Anders vertalen of anders lezen?

logoIdW

Een reactie op Pieter Oussoren

‘Judeeërs’ of ‘Joden’? Volgens Pieter Oussoren maak ik daar ten onrechte een waardenvrije, academische kwestie van. Alleen al vanwege de geur van antisemitisme moet je wel voor ‘Judeeërs’ kiezen! Ik antwoord graag, al was het alleen maar om het voor mijzelf scherper te krijgen. De zaak is bovendien belangrijk genoeg. Antisemitisme neemt toe, en het vierde evangelie zou dat aan kunnen wakkeren met het voortdurende spreken over ‘de Joden’ in een negatieve rol, als de stereotype ongelovigen, tegenover Jezus, die hem niet willen begrijpen, laat staan in hem geloven. Als het goed is, stoort je dat. Hoezo: ‘de Joden’? ‘Alle Joden’? Staat Jezus daar dan buiten? En Jezus als ‘koning der Joden’, wat zegt dat over de Joden van nu? Hoe dat uit te leggen, hoe te verkondigen zonder Joden onrecht te doen, zonder wat Joods is vertekend en negatief weer te geven? Ook na geruime tijd in de Joods-christelijke ontmoeting actief te zijn geweest, leer ik nog steeds hoe complex dat is en hoe gevoelig het ligt. Hoe doen mijn collega-voorgangers dat? Ik vrees dat Oussorens anekdotes vermenigvuldigd zouden kunnen worden, nu Johannes op het leesrooster staat. Een vertaling die voorkomt, zou winst zijn.

Vertaling

Toch vraag ik me af of dat de vertaling moet bepalen. Is het dan voor mij waardenvrij of neutraal? ‘Waardenvrij’ klinkt natuurlijk verdacht. Er gaat de suggestie vanuit dat je het belang van de zaak verkeerd inschat, of zelfs de verdenking dat je niet ook alles wil doen om antisemitisme te bestrijden. Is het waardenvrij om van een vertaling te verwachten dat die in de eerste plaats recht moet doen aan de tekst? Dat, als je tot de conclusie komt dat in Johannes met oi Ioudaioi wel ‘de Joden’ zijn bedoeld, je het zo moet vertalen? Alleen: dat is niet met zekerheid vast te stellen. Toch is het echt wat meer dan het slaafs volgen van Luther die zijn dag niet had. Het lijkt me niet zozeer dat Luther een denkspoor heeft getrokken, maar in een al veel langer bestaand anti-Joods spoor is gevolgd. En dat een late datering van Johannes erbij wordt gehaald om ‘iets heel raars’ in een vertaling te houden, zou het werkelijk? Hoe Oussoren zo zeker weet dat het allemaal ‘fout’ is, fout, fout, maakt hij niet duidelijk. Wat ik in het artikel waar hij op reageert aanvoerde, keurt hij helaas ook geen woord waardig (misschien niet ‘doordacht en intelligent’ genoeg). Inderdaad, het gaat uit van een late datering. Het lijkt mij het meest plausibel dat Johannes niet alleen over Jezus gaat, maar tevens een weerslag is van de toenemende spanning en het uiteengroeien van kerk en synagoge. Een weerspiegeling van het raadsel dat veel Joden in Jezus niet de messias herkennen. Dat vraagt om duiding.

Twee Joodse Nieuw-Testamentici

Ik overzie niet de gehele nieuwtestamentische wetenschap en kan dus niet beoordelen of dat stilstaand water is. Voor mij is een krachtig stromende bron The Jewish Annotated New Testament, verzorgd door een veelheid van Joodse bijbelwetenschappers. Het gehele Nieuwe Testament wordt in Joodse context geplaatst en van commentaar voorzien. Adele Reinhartz verzorgde, op basis van verschillende publicaties, het commentaar op Johannes. Uiteraard besteedt ze uitgebreid aandacht aan de vertaling van Ioudaioi. Zij verkiest de vertaling met ‘Joden’. Ook Amy-Jill Levine doet dat, opmerkelijk genoeg deels uit vrees voor een ‘ontjoodsing’ van het evangelie (zie haar The Misunderstood Jew, 159vv). De wezenlijk Joodse context zou weg kunnen vallen. Antisemitische propaganda maakt namelijk gebruik van onderscheidingen als Judeeër en Galileeër om het Jood-zijn van Jezus te ontkennen. Dat Jezus en zijn volgelingen Jood zijn wordt uit Johannes niet zonder meer duidelijk. Het is kortom met vertaling alleen niet op te lossen (zoals ook Oussoren erkent), er is uitleg en toelichting nodig.

Het voert te ver om uitgebreid op Reinhartz’ argumentatie in te gaan. Waar zij op wijst is de retorische strategie in het vierde evangelie. Door telkens Jezus tegenover ‘de Joden’ te plaatsen, roept de tekst een bepaald effect op, een bepaalde – volgens haar negatieve – houding tegenover deze groep. Zij duidt het evangelie als anti-Joods, van na ‘the parting of the ways’, het uiteengaan van kerk en synagoge. Volgens haar spreekt uit het vierde evangelie een theologie van vervanging. Er zijn de nodige passages die je zo kunt uitleggen.

Kunnen we ook anders lezen?

Oussoren stelt ons voor de keuze: of het anti-Joodse evangelie schrappen (optie Van der Horst) of vertalend onschadelijk maken. Als Reinhartz gelijk heeft, resteert alleen de optie Van der Horst. Maar zo’n simpele tegenstelling komt mij te snel. Zo wil ik ook niet met de canon omgaan, die met al het aanstootgevende en afstotelijke toch altijd Heilige Schrift is. Dat houdt niet allereerst onaantastbaarheid in, maar veel meer een hoop, een vertrouwen in de kracht van de Schrift, in een rijkere betekenis, in haar vermogen om nieuw en anders te spreken, om werkelijk evangelie te worden. Om op die manier ook het boek van de kerk te zijn. Niet alleen, en niet allereerst, maar ook van de kerk. Dus van een messiaanse gemeenschap, die weet van solidariteit die tot het einde gaat.

Ik ben gaan lezen vanaf Pasen 2021. Reinhartz overtuigde me met het aanwijzen van die retorische strategie. Toch lees ik het heel anders. Het is vlijmscherp, met een enorme spanning. Als bij Paulus, misschien nog diepgaander en scherper. Jezus staat fundamenteel tegenover ‘de Joden’, die vaak getuigen van onbegrip, ongeloof, haat en moordlust. Maar wat mij trof is dat er eigenlijk geen andere, positieve identificatiefiguur is. Dat er niets in de tekst is van: ‘kijk eens hoe slecht die Joden daar zijn – blij dat wij niet zo zijn’. Ik vind het heel opmerkelijk dat, als – naar ik aanneem – dit evangelie laat is, en getuigt van het uiteengaan van de wegen, er geen spoor is van een triomfalistische, ware kerk, die in de plaats is gekomen van die verworpen, perfide Joden. Jezus heeft het over opnieuw geboren worden – maar er worden geen born-again-christians geïdentificeerd! Er zijn een paar schuchtere, schoorvoetende volgelingen, die echter veelal delen in het onbegrip van de Joden. Iedereen, de hele wereld staat tegenover Jezus, die onmogelijke, onverdraaglijke Zoon van God. Die onnavolgbare die uit de hemel komt, en die je niet zal verstaan, niet zal geloven als het je niet door de hemel geschonken wordt. De focus is Christus-verkondiging, en Hij is net zo singulier en eenzaam als de Ene, dus zo eenzaam als God en zijn vertegenwoordigers tegenover het volk staan, dus in continuïteit met de Tenach.

Identificatie en solidariteit

Ik ging mij vanaf het gesprek met Nicodemus (of eigenlijk al vanaf de Joden in de tempel) met hen identificeren (zie mijn bijdrage in nummer 5 van de vorige jaargang). Met hun redelijke vragen, hun veelal begrijpelijke onbegrip (Joh 2, 3 en 6). Ik kon mijzelf al lezend toch niet aan de kant van Jezus plaatsen, tegenover de Joden? Zij, met hun wild verzet tegen Jezus terwijl ze zijn hemelse herkomst als ze eerlijk zijn niet kunnen loochenen – ik kon me alleen maar in hen herkennen.

Het troostende is dat Jezus in gesprek blijft gaan, en aanhoudt ook als het tot niets lijkt te komen. Het raadselachtige is dat het er soms op lijkt dat Hij doorpraat totdat het barst. Dat Jezus op onbegrip en ongeloof aanstuurt (net als het spreken in gelijkenissen, vgl. Joh.16:25vv.). Ondanks Johannes 8:44 zie ik geen demonisering van de Joden (tenzij ‘Jerusalem dat de profeten doodt’ dat ook al is). Ze verschijnen als representant van de wereld waarin de Zoon komt en die de Zoon ook niet kan hebben. Dat is aanstootgevend genoeg, want het is ongeloof van Gods volk. Maar ik vind bij Johannes, als bij Paulus, wel scherpte en oordeel, maar minstens zoveel verdriet en liefde, en geduld, zich schikken dat het blijkbaar zo moet gaan. Bij beiden vind ik geen verwerping.

Zo zijn naar mijn gevoel ‘de Joden’ een identificatie-figuur. Niet om je van te distantiëren of op neer te kijken, maar om je mee te associëren in solidariteit. Wij zijn als zij. Zij zijn – gelovig of ongelovig – net zo aangewezen op Gods genade als wij. ‘De Joden’ waren de eersten die tegenover hun volksgenoot Jezus kwamen te staan, en waarvan als eerste een minderheid in Jezus ging geloven. Zoals Jezus’ tijdgenoten tot het verbond hoorden en toch in meerderheid Jezus niet als messias herkenden, zo lopen ook wij voortdurend het gevaar met wat we menen te weten en te moeten geloven bij de Vader en de Zoon weg te raken. Voor de duidelijkheid: het Jood-zijn is in mijn lezing geen negatieve kwalificatie, een soort equivalent van ‘zondaar’ of, in Johannes, ‘wereld’. In het evangelie worden de Joodse feesten genoemd en niet in negatieve, afwijzende zin.

Tot slot

Dat is dus mijn voorstel, als derde optie naast schrappen of vertalen: oefenen in anders lezen. Een lezing – na eeuwen van anti-Joods lezen – die bij Joden denkt: daar horen wij bij, daar nemen wij het voor op, die laten wij niet alleen, nooit meer. Lezen met een bewustzijn van die noodlottige geschiedenis, die eeuwenlange, desastreuse leeswijze. Als zo’n lezing werkt – en ik deel het om dat te toetsen – is er dus nog een strategie tegen antisemitisme, en misschien zelfs een betere.

Coen Constandse

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 2, 5 februari 2022