Onderweg in Europa (II)
Terug in Sofia
In de vroege zomer legde ik een tweede etappe af van mijn treinreis. Onderweg van de Zwarte Zee naar de Noordzee overpeins ik Europa, zoek plaatsen van grote schrijvers en droom over het Grote Boek dat ooit uit deze reis zal voortkomen. Sofia, de hoofdstad van de voormalige Volksrepubliek Bulgarije, vroeg een omweg, maar ik wilde de stad na dertig jaar graag terugzien. De trein door het desolate noorden gaf me tijd genoeg tot overdenking.
De shock
In een interview uit 1986 noemt Emmanuel Levinas (1906-1995) de verwording van het marxisme tot stalinisme ‘misschien wel één van de grootste psychologische shocks voor de twintigste-eeuwse Europeaan’. De totalitaire ‘administratie van het geweld’ die in het stalinisme en het nazisme wordt geperfectioneerd, ziet hij als de uiterste consequentie van het moderne ideologisch-rationalistische denken dat door systematisering en categorisering de uniciteit van de mens ontkent. De ‘shock’ waar hij in het interview over spreekt, betreft niet alleen de gruweldaden van het stalinisme zelf, maar ook het feit dat de schending van de menselijkheid het gevolg was van het nastreven van de ‘hoop op menselijkheid die het marxisme in zich droeg’. Het schenden van de menselijke hoop in naam van de menselijkheid en haar desastreuze gevolgen noemt Levinas elders ‘Europa’s slechte geweten’ waar iedere twintigste-eeuwse Europeaan zich toe zal moeten verhouden.
Ten tijde van het interview met Levinas werd alom gesproken over het ‘einde van de grote verhalen’. De zinsnede waarmee Levinas’ collega Jean-François Lyotard (1924-1998) in 1979 het postmodernisme introduceerde, ving de tijdsgeest. Alom heerste het gevoel dat de grote politieke ideologieën versleten waren. Met de val van ‘de muur’ in 1989 leken Lyotards woorden letterlijk in vervulling te gaan. Het voelde als een bevrijding. Eindelijk was daar de mogelijkheid om te bouwen aan ‘a Europe whole and free’; een continent zonder onderdrukkende ideologische systemen met vrije mensen en een vrije markt. Maar terwijl we vol optimistisme uit de donkere jaren tachtig kwamen gekropen, vergaten we al snel dat Lyotard vooral een vraag stelde. Wat zal ons denken en de politiek richting geven nu de grote verhalen ten einde zijn? Of, in lijn met Levinas’ overpeinzingen: is ‘de hoop op menselijkheid’ met de ontmaskering van de idealen niet onherstelbaar beschadigd?
Freedom is expensive
Een paar jaar later leek de Bulgaarse hoofdstad Sofia de uitgelezen plek voor mijn afstudeeronderzoek naar de gevolgen van dit ‘einde van de grote verhalen’. In de zomer van 1993 trof ik de stad aan in een soort tussentijd. De kenmerkende sfeer van nieuwsgierigheid en onrust van die jaren was bijna overal voelbaar. Alles zou gaan veranderen, maar niemand wist nog hoe. Lenin was van zijn sokkel getrokken, de rode ster van het partijgebouw getakeld en de vader des vaderlands Georgi Dimitrov (1882-1949) eindelijk begraven. Zijn lege mausoleum, veertig jaar lang de heiligste plek van de natie, was in gebruik als openbaar toilet. Hoop en verwachting hing in de straten. Aan de grote Boulevards verschenen de eerste luxe winkels en pizzeria’s. Tientallen boekenstalletjes verkochten alles wat voorheen verboden was. George Orwell, Bulgaarse poëzie, Russische dissidenten, Amerikaanse businessboeken, evangelische lectuur en porno. De economie was in transitie, de stad in verval. Pensioenen waren verdampt, de bouw van de metro en snelwegen lag stil, roestige staatsindustrie werd massaal gesloten. Bejaarde vrouwen verkochten op elke straathoek bosjes bloemen, uien en tomaten. De opera was bijna gratis en de maaltijden uit de tuin van mijn hospita verrukkelijk. Iedereen wilde met me praten: hoogleraren, politici, filosofen, theologen, maar al snel werd duidelijk dat de verwarring veel te groot was om na te denken over ‘het einde van het grote verhaal’ en nieuwe idealen. Mijn ‘grote verhaal’ bleek vooral veel te groot. Lid van de Europese Unie? Mijn hospita lachte schamper: Pakistan zal ons voorgaan! Een van mijn gesprekspartners bedacht de titel voor mijn scriptie: ‘Freedom is Expensive’.
Dertig jaar later hebben Europese investeringen hun vruchten afgeworpen. Sofia ligt er schitterend bij: de basiliek uit de 4de eeuw, de Ottomaanse Moskee, het badhuis op de bronnen van het Romeinse Serdika en de synagoge; zelfs de stalinistische overheidsgebouwen stralen. De stadstuinen bloeien en de stadsfonteinen doen het allemaal weer. De metro heeft twee nieuwe lijnen, de bussen zijn elektrisch en het betaalverkeer volledig digitaal. Koffiebarretjes, luxe winkels, hippe horeca. Een ideale plek voor een stedentrip. Ook het enorme plein voor het NDK, het pompeuze bruin-witte Cultuurgebouw uit 1981, straalt zomer uit. Overal flaneren jongeren en grootouders met kleinkinderen. Boekenstalletjes hebben plaatsgemaakt voor een keten van bestseller-winkels, de opera is onbetaalbaar geworden, maar het nationale theater speelt Houellebecq. Mijn hospita, nu stokoud, wijst mismoedig op de overwoekerde groentetuin. ‘Wij kopen nu alles bij de Billa’.
Haast ongemerkt heeft de individuele vrijheid en welvaart tot een nieuw systeem van anonieme eenvormigheid geleid. Overal dezelfde winkels als waar dan ook in Europa. Dezelfde slogans, hetzelfde YouTube-Engels. In dezelfde Lidls en Billa’s worden ingevlogen fruit en groente als industriële bulkgoederen verkocht. Een ook hier: wie succes heeft kan meedoen. Achter de hippe façade van de stad gaat een verpauperd, straatarm platteland schuil. Arbeidsmigratie ontwricht de gezinnen. In de kapitalistische, neoliberale eenvormigheid groeit net als overal in Europa ook hier het verlangen naar het eigen verleden, het eigen volk en de eigen cultuur.
‘Schuilplaats voor andere tijden’
De roman waarmee Georgi Gospodinov (Yambol, 1968) vorig jaar de International Bookerprice wint, vertelt een gelaagd verhaal over het verlangen om de tijd te behouden en het verleden vorm te geven. Het verhaal begint klein. Een raadselachtige professor heeft een ‘kliniek voor het verleden’ bedacht. In een huis in Zwitserland, ‘het land zonder tijd’ kunnen mensen met alzheimer, ‘die enkel in het heden van hun verleden leven’, in een zorgvuldig vormgegeven decor van hun vervlogen tijd verblijven. En zo verzamelt een aantal gasten, waaronder de vader van de ik-persoon, er, ‘mixing memory and desire’, de brokstukken van hun verleden. Al vertellend geven zij de tijd terug aan wie buiten de kliniek de tijd verliest. Het kunstmatige terugwinnen van het verleden in de kliniek neemt in het verloop van het boek steeds groteskere en bij tijden hilarische vormen aan. Zo ontmoet de hoofdpersoon terug in Sofia een manager van een uiterst succesvol bedrijf dat grootschalige re-enactments van de recente Bulgaarse geschiedenis organiseert. In één van die ‘events’, naar verluid gebaseerd op een ‘historische’ gebeurtenis, raken honderden festivalgangers verstrikt onder een enorme door helikopters neergelaten Bulgaarse vlag. De re-enactments beperken zich vervolgens niet tot het Balkanland. Op Europees niveau wordt besloten een referendum over het verleden te houden. Inwoners van elk Europees land kiezen vervolgens een decennium om naar terug te keren. Nederland kiest de jaren 60, Scandinavië de jaren 70, Duitsland en Frankrijk de jaren 80, Het voormalig Oostblok de jaren 60 en 70.
Welk jaar zou ik kiezen? 1993? Het jaar waarin in Sofia (net als in mijn eigen Utrecht) alles nog mogelijk leek? Zoek ik dertig jaar later in het stralende Sofia ook een ‘time shelter’? De groentetuin van mijn hospita; de lange treinreizen; de dagen zonder laptop of mobiel; de postkantoren en de Bulgaarse koffie in de stadstuin met de standbeelden vol juichende arbeiders. Zoek ik net als in 1993 ook nu vooral mijn eigen verhaal? Het ligt nu alleen niet in de toekomst, maar in het verleden.
Gezichtenhonger
In één van zijn laatste korte hoofdstukken vertelt Gospodinov hoe hij als negentienjarige dienstplichtige in de Bulgaarse Volksrepubliek – het moet ongeveer 1987 zijn geweest – is gestationeerd aan de Griekse grens, een van de meest afgelegen gebieden van Bulgaarse Volksrepubliek. Het is voor hem een intens zware en geestdodende tijd, maar op zijn schaarse vrije dagen gaat hij als enige naar het stadje een paar kilometer verderop om in het enige café naar gezichten te kijken. ‘Gezichtenhonger’; het verlangen naar ‘non-militaire gezichten (…); het enige wat me voldoening en rust geeft’.
Het brengt me terug bij wat Levinas keer op keer en ook in dit interview weer uitlegt. Hoop ligt niet in een nieuw ‘groot verhaal’, maar in de ‘kleine goedheid van het werkelijke leven’. ‘Goedheid zonder getuigen, buiten ieder systeem, iedere religie, iedere sociale organisatie.’ Deze goedheid; om niet (‘gratuite’), en eeuwig (‘eternelle’), vindt haar oorsprong in het appèl van de unieke mens die zich in het gelaat van de ander toont ook, misschien juist in de dagen van totalitaire systemen.
Op de lege plek waar ooit Dimitrovs mausoleum stond, heeft een kunstenaar een kring van oplichtende letters geplaatst. Een Bulgaarse vriendin appt me de vertaling van de lichtkring: ‘…tussen het verleden dat op weg is te gebeuren en de toekomst die al geweest is…’. ‘Vergeet niet’, voegt ze toe: ‘dat alle Bulgaren gefascineerd zijn door Levski’s uitspraak: ‘wij zijn in de tijd en de tijd is in ons’.
Werner Pieterse, predikant in Haarlem Noord en Spaarndam
Emmanuel Levinas, ‘La proximité de l’autre’ in: Altérité et transcendence (1995); Georgi Gospodinov, Schuilpaats voor andere tijden (Engelse editie: Time Shelter) (2022). Met dank aan Elena Makedonska. Vasil Levski (1837-1873) is de nationale held van Bulgarije; leider van de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Ottomanen.
Streamers:
In de kapitalistische, neoliberale eenvormigheid groeit net als overal in Europa ook hier het verlangen naar het eigen verleden.
Zoek ik net als in 1993 ook nu vooral mijn eigen verhaal? Het ligt nu alleen niet in de toekomst, maar in het verleden.
Hoop ligt niet in een nieuw ‘groot verhaal’, maar in de ‘kleine goedheid van het werkelijke leven’
In de Waagschaal, nr. 1, 11 januari 2025