Steeds meer pacifist

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Mijn weg naar het pacifisme begon ik als een gereformeerd mannenbroedertje. Zo werd ik gekneed door mijn vader, een ouderwetse onderwijzer en in mijn herinnering altijd ouderling. Ik zat als klein jongetje naast hem in de ouderlingenbank. Als middelbare scholier las ik het Gereformeerd Weekblad van Herman Ridderbos en discussieerde er met mijn vader over. Ik ging van jongs af aan richting het domineeschap, wat mijn vader gemist had. En toen brak er iets.

 

De ineenstorting van de gereformeerde wereld

Ik herinner mij haarscherp de omkeer, die als een bekering voelde. Het was in de tijd van de Vietnamoorlog. De Amerikanen moesten daar de communisten tegenhouden, dat vond ik ook. Ik las er alles over. Op een morgen, op weg naar school, flitste opeens de gedachte door me heen: Wat als het andersom is, als de Amerikanen niets te zoeken hebben in Vietnam, alleen hun eigen belang? En alles viel op zijn plaats. Ook viel toen mijn hele gereformeerde wereld in duigen. Pas achteraf besefte ik hoe die wereld samenhing met het westerse arrogante wereldbeeld: wij zijn superieur, in denken en geloven, in vrijheid en macht. Die westerse wereld moest ten koste van alles verdedigd worden – en dat kon en wilde ik niet meer. Ik las het boek Rosa stond niet op van Martin Luther King, hoe hij zijn kritiek op de positie van zwarte mensen in de VS verbond met kritiek op het economische systeem dat armen uitsloot. Ik publiceerde in de schoolkrant een schets van een socialistische samenleving, ging als theologisch student (ondanks de daaraan verbonden vrijstelling) dienstweigeren en geweldloze weerbaarheid oefenen. En ik ging de strijd aan met mijn vader, die pacifisme en socialisme terecht zag als een geloofsbreuk. We hebben het nooit kunnen uitpraten, want hij stierf jong.

 

Verdieping: antimilitarisme

In mijn theologiestudie in Kampen en Groningen ging ik door de marxistische analyse heen (onder meer in een bijvak bij de toen nog socialistische Pim Fortuyn). Het gaat in de samenleving en bij veranderingen niet allereerst om de ideeën, maar om wie de macht heeft – en dan vooral de economische macht. Niet in de vulgaire zin dat de onderbouw de bovenbouw bepaalt, maar wel in de zin dat de economische verhoudingen ons mentaal beïnvloeden. Voorbeeld: wonen is een verdienmodel geworden voor investeerders, in plaats van verwezenlijking van woonrecht – en dat zijn we ‘normaal’ gaan vinden. Ook bijbeluitleg moest zich stoelen op materialistische exegese, dat oefende ik in de scholing van Christenen voor het Socialisme. Onderliggend bij mij werd een fundamenteel kritische blik op het kapitalisme van het grote geld, dat onze economie maar ook ons denken bepaalt. Dit verdiepte mijn pacifistische overtuiging met een antimilitaristische blik: geweld is in onze wereld boven alles het geweld van de machtigen die hun belangen veilig willen stellen. De illustraties zijn overal te vinden: de Atlantische positie die Nederland kiest in de globalistische machtsblokken, wapenhandel met autoritaire regimes, bescherming van economisch belangrijke grondstoffen zoals olie. Mijn pacifisme is niet louter een zaak van het geweten maar ook gefundeerd in een analyse van machtsverhoudingen. Ik wil niet meedoen in de onderdrukking die militair geweld altijd is.

 

Verdieping: verzoening leven

Mijn eerste werkkring was bij de Doopsgezinde Vredesgroep. Ik kwam in aanraking met de doperse theologie van mensen als John Howard Yoder, zijn leerling Stanley Hauerwas, en Sjouke Voolstra. Verzoening is als godsdienstig begrip ook meteen en altijd een sociaal begrip, krijgt vorm (of niet) in het samenleven van mensen. Daarbij is de gemeenschap van Jezus’ volgelingen een baanbrekende voorganger: in de kern is zij een vredesgemeente (een oer-dopers begrip). Verzoening drukt fundamenteel uit: ‘Christus is onze vrede, die de beide [delen] één heeft gemaakt’ (Ef. 2:14), dus joden en volken bij elkaar gebracht (ik verwijs hier graag naar de behulpzame uitleggingen van J.J. Meuzelaar en Kleijs Kroon). Hoe zou ik dan nog, ook als burger van deze wereld, een ander soort vrede dan die Christus is kunnen nastreven? Ja, de verleiding is er altijd. Maar de gemeente zou er moeten zijn om gezamenlijk die verleiding te weerstaan en een weg van verzoening te zoeken, ook in politieke zin. Theologisch kwamen zo voor mij Bergrede en kruis samen. Die zijn in de kerkgeschiedenis uiteengegaan als sjibbolet van uiteenlopende kerkelijke stromingen: de Bergrede ging naar de vrijzinnigen, het kruis naar de orthodoxen, en ook: als een kleinschalige moraal of een individueel geloof. Maar die twee kunnen niet gescheiden worden. Het gaat bij de weg van Jezus om heel zijn verhaalde geleefde leven, dus: zijn leven vanuit de Bergrede, als zijn Paasweg. Nooit het één zonder het ander. Helaas heeft de kerk de eeuwen door kruis en opstanding losgekoppeld van Jezus’ Bergrede en leven, van wat hij vertelde en daadwerkelijk voordeed – dat zien we in bijna alle geloofsbelijdenissen en in het geloofsonderricht. Het is fundamenteel dat Jezus liever de eigen dood aanvaardde, dan dat hij geweld gebruikte. Denk aan het verhaal van zijn gevangenneming, waarbij hij zei: God mijn vader kan een legioen engelen sturen om mij te beschermen, maar zo moet het niet gaan (Mat. 26:53 e.v.). Daarin herkenden de mensen om hem heen zijn god-gelijkheid: dat hij zich tot in de dood gaf voor mensen. Zo ver, zo diep, is het christelijk geloof verbonden met de geweldloze weg van Jezus.

 

Rechtvaardige vrede, geleefde veiligheid

Om dit geweldloze leven gaat het in de recente gesprekken over rechtvaardige vrede binnen de Wereldraad van Kerken. Dat is geen theoretisch concept, als tegenhanger van de traditie van de rechtvaardige oorlog, maar berust op de geleefde, actuele werkelijkheid van fragiele christelijke kerken wereldwijd. Het veronderstelt een kerk die als vredesgemeente leeft. Vanaf 2012 gaat dit concept als een uitnodigende pelgrimage rond in de kringen van de Wereldraad. Het is een gemiste kans dat de Protestantse Kerk – toch voluit lid van de Wereldraad – de kerkleden daarmee niet laat kennismaken of daarin meeneemt. Een gemiste kans – zonde dus, de zonde van de nalatigheid. Een vredesgemeente probeert, in alle gebrekkigheid en voorlopigheid, volgens de normen van het Koninkrijk-op-komst te leven. Voor mij betekent dat onder meer: niet meegaan in de illusies van veiligheid die ons in deze tijd worden aangepraat, door nog meer wapens aan te schaffen, nog meer noodmaatregelen te aanvaarden. Het is: oefenen in een andere weerbaarheid. Sterk staan in vertrouwen op de macht van het kleine, van kleine groepen mensen die aan vrede werken. In de fragiele hoop dat ooit de grote recht-trekking gaat geschieden, dan zal blijken dat de verworpenen der aarde recht ontvangen, dat de vredestichters het bij het rechte eind hadden.

 

Kerst: feest van de omkering

En weer wordt het Kerst. Ik kan genieten van fijne liederen en knusse gezelligheid, maar het kan mij ook irriteren. Voor mij ligt de kern van Kerst in het revolutionaire lied van Mirjam uit Nazareth, gezongen nadat ze de verbijsterende boodschap ontvangen heeft dat in haar lichaam een nieuw begin gemaakt zal worden: de grote omkering, het einde van alle machtspolitiek.

Met Kerst gaat het om het kind dat een mens werd die handelde en sprak, die – in het spoor van zijn volk Israël – een weg ging, in daad en woord, en die ons uitnodigt die weg ook te gaan, hem achterna. ‘Keer de andere wang toe’ en ‘ga een extra mijl met je vijand’. Verras je vijand met een daad die hem beschaamt. ‘Weersta (anti-stènai) de kwaadwillige niet’ – kom niet in een anti-houding terecht, zoek de positieve benadering. ‘Laat je niet overwinnen onder (niet: door) het kwaad, maar overwin het kwaad in (niet: door) het goede’ – absorbeer het kwade in het goede dat je doet. Doe meer dan het gewone. Dat is de weg die Jezus in rake, gezagvolle woorden uittekende en tegelijk de weg die hij ten einde ging, tot op het kruis, als dieptepunt van heel onze mensengeschiedenis, als oordeel over alle macht waaraan wij ons overgeven. En met tastend doorzicht op de opstanding; een apo-calyps, een ongedachte, onmogelijke ont-hulling, vanuit God. En dan te bedenken: zoals hij, zo wij.

Ik voel me meer en meer op afstand staan van de grote wereld met al haar onzin van grootspraak en machtsbehoud, die steeds weer naar wapens moet grijpen om zich overeind te houden. Ik denk en doe mee in de vredesbeweging, schrijf brieven, onderteken petities, ik ben erbij betrokken, maar ik heb daarover geen illusies meer. Ik leef in de kleine wereld van geliefden, waarin bij verrassing ook verschoppelingen uit jeugd- en asielinstellingen een plaatsje hebben gekregen. Ik leef ook meer en meer op afstand van een kerk die om vrede bidt, maar niet durft te onderkennen waarom vrede onmogelijk gemaakt wordt, en: ‘dat wij die mensen zijn’. De inkeer van dat besef heb ook ik nodig, en ik zoek naar vindplaatsen daarvan en daarvoor. Soms lijkt er in onze wereld geen andere weg meer mogelijk dan geweld. Dat is een mede door onszelf veroorzaakte situatie, waarin dan geen andere (geweldloos weerbare, diplomatieke, bemiddelende) wegen gezocht zijn of gezocht worden. Ik wil daarin niet meer meegaan. Ik word meer en meer pacifist.

 

Harry Pals

 

 

 

Streamers:

(1) Hoe zou ik, ook als burger van deze wereld, een ander soort vrede dan die Christus is kunnen nastreven? Ja, de verleiding is er altijd. Maar de gemeente zou er moeten zijn om gezamenlijk die verleiding te weerstaan en een weg van verzoening te zoeken, ook in politieke zin.

(2) Het is fundamenteel dat Jezus liever de eigen dood aanvaardde, dan dat hij geweld gebruikte.

(3) En weer wordt het Kerst. Ik kan genieten van fijne liederen en knusse gezelligheid, maar het kan mij ook irriteren.

 

In de Waagschaal, nr. 12, 7 december 2024