Een balk en een splintertje (Meditatie over Lucas 6:41)

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder,

maar merkt u de balk in uw eigen oog niet op? (Lucas 6: 41)

 

Het is bijzonder moeilijk om over een tekstgedeelte te preken dat noch een verhaal noch één samenhangende gedachtegang weergeeft. Op het leesrooster komt zo’n gedeelte binnenkort voor., Lucas 6:20-49. Het zijn woorden van de Heer gericht tot zijn leerlingen.

Zodra jullie iemand iets wilt leren, of pastoraal wilt begeleiden, neem je een grote verantwoordelijkheid op je. Want alles wat je anderen gegeven zult hebben, hebben ze van jou.

Ben jij blind, dan kan degene die jij verzorgt nooit ziende worden. De verschillende vermaningen aan het adres van de leerlingen wijzen op een onvruchtbare manier van omgaan met anderen en geven impliciet de vermaning: zorg ervoor dat je zelf niet blind bent.

De Heer beoogt werkelijke zielzorg: heilzaam, helend ingrijpen. Die veronderstelt dat wij zien (!) hoe aan ons barmhartigheid bewezen is. Wij werden niet op grond van verdienste of waardigheid geroepen om aan te schuiven aan de tafel van de Heer, en te mogen delen in al het heilzame dat daarin is gelegen.

Wij kunnen deze God niet tot Vader hebben zonder dat zijn wijze van barmhartig-zijn in de omgang met anderen door ons weerspiegeld wordt. Wij kunnen alleen een helpend woord zeggen als we ons naast de ander aan dezelfde afgrond zien staan, bevattelijk voor dezelfde schadelijke invloeden, en aangewezen op dezelfde vergevende, helende, barmhartigheid van God. En alleen zó zullen wij ook echt iets te zeggen en te verzorgen hebben.

Want die zwerende splinter moet uiteindelijk natuurlijk wel uit het oog van de ander. Dat is dikwijls een zaak van voorzichtig verkennen. Ik weet niet bij voorbaat wat helpend is

voor iemand anders. Luisterend, tastend zoek je naar een kans om de bron waaruit de schuld en schade voortkwam dicht te stoppen, en zoek je nieuwe levensbronnen aan te boren. Voor die grote verantwoordelijkheid staan degenen die zich in alle schakeringen van zielzorg begeven. Zodra wij ons met de ander inlaten worden wij op onszelf teruggeworpen: ik ben net als de ander met wie ik te maken heb, aangewezen op een moederlijke barmhartigheid die ons bewezen wordt door de Vader. In die beweging van de ander naar mijzelf, van mijzelf naar God, en van God weer naar de ander, verandert er werkelijk iets bij mij en daardoor ook bij de ander.  

 

Nico van Rijswijk

Predikant te Stede Broec

 

In de Waagschaal, nr. 3, 8 maart 2025