“If you can’t tell the difference, does it matter?” vraagt een bevallige dame aan een nieuwkomer in Westworld (HBO series, 2016 –). Westworld is een pretpark waar bezoekers carte blanche krijgen en met de zeer realistische ‘bewoners’ mogen doen wat ze willen. Dat gaat natuurlijk helemaal mis, want de AI-bestuurde ‘bewoners’ zijn het doden en verkrachten op een gegeven moment behoorlijk zat en komen in opstand. In de daaropvolgende strijd delft de geperverteerde mens van vlees en bloed uiteindelijk het onderspit. De krachtige AI blijkt niet alleen slimmer, maar ook meedogenloos.
Het zijn, onder andere, deze bekende series die AI haar donkere klankkleur geven. Het AI-begrip hangt sowieso de laatste jaren dreigend in de lucht, komt vaak (negatief) in het nieuws, en lijkt zich meer dan vroeger aan ons op te dringen. Niet iedereen is content met de snelle AI-ontwikkelingen in de reële wereld. Ook de kerk loopt niet over van enthousiasme. Een primaire reactie op het idee om AI in te zetten in verkondiging en pastoraat is in mijn beleving vaak een negatieve. Het beeld van een robotpredikant roept acuut weerzin op – met name bij theologen.
Dat laatste is begrijpelijk. Niet slechts vanuit angst voor toekomstig territoriumverlies, maar meer nog omdat het lastige vragen genereert. Hoe het zit met de ontologische status van zo’n mechanische spreekbuis en met agency, ambtsdrager-zijn en sacramentsbediening – om een paar grote begrippen te noemen. En als er sprake is van een (geprogrammeerde) intentie, geldt dan ex opere operato? Tegelijkertijd bemoeilijkt de associatie van AI met een – nog steeds fictief – zelfstandig opererend mensachtig apparaat het onbevangen nadenken over lagere vormen van AI-toepassingen. Dus enkelvoudige AI, gespecialiseerd in een specifieke ondersteunende taak.
Weinig mensen zitten te wachten op een robotpredikant, zelfs niet als je geen verschil zou zien ten opzichte van een echt persoon. Daarmee schuiven niet alleen de inhoudelijke vragen snel naar de achtergrond; het weerzinwekkende idee maakt ook het verkennen van en reflecteren op meer realistische toepassingen moeilijker. Aan welke realistische AI-toepassingen moet je dan denken? Twee hypothetische voorbeelden: dienstboek 2.0 en pastorale gespreksondersteuning. Dit zijn – nog niet bestaande – AI-toepassingen die, als erin geïnvesteerd wordt, technisch evenwel binnen handbereik liggen.
Wie van een afstandje kijkt naar liturgische teksten, formulieren, gebeden, verkondigingen ontwaart een eigen taalveld met vertrouwde structuren. Doorgaans, hoe meer liturgisch de dienst, hoe vaster de uitingsvorm. Zo verschillen de vele gebedsvoorbeelden in het tweedelige Dienstboek PKN weliswaar van elkaar, maar evenzeer voel je aan dat er geput is uit een gezamenlijke traditiebron. Nu blijken recente AI-modellen – toegespitst op taalmodelering – bij uitstek geschikt om dit soort ‘gezamenlijkheid’ in klank, woordkeuze, zinsopbouw te extraheren uit een gegeven tekstverzameling. Zo’n extractiepoging is structuralistisch te duiden. Het model brengt slechts de relatieve afstanden in kaart tussen alle (sub)woorden in een aangeboden corpus. Het model begrijpt niets van de inhoud, maar is wel in staat om nieuwe teksten te genereren. Eindeloos veel. Unieke teksten ook, met dezelfde eigenschappen als de voorbeeldteksten. Dat kan door in het structuralistische netwerk op willekeurige plekken zinnen ‘op te roepen’. Relatief korte teksten, vergelijkbaar met de lengte van een kyriegebed, zijn inmiddels in Engelstalige netwerken niet meer van echt te onderscheiden. Een AI-toepassing zou, in dit voorbeeld, de twee donkergroene Dienstboeken uitbreiden met een website waar je eindeloos veel Dienstboek-achtige teksten kan oproepen. Eventueel met een voorkeursweging voor deze of gene modaliteit.
Een andere toepassing is geïnspireerd door werk van de Nederlandse suïcidelijn (113). Vrijwilligers proberen daar wanhopig bellende of chattende tieners tot bedaren te brengen. Soms stagneert het gesprek en staat ook de hulpverlener het zweet op het voorhoofd. Daarom wordt er momenteel gekeken naar AI-ondersteuning. Binnenkomende chats en snelle spraak-naar-tekstomzetting maakt het mogelijk dat een AI-gespreksmodel simultaan ‘meeleest’. Het model geeft vervolgens, gevraagd of ongevraagd, suggesties om het gesprek op gang te houden of van nieuwe openingen te voorzien. De architectuur van dit soort modellen is een andere dan die van het Dienstboekvoorbeeld en werkt met reinforcement learning: een voortdurende, zichzelf-verbeterende, terugkoppeling. Het model leert niet alleen van haar werkende en niet-werkende suggesties, maar kan ook eindeloos met zichzelf ‘babbelen’. Door deze zelfverbetering kan het model zo natuurlijk en verassend als mogelijk uit de hoek te komen.
Zou dit ook zinvol zijn in het pastoraat? Door de wol geverfde pastores hebben natuurlijk geen technische hulp nodig bij hun kerkelijke gesprekken. Voor beginnende predikanten en pastoraal werkers zou het in sommige gevallen leerzaam en behulpzaam zijn om een iPad op schoot te hebben liggen waarop een geïnstalleerd AI-model meeluistert. Uiteraard met toestemming van de pastorant. Op het moment dat het nodig is verschijnt er een suggestie. Bijvoorbeeld: “Vraag eens door over die dochter in Canada…” of “Je praat te veel; Ga beter luisteren!” Zelfs deze twee voorbeelden kunnen weerstand oproepen. De eerste omdat niet iedereen gecharmeerd is van gestileerde en gedicteerde gebeden. Het tweede omdat je erg voorzichtig moet zijn met pastorale vertrouwensrelaties. Wie garandeert er dat het gesprek niet geüpload wordt naar de cloud?
De appreciatie van het Dienstboek kan uiteraard verschillen en techniek moet je niet naïef gebruiken, maar je haalt de AI-discussie – door in meer concrete toepassingen te denken – in elk geval naar constructievere gronden.
Misschien dat de keuze de komende decennia uiteindelijk valt om zo ver mogelijk van kerkelijke AI-toepassingen weg te blijven, zoals je in sommige cafés alleen een slow coffee kan bestellen, maar zo’n keuze moet dan wel gebeuren op inhoudelijke gronden. De kerk hoeft niet automatisch mee te lopen in maatschappelijke ontwikkelingen, want niet alles wat kan is ook wenselijk. Tegelijkertijd zijn we individueel en groepsgewijs al innig verbonden met AI-toepassingen (denk alleen al aan het zichzelf structurerende digitale boodschappenlijstje in de AH-bezorgingsapp).
Waarom de kerk daar kunstmatig bij weg houden? Het is in elk geval niet sterk als een afwijzende houding voortkomt uit onwetendheid, gebrek aan technisch differentievermogen (bijv. zelfstandige versus ondersteunende AI door elkaar halen) of zelfs een latente angst voor een kille, maar zuiver in onze verbeelding levende, AI-mens. Door wel in de wereld maar niet van de wereld te zijn, met maximale inzet en ruimte om te experimenteren én daar kritisch op te reflecteren, kan de kerk wellicht blijvend bij de tijd gehouden worden.
Wim Otte
Wim Otte is dovenpastor in Waddinxveen
In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 6. 28 mei 2022