Alle dingen nieuw

logoIdW

Een meditatief commentaar

In deze bijdrage geef ik een meditatief commentaar op het boek van Erik Borgman Alle dingen nieuw. Er zijn inmiddels vele wetenschappelijke commentaren, ook te vinden op het Internet. Een meditatief commentaar is naar mijn inzicht daarnaast een passende reactie op dit boek. Immers, theologie denkt de werkelijkheid als betekenisvolle gave vanuit Gods genadige liefde die uitnodigt tot een betrokken respons (321). Dat uitgangspunt van Erik Borgman deel ik. Daarom is een meditatief commentaar gepast. De betrokkenheid van mijn respons heeft een meditatief karakter waarvoor geldt wat de Amerikaanse dichter Christian Wiman schrijft (en Borgman citeert deze tekst met instemming aan het begin van zijn boek):

Het is een vreemde toestand (één die, niettemin, door antieke theologen herkend zou zijn): je kunt spreken over wat je niet kunt bevatten, je beschikt over kennis die je op geen enkele betekenisvolle manier kunt kennen (10).

De kennis waarmee je in de theologie met elkaar communiceert, betreft ‘de wereld’ die je plaatst in het licht van de goddelijke aanwezigheid die in de wereld oplicht (321). Dat karakter van onze kennis zorgt juist voor ‘de vreemde toestand’ waarover Wiman schrijft. Deze kennis staat, zoals Borgman schrijft, op gespannen voet met het in onze cultuur gebruikelijk geworden onderscheid tussen neutrale feiten en subjectieve interpretaties, omdat de momenten waarin de goddelijke aanwezigheid oplicht geen constructies zijn van gelovigen en theologen maar uitdrukkingen van en antwoorden op wat zich aandient (321).

 Contemplata aliis tradere

Thomas van Aquino schrijft in zijn Summa Theologiae dat een contemplatief leven zonder meer (simpliciter) te verkiezen valt boven een actief leven, maar dat een actief leven van iemand die dat invult met verkondiging en het verzorgen van onderwijs, waarin je datgene waarover je mediteert aan anderen doorgeeft, weer meerwaarde heeft (perfectior) boven een leven van alleen contemplatie. (S.Th.III, q.40, a.1, ad2). Ziedaar de opdracht die Erik Borgman in zijn werk als uitgangspunt heeft gekozen. Hij verwijst ernaar (293).

De inhoud van de contemplatie omschrijft hij als: dit is wat er gezegd moet worden in respons op wat er aan vragen aan het licht komt in onze wereld zoals ik haar versta. Uiteindelijk klinkt in deze vragen de roepstem op van God en deze stem vraagt om een antwoord dat zich rekenschap geeft van Gods aanwezigheid: hier ben ik. Theologie is niet de, maar wel een manier om een dergelijk antwoord te geven. Het is mijn manier (55v).

Daarom begint dit boek met een Invocatio (35) waarin hij bidt met de psalmist:

Ik ben bereid, mijn God, ik ben bereid,

Ik zing en speel voor U.

Ontwaak, mijn geest, wordt wakker, harp en citer.

Ik wek de dageraad. (Psalm 108, 2v)

Maar evengoed is dit boek op een rationele manier gestructureerd. De zang en het spel verlopen in drie vragen die de contemplatie ordenen en rationeel bespreekbaar maken:

Waaraan theologie ontspringt (hoofdstuk 1)

Hoe theologie gaat (hoofdstuk 2)

Wat theologie bewerkt (hoofdstuk 3)

Als een ‘Overgang’ naar de ruimte waarin het leven tot zichzelf en zo tot bloei kan komen (287) is er het laatste deel, ‘De binding van de vrijheid’.

De contemplatie van Erik Borgman draagt dus het karakter van een proces van theologiseren. In dat proces van theologiseren ontvouwt zich geloof. Want geloof is niet alleen een antwoord op een gave, geloof is zelf een gave, en wel van de God die in Christus de kern wordt van het bestaan van de gelovige. En hij verwijst dan naar Paulus’ tekst uit de brief aan de Galaten. Ikzelf leef niet meer maar Christus leeft in mij, en het leven dat ik nu in het vlees leef, leef ik in geloof vanuit de Zoon van God die mij liefheeft en zichzelf voor mij overlevert (Gal 2,20). Zijn commentaar daarop luidt: Het geloof heeft geen nut of functie voor ‘het leven dat ik…in het vlees leef’, het geloof geeft dit leven een tot dan toe ongekende nieuwe grondslag en van daaruit zijn waarachtige betekenis… Alles komt uiteindelijk tot zijn volle waarheid in de ruimte van dit nieuwe (41). Theologiseren is dus een onderneming die, zo schrijft Borgman, de ware betekenis van dit leven zichtbaar maakt in het licht van het geloof in de radicale vernieuwing die in Jezus onherroepelijk is ingezet (41).

Het bovenstaande citaat uit de Summa Theologiae heeft een afsluitende passage die ik nog onvermeld liet. Thomas van Aquino voegt aan zijn tekst toe dat de vruchten van de contemplatie – die je door verkondiging en onderwijs doorgeeft – voortkomen uit een overvloed (abundantia) en dat Christus dáárom een dergelijk leven verkiest.

Hier komt een punt naar voren dat in het boek van Erik Borgman van begin tot einde een ‘verdwijnpunt’ is in al zijn teksten, een soort ‘coda’ in zijn gebed/psalm. Dit resumerend slot komt al meteen als titel van de Inleiding op het gehele boek naar voren: Daarom is mijn grammatica Christus (9-33), woorden van de monnik Petrus Damianus (11e eeuw) (20). De manier waarop Erik Borgman deze coda – meteen aan het begin van zijn contemplatie – uitwerkt, geeft aan hoe hij Thomas van Aquino’s begrip ‘overvloed’ verstaat.

Hoe ziet deze grammatica eruit? Erik Borgman geeft antwoord op deze vraag in zes ‘stappen’. Ten eerste is de kruisdood van Jezus een zaak die de goede boodschap van Jezus’ verbondenheid met God zichtbaar maakt als een onwaarschijnlijk schandaal (13). Ten tweede staat deze lijdensgeschiedenis voor een collectief gegil en geschreeuw van mensen dat niet zelden onhoorbaar is en zijn betekenis niet vanzelf prijsgeeft en dat vaak de enige vorm is van het geweld van de aanklacht (13-15). Ten derde onthullen Bijbelse geschriften God als een levende, vrij gevende en vrijgevige realiteit (19) die deze hallucinerende (18) aanklacht tegemoet treedt met een taal van de liefde die wij zelf niet begrijpen (19). Ten vierde wil hierdoor iets gezegd worden, ook al gaan de woorden niet akkoord (21). De grammatica die Christus is, is de grammatica van de noch te funderen, noch te hanteren, maar alles dragende en alles vernieuwende kracht van de liefde die reikt tot over de grenzen van de dood (23). Ten vijfde is deze grammatica de kracht die het leven tot leven maakt te midden van, en vaak in hoge mate onzichtbaar dankzij, een van de vele gestalten van de dood die de Vernietiger zo effectief als wapens weet te hanteren… maar steeds weer de geboorte opwekt van het waarachtige leven. Deze levengevende en -herscheppende bron wordt in de theologische traditie aangeduid met het woord ‘genade’. Ten zesde houdt de grammatica die Christus is in dat steeds opnieuw het duister van de Vernietiger zich manifesteert maar dat steeds opnieuw blijkt dat die vóór deze manifestatie al overwonnen is (31). Want wat is de betekenis van het leven anders, schrijft de Amerikaanse zwarte dichter Elisabeth Alexander, die heel vroeg haar uit Eritrea gevluchte partner aan een hartstilstand verloor, dan ‘koffie en thee en gesprek met geliefden’? (30). Zo verstaat Erik Borgman het begrip ‘overvloed’ van Thomas van Aquino.

Besluiten

Aan het einde van de hoofdstukken 1, 2 en 3 is telkens een besluit dat terugkijkt op het hoofdstuk en vooruitkijkt naar het volgende. Dat gebeurt in elk wel geordend boek, toch!?

Maar in dit boek van Erik Borgman hebben deze drie besluiten een opmerkelijke eigenschap. Ze vertellen alle drie een kleine ‘bekeringsgeschiedenis’, relevant voor het thema van het voorafgaande hoofdstuk. Hiermee wil ik mijn meditatief commentaar afsluiten.

Hoofdstuk 1 is gewijd aan de vraag waaraan theologie ontspringt. In het besluit wordt de geschiedenis verteld van de rooms-katholieke filosoof van Canadese afkomst Jean Vanier (1928-2019). Deze besloot in 1964 in zijn huis in het Franse Trosly-Breuil voortaan te gaan samenwonen met mensen met een verstandelijke beperking. Niet om hen te helpen, maar uit een werkelijk verlangen naar ontmoeting met wie zij zijn en met hun behoeftigheid en tekort. Er ontstond een wereldwijde beweging van Arche-gemeenschappen in 38 landen. Inmiddels is bekend geraakt dat Jean Vanier seksueel misbruik heeft gemaakt van vrouwen die hij geestelijk begeleid heeft. De huidige leider Stephan Posner erkent dat volmondig. De beweging blijft actief in haar nadruk erop hoe de Geest van God ervaren kan worden als een kracht die een radicale toewending van God tot mensen in deze gebroken levens is. Theologie ontspringt aan deze onmogelijke mogelijkheid in de ruimte van Gods nabijheid (112), schrijft Erik Borgman.

Hoofdstuk 2 is gewijd aan de vraag hoe theologie gaat, dat wil zeggen hoe God in de marge van het moderne, op beheersbaarheid gerichte leven in zwakke gebrokenheid aan het licht kan komen als fundament van het bestaan (114). In het besluit van hoofdstuk 2 komt het verhaal naar voren van de Schotse componist James MacMillan die met zijn vrouw Lynne een zwaar gehandicapt dochtertje Sara heeft verzorgd. Sara stierf kort voor haar zesde verjaardag. In haar ogen hebben zij de icoon van God gezien, de plaats waar God terugkeek naar hen (200).

Hoofdstuk 3 is gewijd aan de vraag welke poëzie van het leven door theologie kan worden bewerkt, met name op het terrein van de esthetische ervaring. Het besluit vertelt het verhaal van Thomas Merton. Hij heeft ontdekt dat de diepste kern van ons wezen er een is van niets-zijn… een vonk die geheel God toebehoort, nooit tot onze beschikking is, van waaruit God over onze levens beschikt (285).

Toine van den Hoogen

Prof. dr. A.J.M. van den Hoogen is emeritus hoogleraar systematische religiewetenschap aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Dit jaar publiceerde hij het boek Public Theology and Institutional Economics.

In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 12. 12 december 2020