Kerkelijk werkers preken als kerkelijk werkers
gesprek met Rik Gorter
Rik Gorter (59) uit Woerden is bijna acht jaar kerkelijk werker. Momenteel werkt hij in Bergschenhoek, waar hij een predikant naast zich heeft, en in de Tweestromengemeente (Rossum-Heerewaarden-Hurwenen), waar de predikant een jaar geleden met emeritaat is gegaan. Preken doet hij al geruime tijd. Na zijn opleiding aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) heeft hij er de verplichte cursus Homiletische en Liturgische vaardigheden voor gevolgd, de HoLi-cursus. Alleen kerkelijk werkers met een HoLi-diploma komen in aanmerking voor een preekconsent. Zo’n preekconsent is alleen lokaal geldig. Dat geldt ook voor de bevoegdheid om de sacramenten te bedienen die Rik onlangs heeft behaald.
Omdat we in ons blad nadenken over ‘de dienst aan het Woord’ (zie IdW 54.2 en alle daaropvolgende nummers) vraag ik hem hoe het werk van kerkelijk werker bevalt, wat hij vindt van het synodebesluit om de bevoegdheden van predikanten en kerkelijk werkers verregaand gelijk te trekken en hoe hij aankijkt tegen het leiden van diensten en het maken van een preek.
Hoe ben je kerkelijk werker geworden?
Na de middelbare school ben ik gaan werken bij een bank. Daar ben ik van kassier en baliemedewerker doorgegroeid naar het beroep van adviseur. Bij de bank had ik het goed, maar ik miste ook iets. Ik dacht niet meteen aan kerkenwerk, al was ik wel met plezier diaken in mijn kerkelijke gemeente. Toen een ander gemeentelid begon met de opleiding tot kerkelijk werker bij de CHE ben ik naar een open dag gegaan. Daar werd ik enthousiast.
Ik schreef me in voor de richting ‘pastoraal werk’. Je kon ook voor de richting ‘docent’ kiezen, maar ik zag mezelf niet voor de klas staan. Eén dag in de week ging ik naar school en de rest van de week werkte ik voor de kost. Eerst een tijdelijke baan bij het Landelijk Dienstencentrum en later bij het Kerkelijk Bureau in Den Haag, waar ik ook dingen mocht doen voor STEK, de diaconale uitvoeringsorganisatie van protestants Den Haag. Tussen die beide banen in was ik drie maanden werkloos. Dat vond ik heel lastig, maar juist toen ontdekte ik dat de keuze voor pastoraal werk de juiste was. Ik deed een stage in Gouda en door mijn werkloosheid kon ik me daar helemaal op richten. Soms denk ik: het heeft zo moeten zijn.
Ging je in Gouda ook al voor?
In mijn opleiding zat een vak homiletiek bestaande uit zes weken les, tweemaal voorgaan en als examen een proefpreek voor de docent en drie medestudenten. Hoewel het vak zich niet specifiek toespitste op het voorgaan in diensten die aan pastorale functies verbonden zijn, waren mijn eerste diensten een morgengebed en een dienst in het ziekenhuis. Een echte zondagse dienst heb ik voor het eerst geleid in De Oostpoort in Gouda, tijdens mijn stage.
Hoe vind je het om voor te gaan in diensten?
Ik ben meer van de achtergrond en ben nog altijd verbaasd dat ik het durf. Lang twijfelde ik: is het wel goed genoeg? Ik was nooit klaar met mijn preek. Inmiddels is dat anders. En als ik in een dienst ben voorgegaan, is er gelukkig waardering. Als je eenmaal een preekconsent hebt, moet je een supervisor zoeken met wie je af en toe een preek bespreekt. Ik zie mijn supervisor zo’n vijf keer per jaar. Ik ben erg blij met hem. Hij zegt me waar het op staat. Dat is niet altijd leuk, maar ik kan dat wel hebben. Zelf vraagt hij: moeten we er niet eens mee stoppen? Je doet het goed. Maar dat wil ik niet. Ik leer nog steeds bij.
Inmiddels preek je al een heel aantal jaren. Je bent in de praktijk gewoon predikant. Hoe is het om toch steeds een soort voorbehoud bij je predikantschap te moeten maken en in de schaduw te staan van een universitaire predikant?
Ik ga minder vaak voor dan een predikant. In 2024 31 keer, waarvan 7 diensten in een verzorgingshuis. Toch vind ik dat nog veel. Het maken van een preek vind ik, hoe mooi ook, nog steeds een worsteling. Af en toe voelt het alsof ik werk doe waar ik onvoldoende voor geschoold ben. Ik zie dus wel in dat ik op een andere manier voorganger ben dan een predikant.
Op de HoLi-cursus leerde ik iets moois. De docent preekkunde zei: ‘Jullie zijn HBO-theologen, preek dan ook als een HBO-theoloog.’ Dat heeft me geholpen. Ik mag het op mijn manier doen. Een universitair geschoolde predikant heeft waarschijnlijk meer diepgang, als je dat zo kunt noemen. Hij kan de tekst meer uitdiepen dan ik. Maar als je gewoon een goede schriftuitleg kunt geven met een toepassing waar de mensen wat aan hebben, dan is dat toch mooi.
Hoe ga je te werk als je een dienst moet voorbereiden?
Ik heb de vervelende eigenschap dat ik niet lang van tevoren kan beginnen. Er moet wat druk op staan. Tegelijk weet ik ook dat de week voordat ik voorga sowieso een drukke week wordt, omdat veel van het ‘gewone’ werk ook doorgaat. Eerst kijk ik naar het leesrooster. Dan is de tekst alvast een gegeven. Vervolgens lees ik ruim van tevoren de tekst in mijn Bijbel, de Nieuwe Bijbelvertaling. Daarna gebruik ik hulpmiddelen, zoals de Studiebijbel. Ik lees ook de Herziene Statenvertaling of de Naardense Bijbel en soms leg ik daar, heel eerlijk, de Bijbel in Gewone Taal naast.
Op de CHE kregen we wel les in exegese en homiletiek, maar de verbinding daartussen moest je zelf uitvinden, zo heb ik ervaren. Ik maak gebruik van De Bijbel Tekst voor Tekst, een commentaar op alle bijbelboeken en van De eerste dag, een tijdschrift bij het leesrooster. Vaak haal ik er wel een paar ideeën uit, soms kan ik er niet zo veel mee. Daarna bedenk ik: wat wil ik nu vertellen? Daar gaat de bijbeltekst natuurlijk over, maar wat wil ik eruit halen om als boodschap door te geven? Dan ga ik schrijven. Ik heb geleerd dat je een stappenplan moet maken, maar daar ben ik te ongeduldig voor. Er staat ook tijdsdruk op het proces, want ik ben meestal laat. Gelukkig moet ik eerder in de week de liederen al opgeven. Dat helpt mij om een idee te hebben waar de dienst over zal gaan.
En dan ga je typen. Komt er dan altijd een preek van een kwartier uit?
Ik let wel op tijd ja. In de Tweestromengemeente waarderen ze een preek van ongeveer 12 minuten. In Bergschenhoek zijn ze langer gewend, maar veel verder dan 16 minuten kom ik niet. En dat hoeft van mij ook niet. Op de HoLi-cursus leerden we dat de spanningsboog van een gemiddelde kerkganger 8 tot 12 minuten is.
Kies je altijd zowel een tekst uit het Oude als uit het Nieuwe Testament?
Ik kies meestal de nieuwtestamentische tekst van het leesrooster. Daar heb ik vaak meer dan genoeg aan. Mijn supervisor vindt dat geen probleem, maar mijn collega-predikant uit Bergschenhoek wees me er eens op dat teksten elkaar kunnen aanvullen. Ik zie dat wel, maar vaak heb ik het gevoel dat dat ook weer afleidt en dat de boodschap er niet duidelijker door wordt.
Volg je bepaalde theologen of zijn er spirituele schrijvers waar je preken een beetje bij in de buurt moeten komen?
Nee, die heb ik niet. Dat kreeg ik op de opleiding ook niet mee. Ik maak deel uit van een clubje voor kerkelijk werkers die voorgaan. Het is drie jaar geleden opgericht door de classispredikant van Utrecht. Driemaal per jaar komen we bij elkaar. Daar zeggen ze ook: volg eens een theoloog die aanspreekt. Dat brengt je veel. Ik hoor dat, schrijf het op en denk: dat zou geweldig zijn, maar het komt er nog niet van.
Kerkelijk werkers doen steeds meer het werk dat voorheen predikanten deden. Jij ook. In Bergschenhoek is het nog ouderwets. Daar werk je naast een predikant, maar hier in Rossum ben jij nu de predikant en het is nog lang niet zeker of hier ooit een universitaire predikant terug zal komen. Hoe bevalt dat?
Sinds het vertrek van de predikant is er voor mij weinig veranderd. Ik ga nog even vaak voor, al zijn de feestdagen en de bijzondere diensten erbij gekomen. Ik voel me hier niet dé predikant, met mijn 16 uur in de week. De Tweestromengemeente is ook geen complexe gemeente. Wat niet betekent dat ze dat niet zomaar zou kunnen worden. Maar voorlopig zie ik mezelf hier als iemand die graag mee op wil lopen. Ze mogen altijd een beroep op mij doen, maar ik ga bijvoorbeeld niet bij op bezoek bij de basisschool en organiseer ook het St. Maartensfeest niet. Daar heb ik de uren niet voor.
Dat ligt dan aan je aanstelling, maar qua opleiding zou je al die taken toch kunnen doen?
Zeker. Een kerkelijk werker zou dat heel goed kunnen doen.
Word jij al pastor genoemd?
In Bergschenhoek heeft de predikant in de kerkenraad voorgesteld mij pastor te noemen. Als ik mezelf moet voorstellen dan noem ik mezelf meestal pastoraal werker. In Rossum hebben ze het ook wel over de pastor. Ik vind het een prachtig woord, maar het gaat erom wie je bent. Het liefst ben ik gewoon Rik. Oudere mensen zeggen vaak dominee. Soms laat je het zo en als het in een groter verband wordt gezegd, dan zeg ik: dat is teveel eer, ik ben geen dominee.
Je bent dus het liefst kerkelijk werker. Ervaar je meer druk nu het in de kerk, door tekorten aan geld en arbeid en door fusies moeilijker wordt om je vertrouwde taak te blijven doen?
Zelf ervaar ik die toegenomen druk nog niet zo. Of het moet zijn dat ik meer word gebeld om voor te gaan. Ik zei al: de Tweestromengemeente is niet complex. De complexiteit neemt nog verder af door de vergrijzing en het kleiner wordende ledenbestand. Het enige wat na het emeritaat van mijn collega veranderd is, is dat ik meer moet overleggen. Dat gaat ten koste van het pastoraat.
Werk je liever in een teamverband of alleen?
Qua collega’s is het best een eenzaam beroep. In Bergschenhoek zie ik mijn collega eens in de drie weken. In Rossum werk ik graag samen met mijn collega uit Kerkdriel. Ik kan bij mijn collega’s terecht als ik ergens mee zou zitten, maar dat kan ik ook bij mijn supervisor. Fijn dus om samen te overleggen en plannen te maken, maar het overgrote deel van de week werk ik zelfstandig. Daar voel ik mij prettig bij.
Ik vind het punt van het statusverschil tussen predikant en kerkelijk werker ingewikkeld. Zou het ooit uit de wereld geholpen kunnen worden?
Er wordt door kerkenraden en gemeenten inderdaad heel anders aangekeken tegen een dominee dan tegen een kerkelijk werker. Dat merk je vooral als er een predikant wordt beroepen. Daar hangt iets omheen, wat bij de aanstelling van een kerkelijk werker ontbreekt. Het is de collega predikant van harte gegund. Maar verschil is er zeker ja.
Het besef is nog niet doorgedrongen dat de dominee de domineedingen en de kerkelijk werker de kerkelijkwerkerdingen doet, op gelijkwaardige wijze. Het patroon is dat de kerkelijk werker aanvullend is bij de predikant.
Misschien verandert dat nu pastor en predikant als twee gelijkwaardige ambten naast elkaar worden gezet. Inhoudelijk blijft er een verschil, maar op het punt van de waardering is verbetering mogelijk.
Vind je dat jouw werk door de landelijke kerk voldoende ondersteund wordt?
De laatste jaren is er veel aandacht gekomen voor de kerkelijk werkers, ook op het gebied van de rechtszekerheid. Zo’n initiatief van de classispredikant om een cursus over preken op te zetten vind ik geweldig. Van collega kerkelijk werkers hoor ik soms over vervelende situaties, maar zelf ben ik daar gelukkig nog nooit tegenaan gelopen.
Hebben sommige gemeenten niet ook een voorkeur voor een kerkelijk werker boven een predikant?
Misschien omdat een kerkelijk werker goedkoper is. Als een kerkelijk werker pastor kan worden en de bevoegdheden van een predikant krijgt, zullen minder complexe gemeenten voor een pastor kiezen. Zeker als die naast zijn HBO-opleiding nog wat aanvullende cursussen krijgt op het gebied van het leiden van diensten.
Het onderscheid complex / niet complex vind ik goed. Zelf zou ik weinig vreugde beleven aan het leiden van een complexe gemeente. Ik vraag me ook af of ik dat zou kunnen. Dat heeft vooral te maken met mijn persoonlijkheid. De HBO-studie geeft je genoeg mee om een gemeente te leiden.
Udo Doedens
In de Waagschaal, nr. 7, 28 juni 2025