Kerken en energie
Sommigen halen het uit hun hart, daar zou een bepaalde chakra zitten die zorgt voor verbinding en communicatie. Voor anderen komt het uit een welverdiende vakantie. Of uit een fikse fitness-beurt. Soms zelfs uit een goeie preek. Energie! Met z’n allen halen we het vooral uit fossiele brandstoffen. Dat ging altijd goed en de bedoeling was dat Nederland na de aardgasperiode zou overschakelen op kernenergie. Maar dat ging (voorlopig?) niet door. Dus is het alternatief om die fossiele brandstoffen te vervangen door zonne- en windenergie. Ook de kerken zitten met het energievraagstuk. Immers: die immense kerkgebouwen, die er zijn om de liturgie tegen weer en wind te beschermen. En met die enorme overmaat om God de nodige ruimte te geven. Hoe verwarm je die gebouwen? Je kunt van de nood een deugd maken, zoals Pascal Mercier lijkt te suggereren in Nachttrein naar Lissabon: ‘Ik wil mezelf hullen in de bittere kou die in de kerken hangt.’
Maar de gemeente zoekt het nodige comfort, tenminste voor een paar uur per week. En het kerkorgel zou de nodige warmte nodig hebben om op peil te blijven, en dat gedurende de hele week. Een kostbare zaak. Daarom kopen kerken collectief gas en elektriciteit in, dat is voordeliger, en bovendien groen. ‘Energie voor kerken’ heet het project. Ook wordt gezocht naar alternatieve warmtefaciliteiten, bijvoorbeeld verwarmde zitkussentjes in de kerkbanken, een warmtekleed op de kerkvloer, zonnecellen in glas-en-loodramen of de knusse winterkerk, die ín het immense kerkgebouw wordt gebouwd.
Dutch Design Week
Tijdens de Dutch Design Week (DDW) 2024 in Eindhoven, altijd goed voor veel verbeelding en fantasie, zagen we pogingen om bij te dragen aan het alternatief verwarmen van kerkgebouwen: ‘Acht projecten om monumentale gebouwen te transformeren van historisch naar future-proof’. Ontwerpers werkten samen met duurzaamheids- en erfgoedspecialisten. Wat kregen we te zien? 40% van de warmtevraag in de gebouwde omgeving kan worden verzorgd door energie uit oppervlaktewater. Een innovatief systeem van buizen in een kadewand kan een kerkgebouw aan die kade op die manier van energie voorzien. Ook spoelen huishoudens dagelijks veel warm water weg, en daarmee een mogelijke energiebron. Dat afvalwater kunnen we opvangen in kuipen en naar een monument transporteren. Een andere uitvinding is een turbine-ketel te plaatsen in een kelder of op zolder. Deze kan de huidige warmtepompen vervangen, want die produceren alleen lage temperaturen geschikt voor vloerverwarming, voor monumenten een onbruikbare oplossing. En dan is er het ‘gestuurde ventilatiesysteem’ dat een warmtestroom produceert tégen de richting van de koudeval bij ramen in. Zo wordt tocht tegengegaan. Andere projecten proberen muren beter te isoleren, bijvoorbeeld met duurzame materialen van textiele vezels (bijvoorbeeld Texelse schapenwol) in vele kleurschakeringen en met akoestische kwaliteit of met composietmateriaal van biohars en gerecyclede PET. In een ander project was isolatiemateriaal ontwikkeld dat ‘vacuüm tussen de nauwe ruimte boven het gewelf kan worden aangebracht’, ‘want gewelven vormen een van de grootste energielekken in een kerk’. Als archeologen zich later afvragen wat onze generatie aan de historische gelaagdheid van het kerkgebouw heeft toegevoegd, zal het antwoord luiden: een isolatielaagje, óver het witte stuclaagje van de beeldenstorm heen, en vele vreemde buizen en apparaten, vanaf de grachten tot zelfs in de gewelven! Of kerkbesturen moesten zich, geconfronteerd met zóveel innovatieve vondsten, in arren moede tot een fatalisme à la Pascal Mercier hebben bekeerd.
Agape en Herscheppen
Tenslotte zagen wij op de DDW een variant van de winterkerk, het project Agape, het gebruik van, zo werd gesteld, ‘liturgisch textiel’: een ‘flexibele, isolerende gebruiksruimte in de vorm van een site-specifieke tent’ die tijdelijk in een kerk wordt opgebouwd. ‘Activiteiten kunnen dan verwarmd plaatsvinden zonder hoge stookkosten’. ‘Textiele architectuur als een tijdelijke figurant in het leven van het monument […], een eigentijdse laag die recht doet aan de oorspronkelijke architectuur,’ zo lezen wij. Een voorbeeldtent was opgebouwd in de vroegere kapel van de Eindhovense studentenkerk. Een van de ontwerpers nodigde de aanwezigen uit deze tent te betreden, als experiment; wél een claustrofobisch experiment, horror vacui. Een verband met de tabernakel werd niet gelegd.
Over het algemeen bleek bijbelvastheid die ochtend niet het sterkste punt bij de ontwerpers, getuige de Kathedraaldenkers. Deze projectgroep presenteerde de publicatie Bakens van betekenis: zes verhalen om in gesprek te gaan over de toekomst van het kerkgebouw. In 2040 zou het kerkgebouw, dat zijn oorspronkelijke functie heeft verloren, weer moeten helpen om ‘sociale druk te laten varen en te verstillen’, ‘betrokkenheid en empathie te ervaren’, ’te experimenteren met existentiële vragen’, enzovoorts. En dat met verhalen, want die ‘vertellen ons wie we zijn, verbinden ons met anderen, verschaffen ons een verleden en een toekomst […]’. ‘De zoektocht naar een neven- of herbestemming van een kerkgebouw was ‘een emotionele reis […] die je samen met anderen onderneemt’. In de presentatie werd dus nogal het een en ander overhoop gehaald, zonder dat het idee ontstond dat de Kathedraaldenkers veel sjoechem hadden van wat een kerk is, welk verhaal daar wordt verteld en wat een kerkbestuur allemaal kan en wil. Een projectleider van de Vlaamse overheid, belast met herbestemming van kerkgebouwen, kwam na afloop ontdaan op mij toe met de uitroep: ‘Welkom in Nederland!’ Ja, zoveel tomeloos gepraat vind je kennelijk alleen hier…? In Vlaanderen pakten ze het anders aan, daar verscheen onlangs het fraaie boekwerk Herscheppen, met daarin studies van ‘ontwerpend onderzoek’: architecten onderzochten de ruimtelijke en bouwtechnische mogelijkheden voor herbestemming van vrijgekomen kerkgebouwen. Simpel, basaal uitgangspunt: de kerk als architectuur.
Margaret Mead en René Dubos
Stappen we even over de oceaan heen. Komen we terecht bij Margaret Mead en René Dubos. Margaret Mead (1901-1978) was een vooraanstaande antropologe die haar vakgebied grondig heeft vernieuwd. Ze werd bekend door de methode van participerende observatie, toegepast in haar etnografisch onderzoek, zoals beschreven in Coming of Age on Samoa (1928). Haar standpunt dat genderrollen niet biologisch maar cultureel zijn bepaald, was destijds baanbrekend. In 2022 verscheen een biografie van Elesha J. Coffman over haar geloofsleven, Margaret Mead, a 20th Century Faith. Opgegroeid in een episcopaal milieu en in het begin van haar carrière vervreemd van de kerk bleef zij, aldus Coffman, diep verbonden met het christelijk geloof. Zij wist dit te verzoenen ‘met ideeën en aspecten van haar identiteit of levensstijl die veel van haar tijdgenoten als afwijkend zouden hebben beschouwd (bijvoorbeeld Meads biseksualiteit, haar affaires of – tegen het einde van haar leven – haar hechte relatie met een gebedsgenezer)’ (uit: Review in Reading Religion, 2022).
René Dubos (1901-1982) was microbioloog en deed belangrijke ontdekkingen op het gebied van de antibiotica. Als een van de eersten wees hij op de milieuproblematiek, op de gevaren van wetenschap en techniek voor onze natuurlijke omgeving, bijvoorbeeld in zijn boek So human an animal (1968; winnaar Pulitzer Prize 1969). Bekend werd zijn spreuk: ‘Think globally, act locally’, oftewel: het ecologisch bewustzijn en handelen begint bij ons thuis. In zijn boek A God within staat het begrip entheos centraal – ‘van god vervuld’, enthousiasme, geestdrift. Misschien ook: ‘innerlijke energie’? Filosoof Cornelis Verhoeven schrijft: ‘de energie die vrijkomt bij de directe ontmoeting met een objectieve werkelijkheid’. Voor Dubos bleef de natuur van zichzelf betekenisloos, terwijl vandaag de dag velen de natuur een stem willen geven. Het grootste gevaar zag Dubos in fatalisme, niet vertegenwoordigd door de pessimist, maar wél door de optimist, die zegt: we zullen doen wat we kunnen. Samen met de vooraanstaande techniekfilosoof Lewis Mumford was hij grondlegger van het ecologisch humanisme, een milieu-kritische stroming, die niettemin vasthield aan de idealen van de Verlichting: vooruitgang en economische welvaart door industrialisatie en techniek.
Theologisch-ethische framing
Wat hebben Mead en Dubos met elkaar en ons onderwerp te maken? In 1974 werden zij gevraagd een rapport te schrijven voor de National Council of Churches in de VS over het gebruik van kernenergie en plutonium als commerciële brandstof. Dit resulteerde onder meer in een policy paper over energiepolitiek: The Ethical Implications of Energy Production and Use (1979). Centraal stond het concept van ‘een ecologisch rechtvaardige samenleving, gebaseerd op de waarden van duurzaamheid, gelijkheid en participatie.’ Zowel technologieën uitgaande van steenkool- als kernenergie werden als zeer risicovol afgeschreven. De discussie kreeg een vervolg in het presbyteriaanse energiedocument The Power to Speak Truth to Power (1981), waarin werd geconstateerd dat het tijdperk van goedkope energie voorbij was. Christenen werden opgeroepen om ‘sobere levens te leiden’. Nadien volgden nog vele discussiestukken om de energie- én klimaatproblematiek binnen de Amerikaanse kerkgenootschappen ter sprake te brengen – zo lang duurt die discussie dus al. In haar overzicht hiervan wijst Patricia K. Townsend op het belang om de boodschap aan kerkleden over te brengen in termen die ze begrijpen en respecteren, ‘in een taal die termen bevat die bekend zijn uit preken en liturgie, zoals schepping, getuigenis en rentmeesterschap’. Een dergelijke theologisch-ethische framing van energiekwesties zou aansporen tot een lange-termijnvisie, vooruitkijkend naar toekomstige generaties, én terugkijkend naar de religieuze scheppingsverhalen’, aldus Townsend (Energy Policy in American Faith Communities:‘The Power to Change’, 2013). Deze benadering kennen we in Nederland natuurlijk ook, zoals in Groene theologie, de Groene catechismus en de bundel Eenvoudig leven, over soberheid. Dat is wel een heel andere framing, met geheel andere verhalen, dan de presentaties op de Dutch Design Week. Welke zal ons overtuigen, brengt ons verder, geeft ons energie?
Kees Doevendans
Streamers:
(1) Die immense kerkgebouwen, die er zijn om de liturgie tegen weer en wind te beschermen, en om met enorme overmaat God de nodige ruimte te geven. Hoe verwarm je die gebouwen?
(2) In 2040 zou het kerkgebouw, dat zijn oorspronkelijke functie heeft verloren, weer moeten helpen om ‘sociale druk te laten varen en te verstillen’, ‘betrokkenheid en empathie te ervaren’, ’te experimenteren met existentiële vragen’, enzovoorts.
In de Waagschaal, nr. 12, 7 december 2024