Redding voor Gods hele schepping

N.a.v. Stefan Paas’ Vrede op aarde

‘Wat is geloven?’, vraag ik aan een 19-jarige jongen in de hoop dat hij en de anderen van het catechesegroepje ontdekken dat geloven meer is dan het voor waar aannemen van waarheden, meer dan ja zeggen tegen een overtuiging, dat geloven ook vertrouwen inhoudt. Maar de jongen zit op een ander spoor. Zijn antwoord op mijn vraag luidt: ‘Geloven is weten dat Jezus voor je zonden gestorven is.’ Een andere situatie: ik raak in gesprek met een oudere weduwnaar, die ik ken van mijn dagelijkse ochtendwandelingen. In de loop van het gesprek komt mijn beroep ter sprake. De man: ‘O, dominee. Dat is interessant. Maar geloven doe ik al lang niet meer.’ Ik: ‘Wát gelooft u niet meer?’ Hij: ‘Dat er leven is na de dood.’ Beide reacties bevreemden mij, staan ver van me af. Ze getuigen van een piëtistische geloofsopvatting waarvan Stefan Paas in zijn nieuwste boek stelt dat deze zijn langste tijd heeft gehad. Toch kom ik haar, zoals in de voorbeelden aangegeven, nog steeds tegen. Buiten én binnen de kerk.
Zelf ben ik christelijk gesocialiseerd in een kerk waar het ging om de kruisrakettenkwestie, het Algemeen Betwijfeld Christelijk Geloof van Harry Kuitert en de bevrijdingstheologie. Leven na de dood was geen onderwerp, want het ging bij geloven niet om het hiernamaals maar om het ‘hiernumaals’. Het gelovig engagement deed mijn hart sneller kloppen. Toch liep ik er zo halverwege mijn twintiger jaren in vast. Mensen waren, zo ontdekte ik, te feilbaar. En als God zou samenvallen met ‘het goede doen’, dan was Hij allang gestorven. Zo ging ik op zoek naar een spiritualiteit en theologie die niet alleen over breedte beschikten, maar ook over diepte en hoogte. Ik ging op zoek naar een gelovig leven in Christus.
Een meeromvattend geloof in Christus is ook de focus van Stefan Paas’ Vrede op Aarde. Maar Paas’ vertrekpunt ligt heel ergens anders. Zíjn wortels liggen in bevindelijk gereformeerde grond, waar geloof en leven draait om de redding van de ziel, of – zoals Paas het zelf verwoordt – om de reddingsboot die mensen via bekering uit de verdorven wereld verlost. In Vrede op Aarde besteedt de missioloog veel woorden aan het typeren van deze traditie. Dat doet hij liefdevol en met respect. Toch concludeert Paas dat de redding zoals die volgens het piëtisme is verwoord, niet zo eeuwig en universeel is als men vaak doet voorkomen, maar contextueel en tijdgebonden. De piëtistische soteriologie is namelijk ontstaan in een tijd waarin de christelijke eenheidscultuur afbrokkelde. Eind 17e/begin 18e eeuw werd ‘de christelijke beschaving niet langer gewaarborgd door christelijke vorsten en kerkvorsten. Die waarborg moest voortaan van onderop komen, vanuit het volk’ (79). Puttend uit de theologie van de Nadere Reformatie ontwikkelde men een meer ervaringsgericht en persoonlijk geloof, beleden door mensen die via allerlei organisaties nieuwe vorm zouden moeten geven aan de christelijke natie. Maar inmiddels is de christelijke eenheidscultuur geheel verdwenen. Hierdoor heeft het piëtisme geen voedingsbodem meer. Concreter: de meeste leden van de evangelicale groepen en gemeenten zijn afkomstig uit de traditionele kerken. Nu die laatstgenoemde kerken rap slinken en verdwijnen, neemt ook de groei van deze groepen af. Kortom: de redding, zoals door piëtistische evangelisten en zendingen gepredikt, blijkt minder universeel dan gedacht.
In andere tijden werd redding anders begrepen. Want wat was het goede nieuws voor Jezus’ tijdgenoten? Paas noemt Jezus’ goddelijke macht en zijn wonderen. Die brachten mensen tot bekering. En wat was het goede nieuws voor keizer Constantijn? Paas: De bekering van Constantijn was vooral gebaseerd op een droom waarin hij met Jezus de overwinning behaalde. En wat was het goede nieuws voor de slaven in de Verenigde Staten? Paas: de bevrijding van ziel én lichaam, ook voor de dood. Zo gaat de auteur langs verschillende tijden en plaatsen om aan te tonen dat de concrete gestalte van het heil verandert zodra de context verandert.
Ook in onze tijd is het nodig het goede nieuws opnieuw te verwoorden, stelt Paas. Want in de geseculariseerde samenleving is er slechts bij weinigen nood aan redding van de ziel vanuit deze wereld. Er is wel nood aan recht en gerechtigheid. Er is nood aan zorg voor de schepping, nood aan mensen die zichzelf durven los te laten, die durven te bedienen en bediend te worden. Er is nood aan vrede in de meest alomvattende en diepe betekenis van het woord. Op deze manier verbreedt Paas de ‘dunne’ piëtistische soteriologie naar een ‘dikke’ heilsleer waarin het niet alleen gaat om de ziel, maar ook om het lichaam, de schepping en de wereld buiten de kerk.

Het is misschien niet zo vriendelijk, maar ik denk dat deze analyse van Paas voor de gemiddelde lezer van In de Waagschaal niet veel nieuws bevat. Maar in de uitwerking van deze thema’s boeit Paas wel degelijk. Zo gaat hij in het hoofdstuk over planetaire crisis veel verder dan een paar zinnen over goed rentmeesterschap. Hij schrijft: ‘Theologisch kunnen we de lange geschiedenis van onderwerping, landroof, genocide, de schending van verdragen en consumptie ten koste van machtelozen lezen als een repeterende verbondsbreuk’ (319), waarna hij van oorsprong piëtistische begrippen als schuldbelijdenis, bekering en volharding nieuw leven inblaast. Alleen positieve inzet is volgens Paas niet genoeg. ‘We hebben een robuuster perspectief nodig, dat ons in staat stelt ons hoopvol in te zetten voor duurzaam leven (…). Vanuit christelijk perspectief is hoop niet dat je je richt op positieve trends. Het is volharden in het goede, ongeacht wat de trends zijn’ (332). Op deze plek zet ik mijn uitroepteken langs de kantlijn. Dat doe ik ook waar Paas Andrew Root citeert, zoals op bladzijde 42: ‘Geloof is de gave om te kunnen vertrouwen dat het verhaal van Jezus’ dood en opstanding de structuur is van de werkelijkheid.’ Hierin herken ik trouwens de hoofdlijn van Alle dingen Nieuw van Erik Borgman, die Christus zijn ‘grammatica’ noemt. Ook bij Borgman bepaalt de context wat er in die grammatica geschreven wordt. Vreemd eigenlijk dat Paas Borgman slechts één keer noemt. We zouden het kunnen wijten aan de verschillende contexten van waaruit de beide theologen denken: Borgman rooms-katholiek, Paas bevindelijk gereformeerd. Maar het verschil zit hem ook in het feit dat Borgman een systematisch theoloog is en Paas missioloog. Ook al heeft Paas afstand genomen van de ‘smalle’ soteriologie, het gaat hem nog steeds om de relevantie van het geloof, om de vraag waarom iemand christen zou worden. Bot gezegd: geloof moet het subject iets opleveren. Borgman wil het per se niet over nut of relevantie hebben. Hem gaat het om de waarheid zelf: Christus. Bij die laatste insteek voel ik mij meer thuis. Ik geloof niet omdat het zin heeft om te geloven. Ik geloof omdat Christus’ kruis en opstanding waar zijn. Hoe dan ook. Dat neemt niet weg dat Paas’ soteriologie ook mij kan helpen in het meerduidig spreken over het goede nieuws in Christus. Ook met mijn jonge geloofsleerlingen en met mijn gesprekspartners onderweg. Een gesprek waarin alles mee mag doen: ziel, lichaam, woorden en daden, heel Gods schepping.

Hetty Boersma

Stefan Paas, Vrede op aarde. Over heil en redding in deze tijd, Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers 2023, 400 pagina’s

In de Waagschaal, nr. 1, 13 Januari 2024