Wat is preken? Er iets bij vertellen!
Een preek voor kinderen van Willem Barnard
Ter inleiding
In 1953 schreef Willem Barnard een preek voor de kinderen uit zijn tweede gemeente te Nijmegen. Een preek schrijven voor kinderen! Uitgangspunt was de lezing uit Handelingen 14: 8-20. Barnard schreef hier iets over in zijn verzamelde dagboeken Een zon diep in de nacht[1]: “Schrijven aan kinderen is niet gemakkelijk, het eist al je aandacht en fantasie. In zoverre, lijkt het op schrijven aan je vrouw, je allerliefste. Alleen het zuiverste is goed genoeg, synthetische kletskoek wordt direct – al was het maar voor je zelf? – ondeugdelijk”.
Heel mooi legt Barnard uit aan de kinderen wat preken eigenlijk is: er iets bij vertellen. Bij de verhalen uit de Bijbel er iets bij vertellen. Dat is preken. Eigenlijk komt het er op neer dat je mensen goed aankijkt als alles verteld is, om er nog een laatste zin aan toe te voegen.
Erbij vertellen. In deze preek betekent dit dat waar het toen, destijds om te doen was, dat God een volk bevrijdt, dat die bevrijding nu voor iedereen geldt. Dat de vrolijkheid van de man uit Lystra, nu de vrolijkheid van iedereen mag worden. Het wordt uitgebreid. Het wordt erbij verteld. Dat is preken, je wordt er direct door aangesproken, zonder kletskoek, aldus Barnard.
Maar er is nog meer aan de hand! Beeldend en fantasievol legt Barnard aan de kinderen van Nijmegen uit dat als Onze lieve Heer meeluistert naar de preek, Hij soms engelen naar beneden stuurt om de mensen aan te raken met hun vleugels waardoor ze vrolijk worden.” Ik heb het weleens meegemaakt, dat ik ineens voelde: nu komt er een engel in de kerk en die brengt de groeten over van onze lieve Heer. Nu zou ik wel kunnen dansen”. Op drie-en-dertig-jarige leeftijd heeft Barnard, zo vertelt hij aan de kinderen, zo’n wenk van de engel gehad: Ik heb al wel drie-en-dertig jaar geleefd met datzelfde leven en al die tijd gekeken door dezelfde ogen – maar ineens heb ik een nieuw hart en nieuwe ogen.
Fijnzinnig maakt Barnard aan de volwassenen duidelijk dat ze de kinderen en de engelen moeten koesteren. En aan de kinderen zegt hij dat ze niet moeten denken dat je in je latere leven een soort engel moet worden. Dat kan helemaal niet. Het gaat er om dat je menselijk wordt. God heeft de volwassenheid lief, zo schrijft Barnard. Hij heeft daar nu juist plezier in. Wat Barnard in feite zelf, bij het Bijbelverhaal, erbij verteld is dit: Wees een vrolijk mens, dans als een kind. Zo kort en eenvoudig kan het zijn als er gepreekt wordt.
Preken. Wat is preken? In Een zon diep in de nacht[2], schrijft Barnard: “De woorden uit de schrift zou men willen voorlezen als zaden die in de grond van het hart zakken om te ontkiemen (en die dus “hartgrondig” worden verstaan). Of als sterren die stralenschieten naar alle hemelstreken. Men zou zo willen voorlezen, dat het hoorbaar werd wat er aan zin omheen speelt. Als een fuga zou men het hoorbaar willen maken. Maar wat blijft er over? Preken…”
De preek
Beste kinderen, vandaag wil ik proberen, helemaal voor jullie te preken. Speciaal voor jullie. Natuurlijk zou ik wel graag net zo mooi kunnen vertellen als de meester van school of de juffrouw van zongagsschool, maar ik weet niet of ik dat wel kan. En het hoeft ook eigenlijk niet meer, want het verhaal zelf heb ik jullie al voorgelezen. Dat gaat altijd zo in de grote mensenkerk – eerst wordt het verhaal voor gelezen en daarna vertelt de dominee er wat bij. En dat heet nu preken.
Je hebt wel gehoord, dat het verhaal ging over Paulus. Wie Paulus was weten jullie allemaal, denk ik, daar heb je al veel van gehoord. En voor wie het niet weet zal ik het gauw even zeggen: Paulus was een man die prachtig kon vertellen en die er dan ook telkens iets bij vertelde.
Bijvoorbeeld, hij vertelde van de joden die slaven waren geweest in Egypte en die toen werden vrijgemaakt en dan vertelde hij erbij, dat eigenlijk alle mensen vrij moesten zijn en dat ze daarom moesten luisteren naar onze lieve Heer. Nou, en dat is dus weer preken. Dat kon Paulus geweldig mooi. Zo mooi, dat de mensen heel graag naar hem luisterden. Ik denk dat onze lieve Heer dat prettig vond dat Paulus zoveel goeds over Hem vertelde. Misschien zei Hij dan wel tegen de engelen in de hemel: Nu moeten jullie heel stil zijn en ook eens luisteren wat Paulus zegt. Weet je wat, zei onze lieve Heer dan, ik weet goed gemaakt, laten er maar een paar engelen naar de wereld gaan om Paulus te helpen. En dan gingen er een paar vrolijke engelen naar beneden, zo schrijlings langs een zonnestraal, net alsof het een trapleuning was en kijk, daar stonden ze naast Paulus. Niemand zag ze natuurlijk, want engelen kan je niet zien. Daar zijn ze veel te bescheiden voor. En ze hielpen Paulus – als hij verteld had van Mozes en van Jezus, al die mooie verhalen uit de bijbel, speciaal voor die mensen daar, dan gingen ze soms er nog wat bij doen, ook speciaal voor die mensen daar.
Bijvoorbeeld die man die niet lopen kon, in Lystra. Er staat in het verhaal dat ik jullie heb voorgelezen, dat die man luisterde naar Paulus en toen Paulus uitverteld was en hem nog eens goed aankeek, zag hij aan het gezicht van die man, dat er nog iets bij moest en dat was dat hij zei: ga recht op uw voeten staan! – Je kunt dan wel zeggen, dat dat nu Paulus’ preek was, net zoals de dominee in de kerk eerst voorleest, laten we zeggen, van wat er met Pasen gebeurd is (weten jullie wat er met Pasen is gebeurd?) en dan kijkt hij de mensen aan en houdt zijn preek en in die preek zegt hij tegen de mensen dat ze niet bij de pakken neer moeten zitten en dat ze niet het hoofd moeten laten hangen, maar dat ze rechtop moeten leven, of oprecht – maar dat is hetzelfde. Nu, die Paulus hield dus ook een preek, daar in Lystra, nadat hij wie weet ook wel het paasverhaal verteld had, en die preek was heel kort en krachtig: ga recht op uw voeten staan!
Ja dat is mooi, als je zo mooi en krachtig kunt preken! Maar ik denk dat Paulus voelde: Onze lieve Heer heeft weer een paar engelen naar beneden gestuurd, één aan mijn rechter hand en één aan mijn linker hand. En Paulus was natuurlijk ook benieuwd wat die engelen kwamen doen en daarom maakte hij zijn preek maar kort. En heel vlug bukte die ene engel zich en raakte met het tipje van zijn vleugel die ene voet van die verlamde man aan. En tegelijk had zich ook die andere engel voorovergebogen en tikte zo licht als een veertje met zijn vleugel de ander voet aan van die man. Met het gevolg, dat die man iets in zijn voeten voelde gebeuren, het was alsof hij nieuwe voeten had gekregen. En wat doe je nou als je iets nieuws hebt gekregen? Dan wil je dat proberen!
Dat deed die man dan ook. Hij probeerde zijn tenen te bewegen, net zoals een klein kindje dat doet in de wieg. Hij was toch immers helemaal nieuw geworden, die man, hij begon van voren af aan te leven. En net als een klein kind probeerde hij een paar stappen te doen. Het leven hernam zijn loop. En net als een kind kreeg hij toen zo’n plezier in dat leven dat hij begon te dansen. ‘Hoera, ik ga leven’, riep die man. Zo gaat dat als een engel je aanraakt en dat gebeurt soms als onze lieve Heer zelf meeluistert naar een preek. Dat gebeurt soms als iemand niet alleen maar overbrengt wat vroeger gebeurd is, maar er ook nog iets bij vertelt voor de mensen van nu.
Dan wordt het leven van haast uitgeleefde mensen soms helemaal nieuw. Ik heb het weleens meegemaakt, dat ik ineens voelde: nu komt er een engel in de kerk en die brengt de groeten over van onze lieve Heer. Nu zou ik wel kunnen dansen. Ik heb al wel drie-en-dertig jaar geleefd met datzelfde leven en al die tijd gekeken door dezelfde ogen – maar ineens heb ik een nieuw hart en nieuwe ogen. En dan wil ik dat nieuwe hart en die nieuwe ogen natuurlijk meteen proberen. Dan loop ik te fluiten en te lachen en te kijken naar de bomen en de mensen. Wisten jullie dat, vaders en moeders, dat dat kon? Want wij grote mensen hebben dat natuurlijk veel meer nodig dan de kinderen, die zijn nog maar pas begonnen, voor die is het leven nog zo goed als nieuw. Maar kijken jullie elkaar wel eens aan, zo van: wat kijk je naar me? – O je bent weer helemaal nieuw, ik zie je voor het eerst, wat ben je mooi, moeder van mijn kinderen? Er is iets met je ogen gebeurd, ze zijn door een engel aangeraakt. Of waren het mijn ogen? Zijn de schellen van de ogen gevallen, net als bij Paulus?
O ja, Paulus. Die staat daar nog in Lystra te lachen van plezier, omdat die man om hem heen danst.
Maar wat gebeurd er nu? Een oorverdovend gejuich. Alle mensen lachen luid en roepen – wat roepen ze eigenlijk, kun jij het verstaan? Ze spreken natuurlijk een vreemde taal, de taal van dat land. En ze gebruiken vreemde namen. Ze zeggen niet: lang leve Paulus en zijn vriend Barnabas, maar ze hebben het over Zeus en Hermes. Wat bedoelen ze daarmee? Je zou toch zeggen, dat ze moesten juichen voor onze lieve Heer! Die heeft de joden vrij en vrolijk gemaakt, dat heeft Paulus verteld. En die wil ons ook vrolijk en vrij maken, dat heeft Pauls erbij verteld. En hij heeft zo’n plezier, dat hij tegen de mensen zegt: Weet je wat je doet? Begin maar opnieuw wanneer je vast gelopen bent! Dans als een kind en zeg vooral niet, dat het leven zo vervelend is. Er zijn natuurlijk wel vervelende dingen en je denkt natuurlijk wel eens dat er eigenlijk niets aan is om een groot mens te zijn, maar dat is niet zo. Ik houd van grote mensen, zegt onze lieve Heer. Ook van kinderen, maar dat is niet zo moeilijk. Dat onze Lieve Heer van kinderen houdt, dat begrijp ik best. Ik zou zelf ook immers wel weer een kind willen zijn. Maar met grote mensen is dit anders, weet je, dat is veel moeilijker. En het mooie van onze Lieve Heer is nu juist dat Hij zegt: wat die grote mensen betreft, je moet niet denken dat daar voor Mij de aardigheid af is. Je moet niet denken dat ik daar op uitgekeken ben. Helemaal niet. God houdt van grote mensen. En Hij leeft echt met jullie mee als je bezig bent al zo half en half een groot mens te worden. Hij heeft er ook plezier in, als je zo groot wordt dat je niet meer op de kleine school gaat en niet meer op de zondagsschool. Ik denk zelfs, dat Hij dan ook stilletjes een wenk geeft aan een paar engelen, om je een beetje te helpen. Hij hield immers ook van Paulus, zo zelfs dat Hij graag naar Paulus luisterde die zo verstandig praten kon.
Maar dat wisten die mensen daar niet. Die zeiden: dat kan niet. Ze voelden wel dat er iets heel bijzonders aan de hand was met Paulus en zijn vriend Barnabas, maar ze begrepen helemaal niets, wat het bijzondere van Paulus en zijn vriend Barnabas wel was. Die wisten dat Onze Lieve Heer plezier in hen had, al waren ze maar gewone grote mensen – of nee, misschien wel juist daarom. Omdat ze gewone grote mensen waren, maar grote mensen die het leven niet vervelend vonden – stel je voor, het leven waarin soms ineens een engel naast je staat zodat je gaat zingen en springen.
Nou, maar die lui daar in Lystra, die dachten: als je zo bent, dan ben je zeker zelf een soort Onze-Lieve-Heer, of op z’n minst een engel. Oh, dat zeiden ze dan ook op hun manier van Paulus en van Barnabas. Ze zeiden: jullie zijn zeker twee onze lieve heren, of een van jullie is God en de ander een engel!
Toen heeft Paulus geweldige moeite gehad om ze duidelijk te maken: lieve mensen, dat is heus niet zo. Het is echt niet de bedoeling dat je moet proberen als Onze-Lieve-Heer te worden of als een engel. Het is echt alleen maar de bedoeling dat je een vrij en vrolijk en verstandig groot mens zult zijn. Dat is precies genoeg. Nou, die inwoners van Lystra die vonden dat maar raar, die hadden altijd gedacht, dat ze eigenlijk pas meetelden als ze een soort engelen of goden waren en omdat niemand dat kan, hadden ze ook geen plezier in het leven en bezorgden elkaar allerlei narigheid. Ja heus. Paulus bijvoorbeeld gingen ze met stenen gooien.
Maar ik hoop, dat jullie allemaal het wel begrijpen. Kijk eens, nu ben je nog een kind, maar je wordt ouder en groter en straks ga je naar school af en je gaat meetellen. Je gaat allerlei dingen horen waarvan je nu nog niet weet, allerlei grote-mensen-dingen en misschien denk je dat je op die manier bij God uit de gratie raakt. Heus niet.
Ja, jullie zijn geen engelen, en je wordt het steeds minder. Als je drie jaar bent zie je er nog engelachtig uit, maar als je de baard in je keel krijgt of je wordt een groot meisje dan word je steeds minder engelachtig en steeds menselijker. Geloof me nou, – daar heeft Onze-Lieve-Heer plezier in. Gek hè. Ja, dat vonden die mensen in Lystra ook. Maar het is echt waar. De volwassenheid is God lief. Wij moeten in het geloof niet romantisch verlangen naar het kinderachtigheid of engelachtigheid. Maar wij moeten blij zijn dat ons kinderen – en dat ons engelen als boden van God – gegeven worden.
Toen Paulus uitverteld was, zag hij aan het gezicht van die man, dat er nog iets bij moest. En hij zei: ga recht op uw voeten staan! – Dat was Paulus’ preek
Ik heb al drie-en-dertig jaar datzelfde leven en dezelfde ogen – maar ineens heb ik een nieuw hart en nieuwe ogen. Die wil ik natuurlijk meteen proberen! Dan loop ik te fluiten en te lachen en te kijken …
[1] Een zon diep in de nacht, de verzamelde dagboeken, 1945-2005, pagina 101 (Laren, 1960)
[2] Een zon diep in de nacht, pagina 131
Jan Albert Roetman
Ds. Jan Albert Roetman is predikant in de Eglise Protestante Unie de France in Lille
In de Waagschaal, nr. 3, 8 maart 2025