De macht van verbeelding

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)De kracht van de verbeelding wordt hoog aangeslagen. Voor Hans Alma, hoogleraar geestelijke zorg aan de VU, is geestelijke verzorging het stimuleren van iemands verbeeldingskracht. De geestelijk verzorger heet bij haar een ‘verbeeldingsprofessional’.1 Verbeelding, schrijft ze, is ons vermogen om ‘voorstellingen te maken van het goede leven en deze richtinggevend te laten zijn in ons handelen’ (24). Verbeelding laat ‘het gegevene zien in het licht van het mogelijke’ en wel zo dat je in een vastgelopen situatie verder kunt komen (25). Een pastor helpt haar pastorant door hem uit te dagen een nieuw gezichtspunt in te nemen. Iemand kan een existentiële puzzle leggen door erover te schilderen of te schrijven. Mensen bezoeken musea of concerten omdat kunst, zeggen ze, hun ziel aanspreekt en hun zinnen verzet.

Maar wat gebeurt er als de verbeeldingskracht is uitgeput? Er kunnen zich situaties voordoen die alle verbeelding tarten. Droge feiten zetten geoefende levenskunstenaars soms schaakmat. Voor mensen die leven van en in de kunst is dat nauwelijks voorstelbaar. Toch komt het voor. Onlangs schreef dichter Joost Oomen er een roman over, Het paradijs van slapen.2 Het is een sfeervol verhaal over een romantische vriendschap in het Sneek van de jaren ’70 van de vorige eeuw en tegelijk een essay waarin Oomen nadenkt over de waarde van het leven als de verbeelding daarin het laatste woord zou hebben. Zijn conclusie is onverschrokken: als de verbeeldingskracht het hoogste bod van een mens op zinvol leven is, is het einde van de verbeeldingskracht een goede reden om het leven als voltooid te beschouwen. Waar in conventioneler romans kunstenaars die aan het einde van hun verbeelding zijn gekomen meestal voor zelfmoord kiezen, vertwijfeld dat poëzie en realiteit geen gelijke tred meer houden, geeft Oomen het laatste woord aan een euthanasiearts. Tegen de euthanasiewetgeving in helpt deze de hoofdpersoon om, als deze meent in zijn poëtische nadagen te leven, er een eind aan te maken.

 

Verbeeldingskracht verbruikt

Het verhaal van de roman is gauw verteld. Middelpunt is de aantrekkelijke en originele scholiere Saartje Schaap. Zij betovert twee jongens, de dromerige rechtenstudent Gerrit en de getalenteerde drummer Douwe. Douwe verovert haar, Gerrit wordt haar dichter, alles volgens de beste romantische tradities. Gedrieën organiseren ze een soort salonavonden op de kamer van Saartje. Oomen geeft zich veel moeite om Saartje en haar entourage poëtische allure te geven. Saartje is fantasievol en raadselachtig en de ik-figuur, de dichter, is een bron van originele metaforen en treffende omschrijvingen. Aan hun bohémienachtige leven komt een einde als Saartje zwanger raakt.

Zowel Douwe, de verwekker van het ongeboren kind, als Saartje zelf is daar verlegen mee. Na een poos neerslachtig te zijn geweest bezoekt Saartje, bijgestaan door Gerrit, een abortuskliniek. Al spoedig loopt haar relatie met Douwe op de klippen en keert Saartje terug naar haar ouders op Terschelling. Gerrit staakt zijn studie rechten en meldt zich bij de theaterschool.

Het derde bedrijf van het verhaal speelt een jaar of twintig later als Gerrit, inmiddels een bekend toneelregisseur, met zijn gezelschap op Oerol staat, het Terschellinger theaterfestival. In de voorstelling die hij regisseert heeft hij beelden opgenomen die stammen uit zijn tijd met Saartje. Als zij, inmiddels Sarah geheten, naar het stuk komt kijken en hij haar daarna ontmoet, leeft de vroegere idylle op. Toekomst heeft deze hernieuwde kennismaking niet. Sara is getrouwd en zal niet lang daarna aan kanker sterven.

Intussen hebben we in het boek kennis gemaakt met gepensioneerd arts Theo Engel, die zich heeft gespecialiseerd in het toepassen van euthanasie. Deze Engel lijdt aan de zakelijkheid van zijn werk en probeert daar door kleine ingrepen in het voorgeschreven protocol verandering in te brengen. Tegen het einde van het boek komt hij in contact met Gerrit die hem om euthanasie verzoekt. Dit verzoek komt niet voort uit geestelijk of lichamelijk uitzichtloos lijden, maar uit Gerrits idee dat de verbeeldingskracht in zijn leven is verbruikt. De mooiste periode, zijn tijd met Sarah, ligt achter hem. Hij wil met de dood niet wachten tot hij geen andere keuze meer heeft. Er moet nu aan zijn leven een einde komen. Engel gaat op dit verzoek in, ondanks de kans dat hij daarvoor zal worden gestraft.

 

Droom boven realiteit

In conventionele romans die eindigen met de neergang van de hoofdpersoon valt de nadruk op de overmacht van het lot of van de dood. De verbeelding en het geleefde leven gaan samen op en vallen uiteindelijk ten prooi aan het niets. Bij Oomen ligt de zaak anders. Voor zijn hoofdpersoon is het gewone leven zelf al door het niets besmet. Hij moet het helemaal van zijn verbeelding hebben. Als die het aflegt tegen de feiten, ook al veroorzaken die geen ondraaglijk fysiek of psychisch lijden, is het letterlijk ‘einde verhaal’. In een traditionele roman is het leven een korte droom in een lange nacht, een droom die men uit alle macht ten einde wil dromen. Het onthutsende aan het boek van Oomen is, dat de droom niet meer met het leven worstelt. Hij is ijl en artificieel. De dichtertjes uit Sneek verzaken de wereld. Zoals vroeger de bezoekers van romantische salons of nog eerder de leden van gnostische sekten varen ze ten hemel op de lichte wolkenwagen van hun fantasie nog voor hun lichaam op aarde zijn tijd heeft uitgediend.

Oomens verhaal is onder ons nog geen werkelijkheid geworden. De meeste mensen voelen zich verplicht aan de wereld om hen heen en zijn bereid te verdragen wat daarin ongerijmd is. Toch wordt, als ik me niet vergis, de verbeelding als bron van zin en betekenis steeds belangrijker. Veel mensen zoeken de ontknoping van hun leven niet in gesprekken of een bepaalde vorm van boetedoening, maar in het schrijven van een roman of een ‘memoir’. Ook ontmoet ik steeds vaker lieden die van top tot teen gehuld zijn in een feitenvrije theorie of een allesoverheersende hobby. Uit steriele omgangsvormen in winkels en op internet spreekt een sociaalmaatschappelijke smetvrees die ik ook vermoed achter het overdreven gebruik van cosmetica en de algemene voorkeur voor cremeren boven begraven. En dan is het ook nog zo dat bijna iedereen een bubbel bewoont in plaats van dorp of stad. De serene stemming waarin hoofdpersoon Gerrit afscheid van het leven neemt is ons misschien nog vreemd, maar langzamerhand gewennen we ons eraan dat de persoonlijke verbeeldingskracht de grenzen van ons leven bepaalt.

Wie Oomens boek heeft gelezen, blijft achter met de vraag hoe verbeeldingskracht en realiteitszin samen kunnen gaan. Voor Saartje, Gerrit en Douwe is de verbeelding een stolp. Ouders, nageslacht, familie, school, godsdienst, medemensen, cultuur, maatschappelijke en mondiale problemen dringen er niet binnen. Als de idylle wordt verstoord zorgen abortuskliniek en euthanasiearts dat de schade beperkt blijft. Lezers die menen buiten de stolp te leven, zullen zich na lezing van het boek moeten afvragen hoeveel werkelijkheid hun eigen verbeelding toelaat. Immers ook sociaalwetenschappelijke theorieën, psychotherapeutische concepten, vaardigheden op het gebied van communicatie en leiderschap, politieke programma’s en religieuze overtuigingen zijn, hoewel ze een zeker verband houden met de realiteit, werken van de verbeelding. Voor korte of langere tijd zetten zij de werkelijkheid achter matglas. De provocerende vraag die Oomen daarbij stelt, luidt: So what? Als de individuele mens en zijn verhaal ermee gediend zijn, als onze groep ermee is geholpen, als er publiek voor is, waarom zou je dan niet de voorkeur geven aan de droom boven de realiteit? Realiteitszin eist dat ook het tijdgebondene, het afzonderlijke, het lelijke, slechte en onaffe, het irreguliere en oppositionele verdisconteerd worden. Maar waarom? Het maakt de verbeelding onmogelijk genuanceerd en grijs. Breng toch in naam van de orde, de goede sfeer en het wij-gevoel de verbeelding aan de macht!

Bij de hoofdpersonen van Oomen is de verbeelding feitenvrij en zichzelf genoeg. Ze herschept de wereld waarin men geboren wordt tot een gedicht waarin men meent te kunnen wonen en als de werkelijkheid dit gedicht niet meer ondersteunt – des ter erger voor de werkelijkheid. Dit doet denken aan een woord dat ik jongeren weleens hoor gebruiken: manifesteren. Manifesteren is zo zelfverzekerd je wensen en dromen najagen dat ze macht over de realiteit verkrijgen. Gedraag je als een machtig en rijk persoon en je wordt daadwerkelijk machtig en rijk. De meest succesvolle manifesteerders zijn niet degenen die het manifesteren als een truc beschouwen. Het zijn mensen die beweren dat je geloof, de passie waarmee je iets wilt, werkt. Het is niet ondenkbaar dat dit soort gedachten ook leven bij de jongeren die de laatste tijd bij de christelijke kerken aankloppen. Oomens boek legt een vinger bij deze trend en is er wat mij betreft een waarschuwing tegen. Geloof is niet verbeelding. Geloof is niet het ontroerd raken door je eigen fantasie en daarin zo mogelijk de wereld meekrijgen. Geloof is je in Gods naam aan deze wereld toevertrouwen in de hoop dat daar voor jou een woonplaats zal zijn.

 

Udo Doedens

 

 

1 Hans Alma, De kunst van pelgrimeren. De geestelijk verzorger als verbeeldingsprofessional, Eburon Utrecht 2024.

2 Joost Oomen, Het paradijs van slapen of iemand die met bloemen fietst, Querido Amsterdam, 2025.

In de Waagschaal, nr. 6, 31 mei 2025