In gesprek met Hanna Reichel

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Hanna Reichel is Charles Hodge professor systematische theologie aan Princeton Theological Seminary. In maart jl. was Reichel te gast aan de Protestantse Theologische Universiteit in Utrecht als research fellow en gaf op 19 maart een lezing getiteld Against Humanity. In het in 2023 verschenen boek After Method werkt Hanna Reichel aan het overbruggen van de kloof tussen systematische theologie, met als voorbeeld Karl Barth, en constructieve (queer) theologie van bijvoorbeeld Marcella Althaus-Reid. Op dinsdag 18 maart ging Jordi van Kleeff met Hanna Reichel in gesprek.

 

U geeft een lezing getiteld ‘Tegen de menselijkheid’, dat klinkt provocerend. Kunt u ons iets meer vertellen over de keuze voor deze titel?

De titel is inderdaad een beetje provocerend en dat is met opzet. Deze titel heeft te maken met mijn nieuwe project over humaniteit. In mijn laatste boek, After Method, dat ‘Against Method’ als werktitel had, zeg ik dat methode ons niet kan redden. Nu doe ik iets soortgelijks voor de theologische antropologie. Soms zeg ik dat ik eerst een boek tegen de methode schreef en dat ik nu het boek tegen de humaniteit schrijf. Dat is overigens niet een boek tegen de mens of tegen menselijkheid maar een poging om te kijken naar onze investeringen in de figuur van de mens, en wat dat doet, en met wie. Een andere mogelijke titel zou ‘de belofte van menselijkheid’ kunnen zijn. De vraag is dan echter of menselijkheid iets is dat we sowieso hebben, of dat het ook iets is dat moet worden bereikt in termen van volledige waardigheid en bijbehorende status die daarvan uitgaat. Er zijn dus ethische categorieën, zoals waardigheid, en er zijn ook juridische categorieën die afhankelijk zijn van het mens-zijn, zoals mensenrechten. De vraag is aan wie we deze beloven, onder welke voorwaarden en wie daar uiteindelijk over beslist. Meestal vallen degenen die de definitie mogen maken er precies binnen, terwijl anderen een soort strijd moeten leveren om erbinnen te komen.

Ik ben geïnteresseerd in wat er gebeurt aan de grenzen van deze discursieve onderhandelingen over menselijkheid en in wat het betekent om te moeten voldoen aan een bepaald ideaal om als mens gerekend te worden. Als systematisch theoloog werk ik op het terrein van de theologische antropologie en onderzoek ik onze theologische modellen, zoals Imago Dei, uitverkiezing en incarnatie. Ik herlees deze theologische modellen om de mens te denken door de lens van verschillende anti-humanistische kritieken, om te zien of en hoe onze modellen vatbaar zijn voor de kwesties die deze kritieken aan de oppervlakte brengen. De vraag is: Wat kunnen we leren van deze kritieken over hoe we wel of juist niet over menselijkheid moeten denken?

 

Misschien is deze vraag over menselijkheid relevanter dan ooit, gezien de nieuwe politieke realiteit in de Verenigde Staten. Wat betekent dit voor uw theologische instelling?

Er zijn op dit moment allerlei discussies aan de gang en de ontreddering is groot, wat waarschijnlijk precies het effect was waar deze nieuwe regering voor ging. De eerste vraag is nu hoe te hergroeperen en hoe te leven, te werken en weerstand te bieden onder deze nieuwe omstandigheden. Mijn project over menselijkheid komt in deze tijd van twee kanten onder druk te staan. Aan de ene kant is er de kritiek van links dat het universele van de mens niet zo universeel is. Aan de andere kant heb je de druk van rechts, dat eigenlijk niet eens bezig is met het vervullen van de belofte van menselijkheid voor iedereen, maar juist bezig is met afbakenen van wie er binnen vallen en wie niet.

 

Betekenen deze ontwikkelingen ook dat de financiering van uw onderzoek in gevaar komt?

Niet direct, want Princeton Theological Seminary is een privé-instelling, onze financiering komt grotendeels uit private schenkingen. Wel merken we dat onderwijs, academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting onder druk staan, vanwege een gebrek aan ideologische afstemming. Dat is heel beangstigend en heeft een aanzienlijk verkillend effect op de academie. Gelukkig zijn we relatief veiliger dan andere instellingen maar juist daarom is het wel de tijd om dat voorrecht te gebruiken. Dus we moeten opstaan en ons sterk maken voor wat belangrijk is om hoog te houden.

 

Die keuze om je gedeisd te houden of juist op te staan lijkt me voor u ook een lastige, zeker aangezien u zich als publiek theoloog openlijk als non-binair identificeert.

Een van de grootvaders van de queer theorie, Michel Foucault, zei dat zichtbaarheid een valstrik is. Er zijn allerlei goede redenen om zichtbaarheid en uit de kast komen te vieren, het werkt bevrijdend, het maakt een ander soort discours mogelijk. Tegelijkertijd maakt die openheid je positie ook kwetsbaar. We leven nu in een tijd waarin we die kwetsbaarheid extra voelen. Maar juist in deze tijd is het van belang dat er mensen zijn die opstaan en hun zichtbaarheid durven te gebruiken. Het is heel duidelijk dat deze regering het vooral gemunt heeft op trans- en genderqueer mensen.

Een van de dingen waar ik me zorgen over maak, is het versmallen van de solidariteit van verschillende soorten bewegingen en instellingen. Neem bijvoorbeeld het Stonewall Monument (in New York, red.) waar de beroemde Stonewall-rellen uitbraken omdat zwarte transvrouwen stenen gooiden. De organisatie rondom dit monument heeft alle verwijzingen naar transpersonen van de homepage gehaald. Het is nu nog steeds een monument voor ‘LHB’, maar de rest wordt niet meer genoemd. Ik maak me zorgen over wat er gebeurt als we bepaalde delen van bewegingen opofferen om andere delen te beschermen, die op dit moment misschien nog minder doelwit zijn. We zien bijvoorbeeld ook dat er kerken zijn die zich meer op hun gemak voelen om zich uit te spreken voor de rechten van immigranten, wat heel belangrijk is op dit moment, en zich minder zorgen maken over mensen van verschillend geslacht en seksuele geaardheid. Of die, zoals de katholieke bisschoppen, zelfs vieren dat er op dat gebied weer wat orde op zaken wordt gesteld.

 

U bent nu voor een maand in Nederland, op enige afstand van de realiteit in de Verenigde Staten. Hoe ervaart u tot nu toe uw verblijf?

Het is heel fijn om even in een andere context te zijn en me te heroriënteren. Dat geeft me wat meer ruimte om te ademen, te denken en te werken. Al realiseer ik me ook dat jullie in Nederland net zo goed met dit soort debatten te maken hebben. Ik geniet van het contact met collega’s, studenten en voorgangers hier op de PThU. Het doet me goed om met hen in gesprek te zijn over hun zorgen over democratische cultuur en publieke theologie. Het was mooi om de verhalen te horen van hen die hebben zich hebben ingezet voor LHBTQIA+-wijding en -huwelijk in de kerken.

 

Over welke onderwerpen heeft u het zoal met collega’s en studenten?

Met collega’s heb ik allerlei gesprekken gevoerd over de rol van de kerk in de wereld, over verschillende mogelijkheden en uitdagingen voor het werk van geloof en gerechtigheid, over plaatsen en netwerken voor internationale solidariteit, intellectuele uitwisseling en oecumene.

In het seminar waarin ik lesgeef lezen we het boek After Method en worstelen we met de vraag of en hoe verschillende benaderingen van theologie van elkaar kunnen leren. Aan de ene kant staat dan de gereformeerde systematische theologie, geïllustreerd door Karl Barth. Aan de andere kant een post-kritische bevrijdingstheologische lijn die geïllustreerd wordt aan de hand van de queer theologie van Marcella Althaus-Reid. We hebben een dag besteed aan het bekijken van Barth en een dag aan het bekijken van Althaus-Reid en queer theologie. Op de laatste dag proberen we te zien of de manieren waarop ik ze probeer samen te brengen, werken of niet. Wat deze cursus ook interessant maakt is dat er mensen met heel verschillende achtergronden aan deelnemen. Sommigen hebben al veel ervaring met de ene gesprekspartner, terwijl anderen juist meer weten over de andere richting. Iedereen wordt zo op verschillende manieren uitgedaagd. Ik was onder de indruk van de manier waarop de studenten van de nascholing hun ervaringen deelden en met elkaar reflecteerden over de vraag hoe theologie te bedrijven in verschillende soorten ‘ministeriële’ praktijken.

 

In de inleiding van uw boek schrijft u dat we ‘altijd al bezig zijn met theologie’. Kunt u uitleggen wat u daarmee bedoelt?

Voor mij is het zinvol om onderscheid te maken tussen expliciete en impliciete manieren van theologie bedrijven en deze manieren dan vervolgens weer te vergelijken met theologie als professie. Impliciet zijn we de hele tijd bezig met theologie, alleen al door de manier waarop we praten, bewegen en in de wereld staan. We gaan altijd al op één of andere manier uit van een bepaalde samenhang tussen onszelf, de wereld en God, die we ook expliciet theologisch zouden kunnen duiden.

Soms proberen we daar bewuster mee bezig te zijn en denken we na over zingevingsvragen, zoals waar we God al dan niet in ons leven zien, hoe we voor elkaar opkomen, en proberen we onze omgang met elkaar te duiden in religieuze taal. Ik zou zeggen dat deze dingen onder expliciete theologie vallen, ook als het niet door professionele theologen gedaan wordt.

Het wordt professionele of beroepstheologie wanneer mensen institutioneel tijd en energie hebben gereserveerd om dergelijke reflecties op een meer intentionele, systematische en duurzame manier te ondernemen. Als ze dit doen, doen ze het hopelijk op een meer reflectieve manier en op een manier die beter geïnformeerd is en meer aandacht schenkt aan hoe ze dit goed kunnen doen. Niet dat het dan theologischer is, maar hopelijk wel meer reflectief theologisch.

 

Je zou dus kunnen zeggen dat predikanten in opleiding moeten leren om de impliciete theologie explicieter te maken?

Ja, en ik denk dat je door het expliciet te maken ook de kans krijgt om het op een andere manier te onderzoeken, erover na te denken en het dan zo mogelijk aan te passen. Om theologieën te bevragen over hun aannames. Doen we dit goed? Moeten we daar iets aan veranderen om beter recht te doen aan wie God is en aan hoe de wereld werkt? Dat soort dingen is gemakkelijker te doen als je het expliciteert.

 

Uw boek After Method heeft een behoorlijke academische discussie op gang gebracht. Wat zijn de belangrijkste punten waarop mensen reageren?

Ik heb veel reacties gekregen van mensen, vooral van mijn generatie en jonger, die verrast zijn door, of zich kunnen vinden in, mijn manier om een traditioneel systematisch theologisch gesprek te combineren met een recenter en vaak kritischer queer theologisch gesprek. Voor sommigen is dat verwarrend, voor anderen is dat spannend.

Er zijn mensen die systematisch theologisch geschoold zijn maar ook proberen om serieus te nemen wat in de constructieve theologie gebeurt. Zij doen dat echter vaak op de aan hen overgeleverde voorwaarden voor theologie. Er is dus al een soort filter aanwezig waarin geselecteerd wordt wat voor hen doorgaat als goede theologie. Constructieve theologen zeggen dan: heel aardig van jullie, maar de feitelijke kritiek die we hebben komt zo nooit tot zijn recht. Wat ik bedoel is dat er altijd grenzen zijn aan wat binnen een bepaald systeem voor theologie doorgaat. Aan de constructieve en queer theologische kant zijn er veel mensen die steeds verder vervreemd raken van systematische theologie en het helemaal achter zich laten – wat volgens mij vaak heel terecht is. Persoonlijk heb ik het gevoel dat er veel te winnen valt door te blijven putten uit de wijsheid van de systematische traditie. Daarom probeer ik in mijn boek die beide posities met elkaar in gesprek te laten gaan.

 

Is er nog iets dat u zou willen meegeven aan de studenten en voorgangers hier in Nederland?

Als eerste zou ik zeggen dat ik niet genoeg weet over de studenten hier om zomaar advies te geven. Maar er is één ding waarin ik mensen altijd zou willen aanmoedigen en dat is om de theologie te zien als een probleemoplossende inspanning. Je doet aan theologie omdat je puzzels en problemen probeert op te lossen. Soms is het probleem conceptueel, soms is het probleem pastoraal, soms is het probleem logistiek. Meestal is het echter gelaagd en doen we er goed aan om meer dan alleen conceptuele of alleen pastorale factoren in aanmerking te nemen. Mijn aanmoediging zou zijn om steeds na te denken over wát het probleem is dat je probeert op te lossen en op welke dingen je daarbij moet letten. Dan kan theologische reflectie een geweldige bron zijn voor de kerk en voor de wereld.

 

Jordi van Kleeff

 

Jordi van Kleeff volgt de predikantsmaster aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU)

In de Waagschaal, nr. 5, 3 mei 2025