2014: Feestballonnen en snotterdoeken

Over 10 jaar Protestantse Kerk en een Gereformeerde boetedag

logoIdW

 

Het jaar 2014 nadert zijn einde. Tijd om terug te blikken op een gedenkwaardig kerkelijk jaar. De Protestantse Kerk in Nederland vierde haar tinnen jubileum. Als in Drenthe een echtpaar het zestig jaar met elkaar weet uit te houden, geven ze voor de hele familie een groot feest in een donker zaaltje met een vrolijk muziekbandje. De burgemeester komt op de koffie en er verschijnt een levensgrote foto in de Hoogeveensche Courant. Als een Protestantse kerk tien jaar bestaat, komt er een landelijke viering. De koning en de koningin komen op de koffie en het geheel is live te volgen op televisie. Feestlocatie: het kerkgebouw van de hervormde wijkgemeente De Fontein te Nijkerk. Een vrij nieuw gebouw, fris en licht, gebouwd omdat een gedeelte van de hervormde Nijkerker moederkerk zich in 2001 hergroepeerde in een nieuwe wijkgemeente ‘van bijzondere aard’ en een eigen gebouw nodig had. Het getuigt van een plezierig groot gevoel voor ironie om deze locatie te gebruiken voor een feest van vereniging. De feestmuziek werd verzorgd door Trinity.

De Gereformeerde Gemeenten, een ander Nederlands protestants kerkgenootschap, bestaan al heel wat jaartjes langer dan de Protestantse Kerk en bij mijn weten voelen ze weinig behoefte om zich te verenigen met andere kerkgenootschappen. Ook zij hielden een bijzondere dag, ook op een zondag. Geen verjaardagsfeest. Een boete- en bededag. De elfde mei van 2014 was een sobere, ingetogen dag van persoonlijk gebed, bezinning en inkeer in gezin en gemeente. De koning en de koningin deden niet mee. Trinity kwam niet spelen. Het was ook niet op televisie te volgen.

Twee gedenkwaardige dagen in kerkelijk Nederland. Bij beide sta ik graag even met u stil.

KPN

Sinds kort is het correcter om ‘Protestantse Kerk in Nederland’ af te korten tot ‘Protestantse Kerk’ in plaats van het gebruikelijkere ‘PKN’. De officiële reden is dat ‘Protestantse Kerk’ de lading beter dekt; de officieuze reden is dat de verwarring met telecomgigant KPN zeldzaam hardnekkig blijkt. De subtiele naamswijziging is één van de vele missionaire stappen die de Protestantse Kerk probeert te zetten in een tijdsgewricht waarin kerk en wereld steeds verder uit elkaar groeien. Zo was ook de televisieregistratie van 10 jaar Protestantse Kerk op Nederland 2 bedoeld als een vrolijk visitekaartje, gericht aan alle verveelde, eenzame televisiekijkers die op de zondagmiddag van 14 september schakelden van Studio Sport op Nederland 1 naar RTL GP op RTL7 en vice versa. ‘Vieren en verbinden’ stond er boven de dienst geschreven. Het Schriftuurlijk gehalte was gering: twee gezongen Psalmverzen plus 14 Bijbelverzen uit de Nieuwe Bijbelvertaling. De preek moest kort en eenvoudig zijn. Er waren licht verteerbare optredens van Anita Meyer en knuffelhervormde Ernst Daniël Smid. De televisieprogrammaliturgen hebben er werkelijk alles aan gedaan om de kijker erbij te houden.

De aandacht voor het vorstelijk echtpaar tijdens de televisieregistratie was ronduit gênant. Een halfslachtig interview met dominee Smits uit Wognum (‘Wat is dat nou eigenlijk, een viering?’) wordt onaardig onderbroken en zelfs áfgebroken zodra het koninklijk paar wordt voorgereden in de koninklijke Audi, waarna ze worden toegejuicht door mensen die achter de dranghekken druk staan te fotograferen. Ook tijdens de kerkdienst worden we als kijker voortdurend deelgenoot gemaakt van de vorstelijke gezichten, waar bij vlagen de verveling vanaf druipt. ‘Op een verjaardag vier je het leven. Je viert dat je bestaan voortgaat’, verkondigde dominee Verhoef in typisch domineesjargon – en je ziet Willem-Alexander uit alle macht een diepe gaap onderdrukken. Er gaan kerkgebouwen dicht, aldus Verhoef, mensen verliezen het contact met de kerk, maar je moet ook dankbaar kunnen zijn. Nog maar eens een bijzonder welkom voor de koning en de koningin, en dan zo’n heerlijk kerks kindermomentje met goudvissen. Verdere details zal ik u besparen. U kijkt het nog maar eens na op npo.nl. Had ik al verteld dat de koning en de koningin er waren?

Scriba Plaisier sprak profetische woorden. We moeten verdere vereniging zoeken met de andere kinderen van God. Hij orakelde: ‘In Godsnaam, over nog eens 25 jaar: vérder dan deze Protestantse Kerk!’ Wat hij daarmee voor ogen had, werd duidelijk op de synodevergadering van afgelopen november. Hij doelde niet op een herstel met de Roomse moederkerk of met Hersteld Hervormden, maar op samenwerking met Voortgezet Gereformeerden, Vrijgemaakten, Christelijk Gereformeerden en Nederlands Gereformeerden. Verdergaande eenheid wordt gezien als een belangrijke voorwaarde om te voorkomen dat kerk en wereld nóg verder uit elkaar drijven.

Zwarte kousen

Waar de Protestantse Kerk de kloof tussen kerk en wereld haast wanhopig lijkt te willen dichten met televisieprogramma’s, promotieacties, publieke evenementen als The Passion en het bekostigen van uiterst leerzame, uiterst prijzige en (in termen van rendement) ook uiterst pijnlijke pioniersplekken, daar varen de Gereformeerde Gemeenten een heel andere koers. Gereformeerden houden zich van oudsher juist zo ver mogelijk van wereldgelijkvormigheid. Lange tijd is dat goed gegaan. Overal nam ledental en kerkelijke betrokkenheid af, maar de Gereformeerden hadden een stijgend ledental en gezonde kerkelijke betrokkenheid. Maar nu staat ook Neerlands laatste zuil op instorten. Van binnenuit wordt het gereformeerdendom aangevreten door de moderne media die de wereldse dingen ook in de Gereformeerde huiskamers, levens, harten en uiteindelijk ook zielen hebben weten binnen te brengen. De gelovige leeft in twee werkelijkheden: enerzijds in de werkelijkheid van Schrift, getuigenis en heilsbevinding die hij tegenkomt in de kerk en op school, anderzijds in de wereldse werkelijkheid, via mobiele telefoon en internet. ‘De nood gaat ook de gemeenten niet voorbij’, zo schrijft de Generale Synoden van de Gereformeerde Gemeenten in het boekje Kerk-zijn in een seculiere samenleving (2014). ‘We belijden nog wel te geloven in de God van de Bijbel maar ons hart is vervuld met de dingen van deze wereld.’ (p. 5) Bekering is nodig. ‘Tegen de tijdgeest in en tegen ons natuurlijk hart in gaat het om het getuigenis van Gods Woord in ons hart. En waar de Heere werkt zal dat ook zichtbaar moeten worden in onze levenswandel en levenshouding.’ (p. 6) Dat dat laatste slechts zeer ten dele het geval is, gaf aanleiding tot de bede- en boetedag, waarbij Joël 2:12-17 genoemd wordt: ‘Scheur uw hart, en niet uw kleren!’ Wat zit er niet goed in ons eigen gemeenteleven en onze eigen levensstijl? In hoeverre laten we Gods Woord bepalen hoe we ons leven inrichten en onze kinderen opvoeden? Als het Woord niet op alle terreinen van het leven de maatstaf is, dan maken we onszelf schúldig. Om in de 21e eeuw als kerk de toekomst in te kunnen, moet die schuld beleden, beleefd en (D.V.) vergeven worden. De Gereformeerden zien een kwalitatieve neergang, en ze steken de hand in eigen boezem. Wat een wereld van verschil met de Protestantse Kerk, die zich toch vooral lijkt te richten op de kwantitatieve neergang en de schuld daarvan neerlegt bij de secularisatie van de samenleving, waarvan de kerk slachtoffer is geworden! De synode der Gereformeerde Gemeenten constateert nuchter dat de een gelovige meer dan ooit moeten beseffen vreemdeling te zijn in een vreemd land. Het zal aankomen op nuchtere volharding in het geloof te midden van de verleidingen van de (post)moderniteit (p. 25-31), op weg naar een beter Vaderland dan het aardse. (15-24)

In de wereld, niet van de wereld

Zo zien we dus een enorm mentaliteitsverschil tussen de Protestantse Kerk en de Gereformeerde Gemeenten. De mentaliteit van de tweede lijkt me realistischer en theologisch zuiverder. Uiteraard is die mentaliteit niet voorbehouden aan Gereformeerden alleen. Het hervormde boekje van Dekker, De Leede en Markus, Tijd om mee te gaan. Over discipelschap vandaag (Zoetermeer: Boekencentrum, 2014) ademt dezelfde sfeer. Ik meen bovendien opvallende overeenkomsten te zien met de theologie van Stanley Hauerwas, die er eveneens voor kiest om principieel te onderscheiden tussen kerk en wereld. Als ik het recente proefschrift van A.W. Baan, de kritiek daarop van Dekker (IdW 43/9, 25-27) en de reactie van Van ’t Slot (IdW 43/11, 18-19) goed begrepen heb, zal de kerk steeds meer de vorm moeten aannemen van een ‘contrastgemeenschap’. Niet zoals vroeger, als een gesloten zuil, maar als een publiekelijke, on-wereldse, zelfkritische gemeenschappelijke levenswijze waarin een gemeenschap van gelovigen ervan getuigt, middenin de wereld tegenover de wereld, dat het ook anders kan, werkelijk ánders.

Persoonlijk zie ik in zo’n houding meer heil dan in de soms aandoenlijke pogingen van de Protestantse Kerk om laagdrempelig aansprekend te zijn voor een breed publiek. Maar ja: zou het ook wérken? Zal de geloofsoverdracht aan komende generaties en missionaire activiteiten meer effect hebben als je zou proberen zo’n contrastgemeenschap te zijn? Of zal het uiteindelijk evenveel rendement opleveren als een pioniersplek?

Gerard van Zanden