Readiness en ”Ik weet het niet”
‘Ook wie het niet weet mag het zeggen’, schreef Maarten Willem Dekker in zijn redactioneel in de laatste In de Waagschaal. Vlak daarvoor: ‘Moet er niet meer geschreven worden over de oorlog in Oekraïne, in Gaza, de studentenprotesten en de Europese verkiezingen?’ Kortom, meer duiding van wat er om ons heen gebeurt?
Uitgesproken meningen zijn niet van de lucht. Vóór of tegen Israël, vóór of tegen de Palestijnen, voor of tegen wapenleveranties aan Oekraïne en ga zo maar door. Meningen is trouwens iets heel anders dan duidingen. Maar wie is in een sfeer van ‘wie niet voor ons is, is tegen ons’ in staat om een beetje heilzame afstand in te nemen en verstandige dingen te zeggen?
Ondertussen kan ‘niet weten’ natuurlijk een teken zijn van gebrekkig geïnformeerd zijn, van niet competent zijn om goede inschattingen te maken, zelfs van ‘natuurlijke domheid’ (wat overigens een groter gevaar is dan ‘kunstmatige intelligentie’ – maar dat terzijde.) Echter: ‘niet weten’ kan ook een deugd zijn, het opschorten van een definitief oordeel, jezelf de ruimte geven om dingen nog eens tegen het licht te houden, of een teken van bescheidenheid omdat je beseft dat je niet over alle informatie beschikt of dat je opvattingen gekleurd zijn. En ‘niet weten’ kan ook nog eens een harde overtuiging zijn: omdat de dilemma’s onoplosbaar zijn, er zo veel ‘gelijk’ of rechtmatigheid zit aan posities, maar dan van beide kanten. Of zelfs omdat wij moeten erkennen dat we ook in deze dingen als in een wazige spiegel kijken, en op de raadsels van het kwaad stuiten dat onze goede wereld telkens weer aantast. Niet weten vertaalt zich dan in een diepe verzuchting of in een kyrie-gebed: we leggen het neer voor de voeten van de Heer. Dat maakt altijd mildere mensen van ons, dan wanneer we fanatiek ons eigen gelijk proclameren.
Ingewikkelder nog dan iets te zeggen over de huidige conflicten is het nadenken over de toekomstige oorlog waar Nederland zich op voorbereidt. Misschien ontgaat het sommigen van ons, maar die voorbereidingen zijn in volle gang. Het Defensiebudget gaat met sprongen omhoog, (inmiddels ex-)minister Ollongren pleitte onlangs voor de invoering van een oorlogseconomie, waarin dus financiële en andere keuzes kunnen worden afgedwongen ten gunste van Defensie, en de krijgsmacht concentreert zich sinds kort op de verdediging van het territorium van het Koninkrijk der Nederlanden en zijn bondgenoten als hoofdtaak; tot voor kort was de bevordering van de internationale rechtsorde de hoofdtaak. In dát kader stonden de missies van de laatste decennia – met alle gedachten over belangen en bijbedoelingen die je daarbij kon hebben. Maar nu is het parool bij Defensie: readiness. Voorbereid zijn op een oorlog, en natuurlijk wordt daarbij gedacht aan een scenario waarbij Rusland de grenzen van de NAVO overschrijdt en die hele NAVO (en wij dus ook – denk aan artikel 5) met Rusland in oorlog raakt. Het is nog lang niet zeker dat het zal gebeuren, maar de gevolgen zullen groot zijn. En dit scenario werpt zijn schaduw al lang vooruit: met forse presentie van de krijgsmacht aan de oostflank van het NAVO-grondgebied, met het verdedigen en beschermen van cruciale infrastructuur, van de energievoorziening, van datakabels op de zeebodem, en met andere inspanningen gericht op cyber security en vast nog veel meer.
Wat ik er van moet denken weet ik niet. Daar heb je het weer. Misschien is die voorbereiding nodig en verdedigbaar. Misschien ontkomen we niet aan ‘readiness-concepten’ op allerlei gebied. Maar in hoeverre werkt het als een selffulfilling prophecy? In hoeverre worden we blind ergens ingezogen? Wie gaat hier helpen om te duiden? Wat is hier de rol van kerk en theologie? Wederom – en dat baart mij zorgen – ik weet het niet.
Gedurende mijn 23 jaar werkzaamheid als protestants geestelijk verzorger bij Defensie (2000-2023) heeft mijn zendende kerk, de PKN, wel geprobeerd om wat pastorale aandacht te geven aan mijn collega’s en mij. Maar het oude deputaatschap Oorlog en Vrede bestond al lang niet meer. Na het einde van de Koude Oorlog was dat niet meer nodig, begreep ik. Toch voel ik vele oude en nieuwe vragen opkomen, en die gaan lang niet allemaal over de legitimiteit van verdediging tegen Rusland en van wapenleveranties aan Oekraïne. Stel dat die nieuwe oorlog in Europa uitbreekt. Hoe voorkomen we dan religieus geïnspireerde euforie in het ten strijde trekken tegen ‘de vijand’ zoals ten tijde van de eerste wereldoorlog? Moet je, zoals ‘mijn‘ voormalige collega’s in de meidagen van 1940 deden, de verdediging van het vaderland opnieuw als een heilige plicht zien? Hoe kun je blijven vasthouden aan de gedachte dat de krijgsmacht ook dan een ‘noodzakelijk kwaad’ in een onverloste wereld is? Maar ook: hoe bezinnen we ons op de manier waarop de strijd tegen moderne westerse waarden vanuit Moskou veel weerklank vindt in delen van christelijk Nederland? En als de dienstplicht weer zou worden ingevoerd, welke rol zouden de kerken als ‘vrijplaats’ in de samenleving kunnen spelen als daarmee ook het gewetensbezwaar weer een issue wordt? Tenslotte: als er dagelijks tientallen of honderden doden op een slagveld vallen – daar is ook de krijgsmacht niet op voorbereid – en zulke aantallen lichamen terugkomen, welke rol gaan dan de kerken spelen en hoe rusten we elkaar daarvoor toe? Bij de MH17 was de rol van de kerken bij het herdenken en bij rituelen marginaal, behoudens op lokaal niveau. Nederland bleek een diep geseculariseerd land te zijn. Zonder te stellen – en laat staan te hopen – dat de kerken weer vol lopen als het oorlog wordt; er kunnen situaties ontstaan waarin juist weer van de kerken en de theologie duiding, maar ook het creëren van rust en bezinning wordt verwacht. Welk bewustzijn van kerkelijke en theologische ‘readiness’ vraagt dat van ons? Ik weet het ‘nog’ niet. Ik ben benieuwd of anderen een vermoeden hebben. Ik denk graag mee.
Ids Smedema
Ds. I.J. Smedema is PKN-predikant en emeritus krijgsmachtpredikant
Streamer 1: Niet weten vertaalt zich dan in een diepe verzuchting of in een kyrie-gebed
Streamer 2: Hoe kun je blijven vasthouden aan de gedachte dat de krijgsmacht ook dan een ‘noodzakelijk kwaad’ in een onverloste wereld is?
In de Waagschaal, nr. 10, 12 oktober 2024