A.A. van Ruler in de Waagschaal? (II)
Willem Maarten Dekker zoekt naar het superieure in het geloof in God. Hij gebruikt het woord ‘superioriteit’ en dat is hem kwalijk genomen.[1] Maar zijn vragen zijn niet te ontwijken. Ook de vragen naar een Europese christelijke cultuur. Is Europa überhaupt een onderwerp in een theologisch debat?
Theologische aandacht voor Europa (Berkhof en De Knijff)
Het kost mij geen moeite om twee voorbeelden te noemen. Allereerst H. Berkhof in Christelijk geloof in een hoofdstuk over de heiliging van de wereld. Het evangelie is de wereld ingegaan en heeft bepaalde gebieden eeuwenlang de kans gegeven om culturen en structuren te beïnvloeden. Hij wijst op de vroegste signalen die opvallen: zorg voor de armen en zieken en de afwijzing van het goddelijke karakter van de staatsmacht. Geen koning zonder profeet, geen staatsmacht zonder profetische kritiek! Het evangelie blijkt een ongekende spanwijdte te hebben. Berkhof beroept zich o.a. op Jan Romein, Aera van Europa (1954) en K.H. Miskotte Het geesteskenmerk van de europese mens (1949).
Van recentere datum is het laatste boek van H.W. de Knijff. Hij schrijft over secularisatie, wetenschap en christelijk geloof. Maar in de hoofdtitel laat hij Europa nadrukkelijk terugkomen Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging (2013). Bij De Knijff is mooi te zien hoe inzichten van Barth en Van Ruler verdiept en verbreed worden. Dat Van Ruler zich geïnspireerd wist door Barth, is juist door De Knijff vaker onderstreept. De Knijffs vraag is: wat gebeurt er met ons, met Europa, met de techniek, met de economie, met de politiek, als we het centrum van de macht leeg en inhoudsloos laten, onbewoond en uitgestorven. Deze vraag van De Knijff lijkt een echo te zijn van Van Rulers hartstochtelijke oproep in Droom en gestalte. Is het hart, aldus Van Ruler, niet te groot en de existentie te zeer een gapende leegte? En door welke demonen zullen we besprongen worden als we in die leegte volharden? Als een grote liefde is uitgebloeid, gaat het er een poos rustig aan toe, hooguit hier en daar een flirt met religie en spiritualiteit, maar vroeg of laat worden we besprongen door afgoden en demonen. Van Ruler zal dan wijzen op het nationaal-socialisme. Dat is gebeurd met Europa. Pure barbarij. Maar dat komt ervan als de staat en de politiek geen dienares van God meer zijn, maar neutraal niemandsland. Als dan de stormen opsteken, zal het niet volstaan de stormen te bezweren door terug te kruipen in de schulp van de neutraliteit.
De terugtrekkende beweging van Kuitert en De Kruijf
Naar mijn idee is dat in de afgelopen decennia toch wel gebeurd: een terugtrekkende beweging. Er klonk in publicaties een andere toon. Of we konden als kerk de politiek en ethiek met een gerust hart overlaten aan wat iedereen uit zichzelf al weet. Of we deden er beter aan God maar niet ter sprake te brengen in een fatsoenlijk, redelijk en democratisch debat. De eerste optie is met verve geponeerd door H.M. Kuitert: wat voegt christelijke politiek toe aan algemene politieke inzichten? Alzo zijn succesvolle boek Alles is politiek maar politiek is ook niet alles (1985). De algemene ethiek is mans genoeg om zichzelf te redden en te bewijzen. Van Ruler wees met een scherpe analyse in Droom en gestalte al op de gemene gratieleer van Abraham Kuyper, waar de vraag naar God teruggebracht wordt naar de vraag hoe het met ons persoonlijk heil gesteld is. God is belangrijk voor over het graf. In de gemene gratie proberen we zo goed en kwaad de zonde wat binnen de perken te houden. Kuitert voert dat tot in het extreme door.
Van Barthiaanse zijde bracht G.G. de Kruijf in Waakzaam en nuchter (1994) de slogan in omloop ‘dubbel denken’, die nog steeds rondzingt. Zijn stelling luidt dat profetisch spreken van de kerk het maatschappelijk debat doorkruist en verstoort en dat de kerk zich er alleen aan waagt als de loyaliteit van de staat in het geding is. Deze stelling gaf op dat moment wat lucht aan een soms overspannen debat. Maar heeft het de kerk in de afgelopen decennia ook niet in slaap gesust en lui gemaakt? Veilig achter de eigen muren van de kerk. We kunnen alleen een appel op mensen doen als hun overtuiging dat wel of niet toestaat. Er gebeuren altijd ongelukken als in de politiek het heil voor de mensen fanatiek gerealiseerd moet worden. Er is in onze wereld geen zelfverlossing. Absolute heiliging en rechtvaardiging kunnen niet bestaan. We blijven aangewezen op genade en verlossing.
Maar wat gebeurt er met de kerk en de wereld als we er al bij voorbaat vanuit gaan dat de vraag naar God de discussie eerder verlamt en vertroebelt dan helpt? Dat een beroep op God het einde van elk debat zou zijn? Welke gedachte over God zit daar achter? Dat als God sprekend wordt ingevoerd het met een eerlijk en redelijk gesprek gedaan is? Bij Kuitert krijg je de indruk dat het er eigenlijk niet meer toe doet of God nu wel of niet spreekt. Bij De Kruijff doet zich het probleem voor dat in de gemeente waar men zegt in hem te geloven God meer aanwezig is achter de vertrouwde muren, dan in de rauwe werkelijkheid van alledag, waar nuchterheid en bezonnenheid het voor het zeggen moeten hebben. Achter de muren van de kerk schijnt het altijd veiliger te zijn. Buiten de muren van de kerk spreekt God pas als het helemaal uit de hand mocht lopen.
Terug naar Barth en Van Ruler
Dan is het een goed moment om Barth en Van Ruler te laten spreken. Barth die zijn levenswerk samenvat door te zeggen dat in de dialoog tussen God en mensen het woord God onderstreept moet worden. En Van Ruler die de vraag stelt: is God alleen maar aanwezig in het absolute, voor je geboorte en na je dood, en toch altijd maar voorlopig in het hier en nu, in de schepping, in het leven van alle dag, het gewone leven?
Vervolgens nemen Barth en Van Ruler de menswording volstrekt serieus. Dat God zich verenigt met de verloren mens die er niets van bakt. Dat zijn de moed en de kracht van de liefde en de ontferming van God. Daarin openbaart God zich. Men moet geen ontucht bedrijven met het absolute, aldus Van Ruler, alsof God daar alleen in te vinden is.
De Knijffs analyse is aangrijpend. Wie zich verdiept in publicaties van klimaatwetenschappers en klimaatactivisten, herkent het onmiddellijk. Hoe mensen moeten leven in onopgeloste spanningen. Er is ontzettend veel algemene kennis, wetenschappelijk en objectief. En er is een veelvormige, private, vaak willekeurige wereldervaring. Maar die twee vervreemden de mens van de werkelijkheid en maken hem tegelijkertijd onmachtig om de grote problemen van onze wetenschappelijk-technische cultuur op te lossen. Onmacht en vervreemding zijn woorden die in de Knijffs betoog er onmiddellijk uitspringen. Door die vervreemding worden mensen ‘momentmensen’, die het af laten weten als het gaat om hogere en diepere belangen.
Hoe spreken we dan over God, in deze tijd van vervreemding en onmacht? Over God kunnen we niet beschikken. We vinden de waarheid over God altijd in fragmenten. Die waarheid is een begin van kennis en nooit een definitieve slotsom. Wie elk fragment, elke vormgeving, elke gestalte in pure negativiteit afwijst, vergroot eerder de vervreemding en onmacht dan dat hij die doet afnemen. Het is van beslissend belang – dat mag niet over het hoofd gezien worden – dat Barths fundamentele en alles rakende kritiek geenszins betekende dat hij een principieel onkenbare God predikte, en ook niet dat wij, twintigste-eeuwers, de eersten zouden zijn die de ware aard van deze God ontdekten. De diepgravende vraag wie de God van de Bijbel vandaag voor ons is, bleef Barth bezig houden. Die vraag naar wie God is, pakt ons vandaag evenzeer aan. In gesprek met milieu-activisten hoor je vaak de vraag: hoe houd ik het vol, hoe blijf ik gemotiveerd? Hoe voorkom ik dat ik verzuur als mijn inspanning voor een beter milieu niets uit lijkt te halen? De diepgravende vraag wie de God van de Bijbel vandaag voor ons is, pakt ons vandaag evenzeer aan. En hoe zal dat uitpakken als we het weer aandurven deze God ter sprake te brengen!
Evert Westrik
Evert Westrik is emeritus predikant in Boskoop van de Protestantse kerk in Nederland
[1] Zie voor het artikel van Willem Maarten Dekker IdW 52/10 (2023), 4vv. en voor de discussie met Dick Boer IdW 53/1 (2024), 24vv. en 53/2, 31 en Folkert de Jong 53/8, 25vv.
In de Waagschaal, nr. 3, 8 maart 2025