Voorbij de ‘verbinding’

logoIdW

“Leest u de artikelen in dit nieuwe nummer en laat van u horen als ze u te denken en te spreken geven”.  Die aanmoediging van de redactie alsmede het artikel van Udo Doedens met de titel ‘Alles komt goed?!’ (In de Waagschaal, maart jl.) geven mij de vrijmoedigheid enkele overwegingen aan te bieden over een woord dat in het kerkelijke jargon populair is geworden, namelijk het woord ‘verbinding’. Dat woord wordt nogal eens gebruikt in de formulering ‘verbonden met God en met elkaar’ om de essentie van het gemeente- en kerkzijn aan te duiden.  Nog even afgezien van de beoogde inhoud en de kwaliteit van die ‘verbinding’ is het veelvuldig gebruik er van opvallend.

Ooit was binnen de kerk het bijbelse begrip ‘verbond’ een centraal begrip – met alle theologische implicaties en discussies van dien. Dat woord ‘verbond’ duidde niet op een algemeen begrip, maar op de specifieke relatie van God met zijn volk, zijn gemeente, zijn schepping. Met de algemene term ‘verbinding’ laten we die theologische implicaties (en complicaties) eenvoudig achter ons. En dat niet alleen: we noemen ook in één adem ‘God en elkaar’ waar we mee verbonden (moeten) zijn.

Nu is in de loop van de geschiedenis dat menselijke  verbonden zijn ‘met elkaar’, individueel en groepsgewijs, voortdurend aan verandering onderhevig.  In de afgelopen halve eeuw hebben we het patroon van een cultureel verzuilde samenleving, dat gepaard ging met de maatschappelijk georganiseerde indeling van arbeiders en ondernemers,  zien veranderen in een samenleving waarin de culturele verzuiling verschrompelde,   evenals de politieke profilering van arbeiders en ondernemers.  Zowel in het veld van de cultuur als in dat van de arbeid werd een individuele positionering dominant.  In de sfeer van dat laatste kwam, zo’n kwart eeuw geleden, het woord ‘netwerken’ in zwang. Dat woord had zowel een werkwoordelijke als een naamwoordelijke betekenis.  Iets later kreeg dat ‘netwerken’ z’n  elektronische vertaling in de vorm van de ‘social media’.

Dat in het gebruik van dat laatste een sterke ambivalentie waarneembaar is moge duidelijk zijn. Aanduidenderwijs: in positieve zin is er sprake van een informatievoorziening die wereldwijd zinvol kan zijn (autocratische regimes zijn er als de dood voor) . Maar aan de andere kant pakt de gedachte om voortdurend ‘connected’ te moeten zijn soms desastreus uit: het aantal verkeersongelukken vanwege mediagebruik van weggebruikers is onrustbarend toegenomen.  De openheid van het internet biedt mogelijkheden tot efficiënte bedrijfsvoering, maar ook tot grootschalig ontregelen van  voor de veiligheid noodzakelijke regelsystemen.

Alleen al deze ambivalentie in het alledaagse gebruik van het woord ‘verbinding’ zou de kerk voorzichtig, zo niet: kritisch moeten maken bij het  gebruik van dat woord. Maar helaas is dat niet het geval. In de corona-pandemie was ‘verbinding’ een veel  gebezigde term.  Met daaraan verbonden (!) positieve woorden als ‘hoop’ en ’vertrouwen’. En bij het uitbreken van de oorlog in de Oekraine was het nauwelijks anders: het positieve beeld dat de kerk van zichzelf schetste was  vooral dat van een plaats waar we onze gevoelens kunnen delen; gevoelens van verdriet, wanhoop en verbijstering.  En zowel in corona-tijd als tijdens de oorlog in de Oekraine ging dat gepaard met (de oproep tot) concrete daden van hulpverlening.

Het waren allemaal loffelijke initiatieven en intenties. En toch miste ik iets.  Waar bleef het (zelf-)kritische geluid?  De overheersende teneur was die van ‘gelovige hoop voor menselijke verslagenheid’. Maar waar bleef de bijbelse woede over goddeloosheid?   Het was me wat waard geweest als tijdens de gebedsdienst in de Utrechtse Domkerk de scriba van de PKN de laatste verzen van Psalm 139 had gelezen.  De geliefde beginverzen van die Psalm komen tegemoet aan onze behoefte aan ‘verbinding’.  Maar aan het slot verbreekt David allerlei verbindingen: ‘O God, dat Gij de goddelozen ombracht!’. Zo’n  eeuw geleden riep ds. A.H. de Hartog in een (radio-)kerkdienst over de bakker en de schenker uit: “Heer, hang alle bakkers op!”. Dat werd hem door het bakkersgilde niet in dank afgenomen, maar de exclamatie was wel in lijn met dat slot van Psalm 139.  Weliswaar bedaart David aan het eind van die Psalm ook wel weer (net als Den Hartog destijds), maar de afkeer van wie zich daadwerkelijk van Gods geboden en beloften  afkeert heeft dan wel het volle pond gekregen.

‘Scheiding’.

Zou het tijd worden om in de kerk ook weer eens aandacht te besteden aan – eveneens ‘gewone’, maar minder populaire – woorden als ‘scheiden’ en ‘oordeel’?  Of vinden we dat kerkelijk niet opportuun?

Van Noordmans is de aan Genesis 1 ontleende korte formule ‘scheppen is scheiden’. Soms ben ik geneigd die formulering ook om te draaien: ‘scheiden is scheppen’. In elk geval is ‘scheiden’  zoveel als ruimte scheppen. En dat is soms al heel wat.  Relationele problemen ontstaan niet per definitie omdat mensen te ver van elkaar verwijderd zijn ( dat is de veronderstelling bij de nadruk op ‘verbinding’), maar  die problemen  ontstaan wellicht even vaak doordat mensen te dicht op elkaar zitten – realiter, virtueel of in hun eigen verbeelding –  en daardoor op een verkeerde manier met elkaar verbonden zijn.

Ook bij een begrip als ‘analyseren’ gaat het toch om het uiteen-leggen van complexe fenomenen?  Waarom is de kerk daar vaak zo beducht voor?  Omdat het leidt tot legitimering van verschillende componenten binnen één fenomeen?

En tenslotte nog een theologisch begrip: ‘het (laatste) oordeel’.  In de beelden van het laatste gericht is er sprake van een scheiding van schapen en bokken.   In de gelijkenis die dat uitbeeldt is dat dreigende beeld voor ‘later’ echter een leermiddel voor de praktijk van nu:  herkennen we de Heer in de armen en de zieken?

Samenvattend: mijn moeite met de populariteit van het woord ‘verbinding’ berust dus op een daarin meekomende onderwaardering  van een tegengesteld proces, i.c.  het scheiden, analyseren, oordelen.   En om te eindigen met een variatie op de slotzin  van het bovengenoemde artikel van Udo Doedens:  als we dat tegengestelde proces overslaan komt het níet goed.

Jan Bruin, emeritus-predikant te Workum

In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 5. 30 april 2022