Volksverheffing in Trump-tijden (Commentaar)
“Wij willen de kracht, de levensvreugde, de geestelijke cultuur van ons volk
verhogen. Wij willen kunst en kennis, inzicht en wetenschap brengen aan allen die
naar verrijking van gemoed en geest streven, en bovenal aan allen die in dit streven
gefnuikt of belemmerd worden door de materiële oorzaken.” Dit was vanaf 1905 de
idealistische toon die voorin elke uitgave van de Wereldbibliotheek stond: een
onversneden vorm van volksverheffing. De Wereldbibliotheek wilde betaalbare
uitgaven van klassiekers uit de wereldliteratuur aanbieden aan het volk om zich
“langzaam maar zeker te omringen met een steeds aangroeiende geestelijke schat”.
Het socialisme en de sociaal-democratie streefden niet alleen naar een materiële
maar ook naar een geestelijke verheffing van de arbeidersklasse. Mijn oma, die als
dertienjarige (!) na haar lagere schooltijd kindermeisje werd bij een rijke familie,
kreeg in haar schaarse vrije tijd bij de Arbeidersjeugdcentrale (AJC) les in Hooft en
Vondel. Ze leerde literatuur en opera waarderen, ze las haar leven lang elke dag de
krant (NRC) en haar kinderen volgden hoger onderwijs. Materiële en
maatschappelijke emancipatie gingen hand-in-hand met geestelijke verheffing – een
logische gedachte.
Toen die wisselwerking tussen geestelijke en materiële verheffing minder
evident bleek dan verwacht, stortte de sociaal-democratie zich op de generatie
binnengehaalde gastarbeiders en hun kinderen. Daar bleek nog heel wat te
verheffen. En inderdaad, veel migrantenkinderen ontworstelden zich aan hun arme
en ongeletterde achtergrond, gingen studeren, werden schrijver of bestuurder.
Daardoor werd een onaangename werkelijkheid aanvankelijk aan het oog van de
sociaal-democratie onttrokken: namelijk dat materiële welvaart en geestelijke
verheffing helemaal niet noodzakelijkerwijs hand-in-hand gaan. Pas nu, nu het anti-
elitaire populisme het Witte Huis en het Torentje bezet en wraakzuchtig de cultuur,
de beschaving en ook de democratie om zeep dreigt te helpen, wordt duidelijk dat
het niet het materiële gebrek is dat geestelijke verheffing in de weg staat.
Integendeel: hier wordt de “cultus van de ongekwalificeerde authenticiteit” (Benjamin
Wittes) gevierd. Hoe ongeschikter en ongekwalificeerder bestuurders zijn, hoe beter,
want dat is ‘authentiek’. De ware volkswil komt immers uit de onderbuik. Geld
verdienen, desnoods met leugen en bedrog, is het hoogste doel op aarde – dat is
niet alleen het gevoelen bij Trump maar inmiddels bij een groot deel van de westerse
jeugd. En laten we het huidige anti-elitarisme nu niet opnieuw sociaal-economisch
wegverklaren, maar het zien voor wat het is: een geestelijke kwestie.
Wil ze nog een toekomst hebben, dan zal de sociaal-democratie de vraag
onder ogen moeten zien: Wat als het volk niet verheven wil worden?
Mirjam Elbers
In de Waagschaal, nr. 2, 8 februari 2025