Woord (gedicht)

logoIdW

Voor Lucebert

 

Hij bukt zich om het gat te graven
De witte handen in de zwarte grond
De zwarte randen van zijn adem
Hebben de stank van rotting ingehaald
Hier ligt de tere stengel en de moede knop

Hij bukt zich weer, het zijnde nemend
Dat sinds de derde dag bestaat
Voedend het wezen van de zesde
Dat stinkt en dat het daarom haat

Het woord is geen mannetje in de nacht
Geen arm mannetje in de nacht
Geen mannetje

Het woord is een gat in de grond
Een lijk in de warme aarde

Een kiem met een wond

 

Willem Maarten Dekker