Antwoord aan de machten. Kist en Berkhof
Wim Kist (1915-2005) en Henk Berkhof (1914-1995) waren generatiegenoten, die beiden tijdens en na de oorlog hun bijdrage geleverd hebben aan de vernieuwing van de Nederlandse Hervormde Kerk. Zij kwamen vanuit heel verschillende routes aangevlogen. Berkhof was van oorsprong een rechtzinnig hervormd theoloog, die zich ontwikkelde tot een breed georiënteerde oecumenisch theoloog van protestantse snit. Kist kwam uit een vrijzinnig milieu en was feitelijk onkerkelijk. Een bekeringservaring tijdens een ernstige ziekte in 1937 bracht hem op het hervormd kerkelijk spoor.
De jurist Kist werd in zijn gemeente in Rotterdam-Delfshaven actief in het evangelisatiewerk. Hij viel daarbij zodanig op dat J. Eijkman, de voorman van het hervormd vernieuwingsstreven, hem betrok bij de organisatie van de landelijke campagne ‘Kerkweken voor Iedereen’. Zo rolde Kist in het landelijke werk en namen zijn werkzaamheden op dat vlak toe. Het is waarschijnlijk in dat verband geweest dat Kist en Berkhof elkaar voor het eerst persoonlijk ontmoetten. Zij waren namelijk beiden lid van de Commissie Kerk en Samenleving, een sectie van de Hervormde Raad voor de Inwendige Zending. Voorzitter was mr. G.E. van Walsum, de latere burgemeester van Rotterdam, terwijl Kist secretaris was. Deze commissie bracht enige belangwekkende rapporten uit over de positie en de roeping van de kerk in de samenleving, die het apostolaire denken en optreden van de hervormde kerk na de oorlog sterk gestimuleerd hebben. Berkhof kon overigens niet alle bijeenkomsten van deze commissie bijwonen, omdat hij meermalen moest onderduiken. Zo nam zowel Berkhof als Kist deel aan het synodale apparaat dat tijdens de oorlog ontstond en zich na de oorlog consolideerde.
De contacten tussen Kist en Berkhof werden na de oorlog frequenter doordat zij collega’s werden op het instituut Kerk en Wereld in Driebergen. Dit was als opleidings-, vormings- en toerustingscentrum een uitgesproken exponent van het vernieuwingsstreven van de hervormde kerk. Dat betrof vooral haar apostolaire roeping in de wereld. Onder meer door de opleiding van werkers in kerkelijke arbeid (de wika’s) moest een kader geschapen worden dat de kerk present kon stellen in de samenleving. Kist, nog maar dertig jaar oud, werd een van de directeuren, en Berkhof naast zijn predikantschap in Zeist parttime hoofddocent voor de theologische vakken. Ook nadat Kist in 1951 directeur was geworden van het hervormde vormingscentrum Oud-Poelgeest in Oegstgeest, bleef hij nog lang lid van het directorium van Kerk en Wereld.
Machten
Waarschijnlijk is Kist door Berkhof op het spoor gekomen van het thema van ‘de machten’, structuren en trends die verregaand het leven bepalen. Deze later door Barth als ‘herrenlose Gewalten’ aangeduide krachten had Berkhof vooral aan de hand van Paulus’ visie op de machten (‘exousia’) behandeld in zijn boek Christus en de machten (1952). In zijn beschouwingen over vormingswerk ging Kist het belang hiervan duiden in termen van een geestelijke wapentoerusting tot het weerstaan van deze machten: leerhuizen, ‘taveernes van apostolaat’, waarin mensen met elkaar in beraad gaan om deze machten te doorgronden. Op basis daarvan komen zij tot nieuwe vormen van persoonlijk en politiek handelen.
Wat we in verspreide beschouwingen in redevoeringen, bijdragen aan conferenties en artikelen vinden, zette Kist om in zijn naar inhoud en omvang grootse proefschrift Antwoord aan de machten (1971). Berkhof was de eerste promotor en de hoogleraar godsdienstsociologie P. Smits trad op als tweede promotor. In zijn laudatio bekende Berkhof dat hij sceptisch had gestaan tegenover Kists verzoek om bij hem te promoveren:
‘…niet uit gebrek aan achting, maar juist vanwege mijn diepe eerbied voor wat ik bij voorkeur uw profetisch charisma noemde. De vraag moest wel rijzen: kan een profeet promoveren? Na allerlei voorberaad gaven Smits en ik u the benefit of the doubt. U hebt kans gezien om in een ascetische en bijna on-menselijke concentratie van tijd en krachten gedurende 2,5 jaar, niet alleen onze twijfels weg te vagen, maar ons ook te vervullen met ingehouden bewondering. U hebt u grondig georiënteerd op minstens vier zo uitlopende terreinen als vormingswerk, sociologie van de instituten, nieuw-testamentische exegese en dogmatiek. En het resultaat is een interdisciplinair werkstuk zo omvattend als we het bij mijn weten binnen de Nederlandse theologie nog niet hebben gezien.’
Met humor constateerde Berkhof dat Kist pas op p. 514 er een punt achter zette en dan nog met tegenzin: ‘Maar ja, u zat in tijdnood; dan kan je geen dun boek schrijven. De lezer die het geduld opbrengt, ziet zich echter rijk beloond. Want achter de woordenabundantie ontwaart hij een hartstochtelijke existentiële betrokkenheid.’ Berkhof typeerde Kists studie als een ‘profetische dissertatie’, ‘een evangelische kritiek op de trend van de West-Europese cultuur.’ Later liet hij aan Kist weten dat als er een tweede druk zou komen, dit wel een verkorte versie zou moeten zijn.
In zijn Christelijk geloof verwijst Berkhof drie keer naar het proefschrift: namelijk in zijn beschouwingen over de machten alsook over ‘de heiliging van de wereld’ (Kist had het begrip heiliging op samenlevingsstructuren toegepast) en ten slotte noemt Berkhof in zijn behandeling van ‘het gesprek’ als gestalte van heilsoverdracht het samenlevingsberaad. Kist had zijn proefschrift namelijk laten uitlopen op een pleidooi voor het samenlevingsberaad dat hij wilde verbinden aan de kerkelijke gemeenten. Hij deed daartoe een aantal praktische voorstellen. Berkhof onderschreef Kists pleidooi voor institutionalisering van het samenlevingsberaad in de kerk ten einde vrijblijvendheid te voorkomen. Berkhof moest echter ook vaststellen dat een dergelijke institutionalisering nog maar sporadisch voorkwam. Het gebeurde enigszins in het kringwerk dat na de oorlog opkwam.
Samenlevingsberaad
Berkhof was het van harte eens met Kists pleidooi voor een samenlevingsberaad. In een brief aan hem van 30 januari 1983 verwees hij naar een lezing van H.W. de Knijff over ‘Kerk-zijn in een pluriforme cultuur’(Kerk en Theologie januari 1983). Dit bevatte ‘een mij uit het hart gegrepen bijval aan jouw samenlevingsberaad. Hij (De Knijff, HN) zegt o.a.: ‘Het voorstel komt zo dringend op uit een analyse van de feiten, dat men zich erover verwondert, dat het niet meer aandacht heeft getrokken.’
Het Landelijk Missionair Collectief was een poging om een samenlevingsberaad gestalte te geven. In een brief van 5 december 1986 reageerde Berkhof op een brief van Kist van 11 november (waarvan we de tekst niet hebben). Daarin waren allerlei punten aan de orde gekomen, vooral wat betreft het Landelijk Missionair Collectief. Hij raadde Kist aan om geduld te hebben: ‘Wij hebben cellen nodig, voorlopig geen buiten hun oevers tredende en verzandende stromen! Eerst voor eigen richting en structuur zorgen!’ Een antwoord van dr. R.J. Mooi, de toenmalige scriba van de hervormde synode, in die geest, achtte Berkhof wijs.
Kist had overigens Berkhof ook gevraagd wat hij vond van de gedachte om samenvattingen en vertalingen van het werk van Barth te maken. Berkhof juichte elke verantwoorde samenvatting van Barth toe. Hij vond het echter godgeklaagd dat Barth aan verscheidene faculteiten en hogescholen in vertaling of parafrases werd behandeld: ‘Leiden en V.U. zijn gelukkig onverbiddelijk.’ Maar vele anderen zou een vertaling helpen. Kist is zich overigens meer dan Berkhof op Barth blijven oriënteren en nam zijn Barth-studie in zijn laatste levensfase weer met grote intensiteit op.
Ik denk dat Kists belangrijkste bijdrage het concept van het samenlevingsberaad is geweest waarvan de noodzaak voortvloeit uit sociologische en theologische analyses van de machten: deze zijn zo sterk dat zonder bewustwording en analyse daarvan wij conformistisch met de trends meegaan. Om tot zo’n bewustwording en analyse te komen, is inderdaad onderling beraad noodzakelijk en dan niet als een tijdelijke activiteit maar als onderdeel van het kerkelijk leven. De vraag hoe we als christen verantwoord als mens kunnen leven, is immers van ultiem gewicht. Laten we nog één keer Kist aan het woord en wel in diens bijdrage aan het liber amicorum dat Berkhof aangeboden kreeg ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag, Weerwoord (1974). Het ging Kist om ‘…speciale, het geloofsleven bevorderende activiteiten, waarmee gemeenteleden elkaar helpen om zich in actuele situaties van deze tijd sterker bewust te maken van de inhoud en functie van hun gehoorzaamheid, als bondgenoot van de Messias Jezus. Want hoeveel geloofsovertuiging, hoeveel bijbels inzicht, hoeveel discipline hebben we als christen en als gemeente niet nodig (cursivering van Kist) om in onze vele sociale rollen op een beetje toereikende wijze getuige en helper van onze Messias te zijn!’ (237)
Terecht heeft Coen Constandse in een artikel in In de Waagschaal van 9 april 2005 ervoor gepleit om Antwoord aan de machten in de theologische canon op te nemen.
Herman Noordegraaf
Dit artikel is gebaseerd op Een vrije vogel met een helder lied en een aantal documenten die te vinden zijn in het archief A.W. Kist, dat zich bevindt in het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) van de VU in Amsterdam.