Her-talen
‘De discussie is geopend!’ Dat zinnetje uit het voorwoord van Het liefste lied van overzee (I) daagt je uit. De discussie waar Sytze de Vries, vertaler en her-taler van hymns uit de Angelsaksische traditie op doelt, is de vraag of ook in deze vertaalde hymns, vandaag gezongen, niet (te)veel doorklinkt van het Engelse imperium-denken van de 19e eeuw. ‘Zoals op een slecht schoongeveegd schoolbord de oude teksten door de nieuw geschrevene heen blijven gluren’. De beeldende vergelijking die Sytze de Vries hier maakt heeft niet alleen betrekking op de vraag naar de wijze van vertalen c.q. her-talen, maar ook op de manier waarop je als hoorder of zanger deze liederen verstaat. Over dat laatste wil ik hier een paar opmerkingen maken.
Muziek en tekst
Om te beginnen: het gaat om liederen, dus om tekst én muziek. Een kerkelijke liedtekst is iets anders dan een beargumenteerd theologische betoog of een kerkelijk credo. Maar door de poëtische vorm en de bijbehorende muziek kan het lied een gedragen, existentiële belijdenis worden. En daarbij, als samenzang, ook een sterk bindende factor, waarbij een bepaalde vervoering zich van de zangers meester maakt en waarin, in elk geval op dat moment, elke theologische discussie wordt overstegen. Ook de discussie met jezelf over de geloofwaardigheid van wat je zingt. Nu is de discussie waar Sytze de Vries op doelt echter een andere, namelijk: Hoeveel historisch-bepalende factoren zijn (ver)draagbaar in liedteksten uit een vroegere tijd? In dit geval uit de periode van ‘Britannia rule the waves!’ Zelf geeft De Vries al aan dat hij de vrijheid heeft genomen teksten minder martiaal, minder triomfalistisch, minder barok te vertalen. En theologisch: ‘Christus minder als een machtsfiguur en God niet als kosmisch manager’. Daarmee brengt hij de teksten meer ‘op de smaak van vandaag’. Die smaken van vandaag kunnen nogal verschillen. Sytze de Vries verwijdert zich met zijn hertaling toch niet al te ver van de oorspronkelijke tekst. Bij de hertaling die Jan Rot maakt van Bach’s Mattheuspassie is dat veel meer het geval. Maar voor beiden geldt: de muziek is onaangetast. Bach deed iets soortgelijks door de muziek van een cantate met een wereldse tekst over te nemen in een cantate met een religieuze tekst. Daar zag hij geen been in, omdat voor hem alle goede muziek ‘zur Ehre Gottes’ was.
Overtuigingskracht
Het is aan alle liedkunst eigen om door de muziek een bepaalde tekst een nieuwe zeggingskracht te geven. Waardoor de tekst voor de hoorder meer geloofwaardig wordt. Of die tekst dan ook een uitdrukking wordt van het eigen geloof van de hoorder is een andere kwestie. De geloofwaardigheid van het gepresenteerde schept niet zonder meer het geloof van de hoorder. Hoe zit dat nu bij de hymns uit de Anglicaanse traditie? Sytze de Vries heeft hier beslist een punt. Het imposante en imperiale is daar nooit ver weg, niet in de tekst en niet in de melodie. Ik kan dat punt wellicht nog wat pregnanter (en problematischer) uitdrukken: het onderscheid tussen het water van de waves en het doopwater is soms maar moeilijk te maken. Dat geldt ook voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods en de uitbreiding van het Britse empire. En ook de stap van dit leven naar de hemelse zaligheid is nooit heel groot. De zingende heiligen dáár en de zingende gemeente hier vormen regelmatig één groot koor. Je zou kunnen zeggen: het gaat in de hymns dus om de universaliteit van het heil, wereldwijd en over de doodsgrens heen reikend. En in die eschatologische bewoordingen is dat, los van nationale ambities, toch ook een legitieme theologische gedachte?
Andere tijden – andere beleving
Het is duidelijk dat we inmiddels bij de wereldwijde 19e-eeuwse uitbreiding van de westerse cultuur evenveel (zo niet meer) vraagtekens hebben als uitroeptekens. Dat maakt dat we in elk geval ook kritischer staan tegenover de originele teksten van veel Anglicaanse hymns. Een hertaling als die van Sytze de Vries is dan ook zeer welkom. De kritische (dat wil zeggen onderscheidende) noot bij de originele teksten is wat mij betreft het abstraheren van de empirische vreugde die men in 19e eeuw had, in de overtuiging dat het eschaton zich in concreto al ging aandienen. Dat eschaton is het waard geloofd en bezongen te worden, ook met de ‘kathedrale klankkast’ (De Vries) van de geëigende melodieën. Daarbij kan – op enige afstand – evenzeer de huidige mondiale samenleving in beeld blijven. Alleen de identificatie met onze veroveringsdrift is er uit. En daar kunnen de kerk en de wereld alleen maar beter van worden.
Wat betreft de liederen uit Het liefste lied van overzee is Sytze de Vries spaarzaam geweest in zijn keuze voor hymns waarin Engeland, al dan niet met het imperium, expliciet wordt genoemd. En waar dat eerste het geval is, zoals in het bekende ‘Jerusalem’, op muziek van Hubert Parry, geeft De Vries een fraaie hertaling die door iedereen meegezongen kan worden omdat hij daarin, veel nadrukkelijker dan in de Engelse strijdbare tekst het geval is, de Paulinische woorden gebruikt over ‘de wapenrusting Gods’ (Het liefste lied I, 49). Ter vergelijking de teksten van het tweede couplet:
Bring me my bow of burning gold: De wapenrusting voor die strijd
Bring me my arrows of desire: is het geloof, dat mij bewaart,
Bring me my spear: O clouds unfold! het pantser der gerechtigheid,
Bring me my chariot of fire! de Geest van God als vurig zwaard.
I will not cease from mental fight Met vrede is mijn voet geschoeid.
Nor shall my sword sleep in my hand, Ik zoek, ook door het donker dal,
Till we have build Jerusalem naar groene weiden onvermoeid,
In England’s green and pleasant land. waar God zelf bij ons wonen zal.
Nog een mooi voorbeeld van dit, wat ik nu maar kort door de bocht noem ‘theologisch hertalen’, is te vinden in ‘Zing, Noorderland, een lied’ (Het liefste lied II, 63). Daarin gaat de blik vanuit Engeland naar alle vier de windstreken, waarbij de bijbelse boodschap de oude culturen doet verbleken. Maar in de hertaling (hier van het derde couplet) valt het accent juist op een verrassende verlichting:
Lands of the East, awake, Land in de Oost, sta op,
Soon shall your sons be free; uw morgenlicht breekt aan.
The sleep of ages break, Hoe stralend klinkt uw groet,
And rise to liberty. en siert uw lof zijn baan.
On your far hills, long cold and grey, De koning die u hebt verwacht
has dawned the everlasting day. verschijnt in Christus ongedacht.
Nogmaals: muziek en tekst
De thematiek van de relatie muziek en (religieuze) tekst is welhaast onuitputtelijk. Een intrigerend voorbeeld in het kader van (kerk)muziek uit Engeland levert de componist Ralph Vaughan Williams (1872-1958). Eén van de eerste composities waarmee hij destijds zijn naam vestigde was een werk voor koor en orkest, ‘Towards the unknown region’. De tekst betreft een gedicht van de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892), waarin voor dat onbekende land geldt: ‘No map there, no guide; nor voice sounding, nor touch of human hand’. Alle indicatoren voor dat land ontbreken, alleen de abstracta van ruimte en tijd worden door de ziel vervuld. De muziek van Vaughan Williams is bij deze ontkennende woorden onzeker, zoekend door de toonaarden. Maar bij de woorden ‘Then we burst forth, we float in time and space’ klinkt plotseling iets als een koraal en we herkennen in het begin daarvan de eerste vier noten in een dalende kwint waarmee ook het lied ‘For all the Saints’ begint (‘Voor alle heiligen’, Liedboek 727). De melodie van dat lied is óók van Vaughan Williams. Die overeenkomst kan geen toeval zijn. Niet alleen omdat hij beide stukken in dezelfde periode componeerde, rond 1906, maar ook, zo vermoed ik, omdat hij met zijn muziek bij de beide voorgegeven teksten iets soortgelijks wilde uitdrukken. Dat is wel kras, want ‘For all the Saints’ beschrijft in concrete, bijbelse beelden hoe de geloofsstrijd verloopt en hoe de overwinning en de heerlijkheid eruit zien – terwijl ‘Towards the unknown region’ de menselijke aarzeling voor het onbekende benoemt, en de bevrijding van die aarzeling. En toch, bij die twee heel verschillende teksten, dezelfde noten. En in beide gevallen: overtuigend. Zou dat laatste dan toch in de muziek zitten? Op een gegeven moment realiseerde ik me dat de veelzeggende vier noten in de dalende kwint waarmee Vaughan Williams opent, ook de unisono gespeelde slotnoten zijn van de magistrale finale van Bruckners Vijfde symfonie. Toeval? Heeft Vaughan Williams die van Bruckner ‘geleend’? Mocht dat laatste het geval zijn dan heeft hij, wie weet, daarin bij Bruckner hetzelfde gehoord als ik: de verwijzing naar een finale troost in leven en sterven.
Jan Bruin
Ds. J. Bruin is emeritus-predikant (PKN) te Workum
Streamer: Een kerkelijke liedtekst is iets anders dan een beargumenteerd theologische betoog of een kerkelijk credo
Streamer: het gaat in de hymns dus om de universaliteit van het heil, wereldwijd en over de doodsgrens heen reikend
Streamer: De thematiek van de relatie muziek en (religieuze) tekst is welhaast onuitputtelijk
In de Waagschaal, nr. 1, 11 januari 2025