De bijbels-theoloog als praktisch theoloog

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)De redactionele uitnodiging om het debat aan te gaan over het ‘praktisch ontheologische’ versus het ‘wezenlijk theologische’ rondom de hedendaagse preekpraktijk, neem ik graag aan. De kritische toon over het ‘ontheologische’ lees ik terug in een aantal artikelen rond dat onderwerp in het maart-nummer van dit blad (IdW 54/3). Wanneer daarin de term ‘praktische theologie’ verwijst naar een preek-methodiek die, netjes gezegd, een moderne communicatietheorie volgt of, iets minder netjes, de techniek aanleert van een verkooppraatje voor antiquiteiten, dan kan ik de kritische opmerkingen over ‘on-theologisch’ goed volgen en delen. Maar is dat alles wat er over de verhouding van bijbelse theologie en praktische theologie is te zeggen? Of zegt het meer iets over de huidige stand van zaken in kerk en theologie? Zo ja, dan is het de vraag waard of er ook op een andere manier gesproken kan worden over de relatie bijbelse- en praktische theologie. Sterker nog: Hoeveel praktische theologie zit er mogelijk al in bijbelse theologie?

 

Om met die laatste vraag te beginnen: Van Nieuwpoort geeft, wellicht onbedoeld, in zijn bijdrage juist van die samenhang twee fraaie voorbeelden. Allereerst meldt hij dat Breukelmans woorden: ‘Jíj hebt niets te zeggen, maar er wil iets gezegd wórden’, hem wekelijks begeleiden bij de preekvoorbereiding. Nu is ‘begeleiding’ van bepaalde woorden nog geen methodiek, maar dat ‘wekelijks’ wijst wel in die richting. Daarbij: Breukelmans woorden reiken ons ook een bepaalde (principiële) uitgangspositie aan. Dat is de houding van ‘een bedelaar bij de grondtekst’. Bij het beeld van de bedelaar komt mij in dit verband (en dan als citaat ontleend aan Luther) Miskotte’s Zur biblischen Hermeneutiek in gedachten. Maar bij Miskotte staat dat beeld van de bedelaar voor ons mensen als de armen van geest. En dat is toch net iets anders dan wat Van Nieuwpoort voor ogen staat, die de preker als bedelaar expliciet bij de grondtekst wil zien zitten.

Om op dat laatste nader (en praktisch) in te gaan: het lijkt mij eerlijk gezegd dat een theoloog met grondige kennis van de grondtalen zich daar wel kan voordoen als bedelaar met lege handen, maar dat die bedelaar, beeldend gesproken, intussen toch een flink kapitaal op de bank heeft staan. De bedelaar kan dat kapitaal aanspreken voor het geval er even niets in zijn of haar lege handen valt. En wanneer hem of haar wel een gift ten deel valt, zal hij of zij dat ook weer dankbaar toevoegen aan dat ervarings-kapitaal. Hoe dan ook: voor de grondtaal-bedelaar zit er toch inventiviteit en/of groei in het vermogen, vanwege de mentale verrijking van de bedelaar. Die is tegen z’n pensioenleeftijd niet meer helemaal dezelfde als in z’n jonge jaren. En dan kun wel zeggen dat je elke week weer met lege handen staat, maar achter die lege handen zit toch de gegroeide en veranderde levens- en geloofservaring. Kortom: er is geen theologie (bijbels noch praktisch) denkbaar zonder biografie. En waarom zouden wij dat bij ‘grote theologen’ bewonderen en vervolgens bij onszelf, als prekers, miskennen? In mijn herinnering was het nota bene Breukelman zelf die ons aanmoedigde om als theoloog niet te bescheiden te zijn, en tegen bekende theologen te zeggen: ‘schuif even een stukje op, dan kom ik naast je zitten’. (Wat betreft Breukelman en het beeld van de bedelaar: in diezelfde herinnering gedroeg Breukelman zich op zijn studiezaterdagen ook niet direct als taalkundige bedelaar. Uit zijn koffer(s) kwam dan eerst een stapel boeken, en in zijn spreken formuleerde hij regelmatig een zin waarin Nederlandse, Hebreeuwse, Griekse en Duitse woorden elkaar probleemloos opvolgden. Alhoewel op dat moment geen preker, was hij als spreker toch eerder taalvirtuoos dan bedelaar. Maar dit terzijde.)

 

Het tweede voorbeeld van praktische theologie in het artikel van Van Nieuwpoort zit aan het slot. Hij pleit daar voor een herwaardering van de bijbelverhalen ‘als verhalen’. Daar komt ineens het woordje ‘als’ om de hoek kijken. Anders dan de logische formule ‘A is B’ is er de hermeneutische formule ‘A als B’. De logica mag (en wil) afzien van de persoonlijke impact op de onderzoeker (in kerkelijke termen: de VDM, de verkondiger, de ‘aanzegger’) maar de hermeneutiek kan dat niet. In de ‘logica van het leven’ telt ook het perspectief van de beschouwer. En in feite komt Van Nieuwpoort daar ook terecht, als hij stelt dat door het verstaan van bijbelverhalen ‘als verhalen’ de perspectiefwisseling plaatsvindt: ‘Dan is de uittocht uit Mitsraïm onze uittocht’. Anders dan het exegetisch overbruggen van een historische tijdskloof tussen ons en Abraham, treedt er een geestelijke horizonversmelting op tussen Abraham en ons: we ontdekken dat we hetzelfde perspectief hebben. Juist in die horizonversmelting zijn bijbelse theologie en praktische theologie elkaars aanvulling, en soms zelfs elkaars invulling. Je kunt de twee soorten theologie met wetenschappelijke precisie scherp tegenover elkaar zetten, zodat ze van twee verschillende methodieken in twee vijandige methodieken veranderen. Maar je kunt hun onderlinge verhouding ook, iets minder heftig, benoemen als twee taalvelden van ons mens-zijn. Zoals we als mens ook rustig in twee taalvelden wandelen wanneer we vanuit het ene (logische) perspectief zeggen: ‘de aarde draait om haar as’, maar even vrolijk vanuit ons andere (biologische) perspectief blijven zeggen: ‘de zon gaat onder’. De kunst is dan om niet ‘met twee monden’ te spreken, maar om met één mond twee talen te spreken.

Het laatstgenoemde voorbeeld brengt mij bij een laatste opmerking. Vanuit de logica van de wenteling van de aarde zijn we, technisch gesproken, inmiddels een eind in de ruimte opgeschoten, de ruimte ‘waarin ik God niet tegenkom’. Maar van waaruit ik wel, met behulp van satellieten, mijn GPS op aarde kan aflezen. Maar met enig inzicht in de aardse zonsondergangen en zonshoogtemetingen kun je ook, nog steeds, met behulp van sextant en chronometer, je weg vinden over oceanen en continenten. Juist op deze aarde dus. Waar, gaandeweg, horizonversmelting kan plaatsvinden tussen mensen. Niet alleen ruimtelijk, maar ook door de tijden heen. En waar in zingen en bidden en, o wonder, ook in preken, zelfs horizonversmelting kan plaatsvinden tussen God en mens.

 

Jan Bruin

In de Waagschaal, nr. 5, 3 mei 2025